Toen Europees president Herman Van Rompuy enkele maanden geleden het boek ‘Geluk. The World of Happiness’ als nieuwjaarsgeschenk aan een hele resem wereldleiders bezorgde, werd daar wat meewarig over gedaan. Het imago van Van Rompuy zal de indruk van een erg zachtmoedig gebaar in de harde wereld van de internationale politiek ongetwijfeld versterkt hebben. Toch is het op de agenda zetten van een moeilijk te vatten concept als ‘geluk’ allesbehalve ongepast, laat staan overbodig.
Een recent onderzoek van de universiteit van Cambridge naar het geluk van de Europeanen – ‘Flourishing Across Europe’ – toonde aan dat slechts 18 procent van de Belgen zichzelf als gelukkig beschouwt. Dat is bitter weinig, zeker vergeleken met de Deense 40 procent. Ook betreurenswaardig is dat elk jaar 1.100 Vlamingen zelfmoord plegen. Verhoudingsgewijs scoort in Europa enkel Finland slechter. Onze maatschappij levert blijkbaar geen gelukkige mensen op. De aan de UGent verbonden psycholoog Paul Verhaeghe duidde tijdens zijn speech voor het stakingsdebat ‘We Strike Back’ vorige maand het neoliberalisme aan als het probleem. Het neoliberalisme is volgens hem de enige dimensie die onze maatschappij bepaalt; het is een gif dat het slechtste in ons naar boven haalt. Volgens de neoliberale ideologie wordt de mens gezien als manager van zichzelf en concurrent van de ander, een ideologie die door het competentieonderwijs ondertussen werd geïmplementeerd. Dat in Vlaanderen jaarlijks vijfduizend studenten psychologische hulp zoeken, bevestigt Verhaeghes visie. Faalangst, stress en depressies komen onder studenten steeds vaker voor. Eind december nog, met de examens en de winter voor de deur, berichtten de Vlaamse media uitvoerig over twee studenten die uit het leven stapten. Hoewel wij hun redenen niet kennen, moeten hun keuzes toch tot nadenken stemmen. Reflectie is ook wat Herman Van Rompuy beoogde toen hij zijn geluksboek – niet toevallig geschreven door voormalig leerkracht en Klasse-bezieler Leo Bormans – cadeau deed.
Van wereldleiders naar Vlaamse studenten en terug, het lijkt misschien vergezocht, maar dat is het niet. De hervorming van het Europese hoger onderwijs naar de flexibele bachelor-masterstructuur heeft als gevolg dat heel wat studenten een geïndividualiseerd traject volgen. Zoals de term al doet vermoeden, maken studenten zo steeds vaker niet dan wel deel uit van een groep. Deze vaststelling moeten beleidsmakers meenemen wanneer zij willen dat universiteiten in de toekomst meer dan competentiefabrieken zijn.
In zijn beleidsverklaring uit 2009 die rector Verschoren naar aanleiding van de rectorverkiezingen heropviste, staat dat de universiteit “psychosociale ondersteuning van de student als persoon volgens zijn eigen omstandigheden en problemen” moet aanbieden. Die voorzieningen zijn inderdaad broodnodig, maar ze voorkomen depressie, stress en faalangst niet. Werken aan een warm, inclusief verhaal doet dat wel. Een begin van dat verhaal is het actief betrekken van studenten bij de werking van de universiteit. Jammer genoeg, zo blijkt uit de artikels op de volgende pagina’s, heeft de universiteit op dat vlak nog werk voor de boeg.