Reinhilde Decleir: Beschermvrouwe in het hart van Antwerpen

‘In deze vreemde wereld moeten wij er allemaal iets voor doen om er door te geraken’
03/10/2015
🖋: 

Vlak naast het OCMW en enkele meters van de voormalige Studio Herman Teirlinck, waar Reinhilde Decleir ooit lesgaf aan jonge toekomstige acteurs en theatermakers, zwaait Decleir nu al enkele jaren zelf de scepter bij Tutti Fratelli. Een sociaal-artistiek huis waar zij theater maakt dat de harten beroert, samen met de sociaal kwetsbare groepen van de samenleving. Jongeren, ouderen en een variatie aan achtergronden en verhalen vormen de Fratelli waar Reinhilde zich als zorgzame maar strenge moeder over ontfermt. De artistiek leidster en regisseuse heeft hart voor de zaak en gelukkig voor dwars ook de woorden om het kracht bij te zetten. 

"Het was al in 2000 dat ik door het Antwerps Platform Generatie Armen (APGA) werd gevraagd of ik niet eens een theaterproject met kansarmen wou begeleiden in de Bourla. Daarop heb ik eerst lang nee geantwoord. Sommige mensen studeren om theater te maken of willen als amateurs gaan spelen. Zij kiezen daar zelf voor, maar hier kwam het initiatief van de begeleiders. Die mensen zelf hebben daar helemaal geen zin in, dacht ik toen. Waarom APGA mij daar per se voor moest hebben, wist ik ook niet. En eerlijk gezegd, begrijp ik dat nog steeds niet. Maar goed, één vrouw bij APGA liet mij maar niet los. Op den duur werd het een beetje vervelend en heb ik uiteindelijk ja gezegd (lacht). Vervolgens vond de ontmoeting plaats met de eerste groep deelnemers. Plots zaten zij daar voor mijn neus. Dat was een spannende en vreemde confrontatie natuurlijk, voor beide zijden. Ik vergeet nooit meer het eerste gesprek met een lichtelijk dronken man met één tand. Je weet dat armoede bestaat, maar nu ken ik daar ondertussen wel meer van. Ineens geconfronteerd worden met mensen in dergelijke situaties en zien hoe zij werkelijk leven, vond ik erg aangrijpend. Tegen die groep rare snuiters zei ik: "Oké, als jullie theater willen maken met mij, dan gaan we dat doen zoals ik dat ergens anders doe en dat begint met discipline. Op tijd komen, niet gedronken hebben, tekst kennen. Voor de rest gaan we creëren, hè!"

 

"De voorstelling Men zegge het voort - Noordpijn was het eerste project in de Bourla. We gingen daar maar voor één keer spelen, maar die zaal liep meteen vol! De eerste keer was dat allemaal met vrienden en familie van de spelers. Onder hen een groep verkeersleiders en wachtposten die in regenfrakskes en met bordjes zo de zaal binnen kwamen gewandeld. Veel gewoon volk, niet het normale Bourlapubliek. En al die mensen waren aangedaan. Er werd onwaarschijnlijk gelachen, maar er werden ook tranen gelaten. Dankzij dat succes werd ik steeds weer teruggevraagd. De groep was ondertussen ook al wat groter geworden en Josse de Pauw, destijds de directeur van het Toneelhuis, stelde voor om eens Shakespeare te brengen. Oei oei, dacht ik eerst. Maar Shakespeare vond ik toch ook wel heel plezant. Het oeuvre van Shakespeare werd vaak bewerkt, maar ik heb een goede vertaling gekozen die de rijke taal van de toneelschrijver eer aandoet. Dat is wonder boven wonder ook heel goed gelukt. Vervolgens wou Josse er ook dansers en acteurs tussen zetten. Koppig als ik toen al was, heb ik nee gezegd. Onze mensen spelen de hoofdrol, de anderen mogen figureren en eens een brief komen voorbrengen. Uiteindelijk ben ik heel trots dat het ook zo is gegaan. Dat is zo gebleven tot Guy Cassiers een aanta jaren later bij het Toneelhuis kwam, toen was er helaas geen plaats meer voor ons."

 

Ijdel als ik was dacht ik: Antwerpen moet weten dat wij bestaan

 

'Voilà, dacht ik, dat heb ik dan toch meegemaakt in mijn leven. Daar kan ik later nog eens iets over vertellen. Maar dat bleek het einde nog niet te zijn. De mensen begonnen te bellen met de vraag of we nog iets zouden maken. Maar zonder ruimte en geld sta je nergens, dus hebben we de koppen bij elkaar gestoken en Tutti Fratelli opgericht. We hadden bijna niks, geen frank. Zelf was ik ook aan de dop. Maar ijdel als ik was, dacht ik: wij richten nu Tutti Fratelli op, dan wil ik na één jaar dat Antwerpen weet dat wij bestaan. We zijn begonnen met de Drie Stuivers Opera, een wonderlijk stuk. Eerder had ik daar al eens geld voor gevraagd om het op te voeren in de Studio samen met mensen van de straat. Toen is dat helaas niet gelukt, maar nu kwam dat idee weer naar boven. Vervolgens heb ik zangcoach Steve Dugradin erbij gehaald en Florejan Verschueren voor de muzikale begeleiding. Het is een opera voor de gewone mens, het gewone volk, dan mag de zang ook wel eens schuren. Dat is zelfs heel mooi bij momenten. Wat echt te vals werd, hebben we er natuurlijk tussenuit gehaald. De muziek kon het geheel ook een beetje optrekken. Onprofessionele spelers hebben een bepaalde charme, maar muzikanten die niet goed kunnen spelen, spelen gewoon vals. Zo kwam de eerste productie onder de naam Tutti Fratelli tot stand en het was ook meteen een succes. De baas van de Roma vroeg direct om een herneming. Antwerpen had ons gezien en plots stond Tutti Fratelli in de schijnwerpers. Zo zijn wij in één jaar tijd enorm gegroeid. Die start was nog voor ik zelf een beetje bekendheid kreeg met Van Vlees en bloed, iets waar ik ook heel trots op ben. Want ik ga eerlijk zeggen, als je wat bekender bent, dan kan je gemakkelijker ergens binnen geraken. Dat kwam voor Tutti Fratelli natuurlijk goed uit en het was ook voor een goede zaak.'

 

"Onze voorstellingen waren van begin af aan succesvol. En dat steekt de mensen de ogen uit. Steeds meer mensen melden zich aan om mee te doen, de groep wordt nu zelfs te groot. Er komen soms ook spelers van de betere, kleinere middenstand. Op acteervlak zijn dat absoluut niet de besten. Een beetje zoals amateurs, die weten het dikwijls beter. Maar eigenlijk weten ze dat heel dikwijls niet (lacht). Ze liggen goed in de groep, maar ik laat hen steeds minder snel toe. Het is ondertussen een gemengde groep, maar de meeste spelers komen nog wel via instellingen bij ons terecht. Dat is ook de kracht: we zijn een diverse groep van mensen die om de één of andere reden verloren lopen in de wereld. De verhalen die je hier soms hoort zijn schrijnend. Theater maken met mensen in dergelijke situaties zegt volgens mij al veel over het sociaal-artistieke doel van Tutti Fratelli. Bij de voorstellinen vertrekken we niet van die diverse achtergronden, maar vaak sluipen ze er wel in. Zo'n theaterstuk, dat gaat natuurlijk altijd al over iets. Ten Huwelijk, bijvoorbeeld, ging over een zwarte vrouw die getrouwd is met een blanke man. Zij zien elkaar doodgraag, maar op het huwelijksfeest komen langzamerhand alle vooroordelen naar boven. Waarom het meisje met een blanke trouwt? Om aan papieren en kindergeld te geraken. Het is cliché, maar de hypocrisie van de wereld komt daar wel in naar voren. Zo ben ik van het repertoire gaan houden, van de vertalingen en de analyse. Wat doet dat met u? Hoe kijken wij? En wat heeft dat met ons te maken? Dat is een veel intelligentere weg voor ons om theater te maken."

 

Het mag wel eens over iets anders gaan dan over F.C. De Kampioenen

 

"Als naoorlogs kind heb ik zelf ook thuis armoede gekend. Een verschil met de spelers van Tutti Fratelli is dat mijn ouders vrij cultureel geïnteresseerd waren. Daar heb ik onwaarschijnlijk veel geluk mee gehad, in tegenstelling tot veel mensen die ik hier ontmoet. Mijn vader was een autodidact, een fantastische man. Als oudste thuis moest hij vanaf jonge leeftijd gaan werken, maar hij wou de politiek in en dus heeft hij aan zelfstudie gedaan. Mijn moeder kwam uit de betere middenstand, maar toen is ze met mijn vader getrouwd en die had niks. Mijn vader las op zondag voor en maakte poppen voor ons en speelde poppenkast. Als kinderen zaten we ook altijd in de bibliotheek. Zo zijn wij opgegroeid. Mijn ouders vonden het ook heel belangrijk dat hun kinderen gingen studeren. Dat sloeg een beetje tegen doordat de oudste zoon naar het theater wou. Later waren ze er natuurlijk heel trots op, maar in het begin vonden ze dat niets voor ons, hoewel ze wel theaterminded waren. Van huis uit hebben ik en mijn broers en zussen dus wel een bagage meegekregen. Veel van de kansarmen waar ik nu mee werk hebben dat niet."

 

Reinhilde Decleir (© Elise Geuens)
Reinhilde Decleir (© Elise Geuens)

 

"Dat probleem vind ik bijna schrijnender dan die financiële armoede. Ouders die zelf niet hebben gestudeerd en het besef niet hebben dat het moet of kan. De kinderen nemen vervolgens die mentaliteit over. Het is heel moeilijk om dat probleem te doorbreken. Hier bij Tutti Fratelli leren de mensen de inhoud te lezen, eens een ander boek of een gazet vast te pakken, samen te spreken, ook buiten het theater. Het mag wel eens over iets ander gaan dan over F.C. De Kampioenen. Dat is eigenlijk wat wij doen, dat proberen te doorbreken. Ook uitspraken als "ik kan dat niet" proberen we om te draaien. In het begin was dat zinnetje continu te horen, maar het gebeurt nog steeds. Ik word er soms zot van. Je kan dat wél! In deze wereld moeten we er allemaal iets voor doen om daar door te geraken. Ik ben ook niet rijk, ik zit ook met problemen. Misschien heb ik ondertussen wat meer geld, omdat ik wat naam heb. Maar ik ben nu ook nog voor mijn pensioen aan het sparen. Iedereen moet iets doen om te overleven. Probeer eens stil te staan bij die stroom vluchtelingen. Daar zitten waarschijnlijk muzikanten tussen en schrijvers, ingenieurs of dokters. Daar wordt gewoon openbaar over gezegd dat ze hard mogen worden aangepakt. Ja, ze mogen ze zelfs in de cel steken. Dat geloof je toch niet? Wij zitten hier ook met een jongen die gevlucht is. Wat die heeft meegemaakt, je gelooft het niet. En die spirit, toen hij mij dat verhaal kwam vertellen. Twee minuten daarvoor zag ik hem nog aan tafel zitten met alle jonge mensen, lachend en pratend. Wat een vriendelijke jongen, dacht ik nog, en dat heb ik hem gezegd. "Ik kan hier toch niet altijd triestig zitten," zei hij, "want dan kan ik niet meer leven." Hij is echt een schoolvoorbeeld van hoe je als mens met zulke dingen moet omgaan. Die van Antwerpen kunnen al eens klagend binnenkomen. "Ik heb dit meegemaakt en dat ..." Daar zit natuurlijk ook wel waarheid in, maar ik klop dat klagen er toch een beetje uit. Ik zou het soms bijna willen omdraaien en tegen die jongen zeggen dat hij eens wat meer mag klagen."

 

Bij spelen legt u heel uw ziel bloot. Anders is het schooltoneel, verschrikkelijk lelijk en oninteressant

 

"Er zijn heel veel elementen binnen het theater die ook van pas komen buiten op straat. Je bent meer gewapend tegen die o zo boze wereld. Dat is echt zo. Ik ben eigenlijk zo blij dat ik een theateropleiding heb gehad en dat ik nu vaardigheden en kennis kan doorgeven. Ik denk dat ik daar ook een wijzer mens van word, die pretentie heb ik wel. En wat ik mooi vind aan de groep: iedereen blijft altijd met twee voeten op de grond staan. Niemand die rare kapsones krijgt. Als de tv komt wil iedereen wel in beeld komen. Dat is menselijk. Maar dat blijft hier wel gewoon en ze mogen zich tegelijkertijd terecht trots voelen. Zij staan te spelen, ik zit in de zaal. Zij staan daar, dus zij moeten dat doen.

 

De lat wordt hoog gelegd, ik probeer het ver te schoppen en je ziet hoe dat loont. We werken echt met heel weinig middelen, alle begeleiders doen dat voor een bescheiden loon, maar we zorgen dat het er altijd goed uitziet. Voor het spel doe ik dat zelf ook. Spel vind ik nog altijd het moeilijkste trouwens. Ik ga bijvoorbeeld niet met klemtonen werken, nee, je moet zeggen wat de tekst wil zeggen. Die muziek moeten zij zelf maken, dat is spelen en dat is veel vrijer. Ik kan hen coachen en daarbij helpen, maar het moet van hen zelf komen. Tijdens het spelen van theater leg je heel je ziel bloot, dan ben je goed bezig, dan ben je vertrokken. Anders is het schooltoneel, verschrikkelijk lelijk en oninteressant.

 

Ik hoop dat Tutti Fratelli nog lang blijft voortbestaan en ik het zelf nog een tijd vol hou, want ik begin nu toch een dagje ouder te worden en moet wat meer rusten. Ik hoop dat ik mensen vind die dit kunnen verderzetten. Dat gaat niet makkelijk zijn. Er zijn veel mensen die dat kunnen, maar je moet het ook willen. Eigenlijk kan ik dat nog niet goed onder woorden brengen. Wat ik wel nog wil zeggen is dit: als ik niet aan mezelf denk, wie zal er dan aan mij denken? Als ik alleen maar aan mezelf denk, waarom besta ik dan? En dat blijft zo totdat ik het kerkeputteke zie."

 

 

Naast Reinhilde Decleir en haar artistieke ploeg staat Tutti Fratelli vooral voor de grote groep mensen en de verscheidenheid die het huis zo bijzonder maakt. Spelers en begeleiders komen enkele dagen per week samen voor de repetities die altijd wordt vooraf gegaan met een gezamelijke warme maaltijd. Het Tutti Fratelli-huis vormt een echte thuis in de Antwerpse binnenstad. Sinds de oprichting van Tutti Fratelli in 2007 zijn er veel spelers gebleven, maar ook veel nieuwe mensen bijgekomen. Ann Van Den Eynde is één van de Fratelli's.

 

Ann Van Den Eynde (© Elise Geuens)Hoe bent u bij Tutti Fratelli terecht gekomen?

Ik deed vrijwilligerswerk in de Bourlaschouwburg en daar was een verrassingsfeest toen Reinhilde 65 jaar werd. Mijn zus vertelde mij dat Reinhilde het artistiek-sociaal theater Tutti Fratelli leidde en ik dacht: "Dit is iets leuks om aan mee te werken." Zelf ben ik al een hele periode psychisch invalide. Ik heb een psychosestructuur en voorheen bleef ik in de tussenperiodes altijd werken, heb ik voor opvoedster gestudeerd en een dansopleiding gevolgd.

 

Zo ben ik wel altijd tijdelijk actief geweest, maar toen werken niet meer ging deed ik buiten acteren bij de Bourla eigenlijk niet veel. Zodoende ben ik met Reinhilde gaan praten. Dat was een heel fijn gesprek, al was ik wel wat nerveus. Na het gesprek was er  een hele periode voor de repetities begonnen en zat ik echt in spanning te wachten op een telefoontje om mee te kunnen doen. Dat heb ik dan uiteindelijk ook gekregen.

 

Wat betekent Tutti Fratelli voor u?

Sinds ik met Tutti Fratelli bezig ben, na een jaar vooral heel veel in bed te liggen, voor mijn tv te hangen en nauwelijks iets te doen, ben ik weer volledig opengebloeid. Tutti Fratelli betekent soms ook stress, maar het is een leuke vorm van stress. Het geeft heel veel voldoening en geluk aan je leven. Je leert hier vanalles, we hebben een zangcoach en we leren ook hoe we moeten acteren met hulp van professionele acteurs. In het begin mogen we altijd een beetje improviseren, maar Reinhilde regisseert met harde hand, dat is ook wel nodig met zo’n grote groep en een verscheidenheid aan mensen. Het is prettig om met iedereen samen te werken. Er zijn mensen die nog werken, mensen die hier nog niet zo lang zijn en het Nederlands nog niet goed beheersen, mensen die dakloos zijn geweest. Het is een beetje een allegaartje. Maar ik denk dat wij wel een hechte groep zijn.

 

Wat was voor u het hoogtepunt tijdens deze twee jaar dat u bij Tutti Fratelli zit?

De voorstellingen zelf en op het podium staan. Achteraf voel je je echt opgeladen. Je kan heel moe zijn, zeker na de derde voorstelling. Maar als dat voorbij is ben je echt helemaal energiek. Het leukste vond ik het optreden op de Mechelsepleinfeesten. Daar moesten we in de zomer een paar liedjes zingen en zo kwamen we eens heel dicht in contact met de mensen. Want als je in een zaal speelt, zie je eigenlijk niets van het publiek. Nu zag je de mensen en de uitdrukkingen op hun gezichten. Je zag dat ze ervan genoten. We kregen dan ook heel veel positieve reacties. Mijn broer bijvoorbeeld verwachtte er in eerste instantie maar weinig van. Hij kreeg er dan toch een andere kijk op en uiteindelijk was hij er helemaal vol van.