Opmerkelijke oproep van spring-in’t-veld Marcel Vanthilt aan zijn teerbeminde collega-BV’s in september 2010 om niet meer met het weekblad Dag Allemaal te praten. Niet enkel de veelvuldige inbreuken op zijn eigen privacy werden hem te veel, ook de verzinsels en halve waarheden van de roddeljournalistiek en de nefaste impact hiervan op het privéleven van alle betrokkenen kwamen hem de strot uit. Het clubje bekende Vlamingen dat de ontsporing van de huichelachtige onthullingsjournalistiek aanklaagt groeit met de dag.
Onafhankelijke bijdrage van Maarten Inghels en Grag Ionita
OPENHARTIG EN EERLIJK
Oprichter en bedenker van Dag Allemaal, Guido Van Liefferinge, riep in een opmerkelijk opiniestuk (Apache, 8 november 2010) op om de rem te zetten op de tabloidisering van de populaire bladen: “De onverantwoorde en losgeslagen media creëren een samenleving van nijd, afgunst en lafheid, van graaiers en van samenzweerders en verklikkers, van opportunisten, cynici en verbitterden die acteren in een publiek lynchspektakel dat in onze moderne, digitale en zogezegd hoogbeschaafde wereld barbaars is.”
Het recept voor dergelijke tabloidjournalistiek is eenvoudig: men neemt een paar feiten, draait die in een smakeloze saus van kwaadwillige insinuaties, legt foute verbanden en men doorspekt dit alles met opvallend (doch onbeduidend) beeldmateriaal. Gepresenteerd in een schreeuwerige lay-out is de hapklare brok sensationeel nieuws klaar voor een hongerig publiek dat slechts vermaakt wil worden. Licht verteerbaar leedvermaak of rauwe, ranzige roddels als tussendoortje? De roddelbladen stillen uw honger naar privéweetjes.
De technieken die daarbij gehanteerd worden bevatten bovendien een opvallend dwingend karakter. Wanneer informatie vanuit directe bron niet bruikbaar genoeg blijkt, kan door middel van een breed scala aan laag-bij-de-grondse middelen nieuwe informatie gewonnen worden. Allerlei kanalen zoals familie, vrienden, buren en kennissen worden aangewend om hun versie van de feiten te geven, alsof deze vermeende verwantschap de bijdrage legitimeert. De vakpers schuwt daarbij enige moeite om druk te gebruiken niet.
Juridisch gesproken bevindt deze riooljournalistiek zich natuurlijk op dubieus domein. De wetgever maakt namelijk een onderscheid tussen de rechten van een publiek figuur en die van een privéfiguur. Waar houdt een publiek figuur op te bestaan en wordt deze een particulier persoon, en weer omgekeerd? Dat pakweg Wendy Van Wanten tijdens haar carrière meermaals een inkijkje in haar persoonlijke bestaan heeft gegeven, heeft voor de roddelmedia alvast het licht blijvend op groen gezet.
Bovendien rijzen er ernstige vragen bij de gehanteerde deontologische codes van deze roddelbladen. De Code van de Raad voor de Journalistiek bepaalt over de privacy van individuen (regel 23): “De journalist respecteert het privéleven van personen en tast het niet verder aan dan noodzakelijk in het maatschappelijk belang van de berichtgeving.” Indien de sensatiepers het dan toch nodig vindt om over privépersonen te berichten, waar ligt dan de grens van het maatschappelijke belang?
SCHOKKENDE ONTHULLING
In het Vlaamse roddellandschap is zonder twijfel het meest frappante en grensoverschrijdende voorbeeld hiervan de zaak Leterme. Volgens Story heeft ontslagnemend premier Yves Leterme van september 2009 tot augustus 2010 een buitenechtelijke relatie gehad. De maatschappelijke relevantie, volgens hoofdredacteur Frederik De Swaef, schuilt in het bezoedelen van de ambtswoning en het misbruiken van zijn positie om zijn maîtresse aan een baan bij de FOD Buitenlandse Zaken te helpen. “Het feit dat Leterme zijn minnares aan een job hielp, heeft ons doen beslissen het verhaal openbaar te maken”, aldus goedhartige geheimenonthuller De Swaef tegen een krant van De Persgroep (Het Laatste Nieuws, 21 juni 2011). Een beetje vreemd, vermits de vrouw in kwestie die job nooit heeft gekregen.
In een uitzending van Het Nieuws (22 juni 2011) verheldert De Swaef de gehanteerde logica: aangezien Leterme tot tweemaal toe “zijn privéleven op internet gesmeten heeft via Twitter”, is voortaan zijn volledige privéleven openbaar en wordt het achterhouden van informatie bijgevolg “schuldig verzuim”. Maar Frederik De Swaef lijkt een eerder interview te zijn vergeten, toen hij in de periode van zijn aanstelling als hoofdredacteur, in een uitzending van Reyers Laat (11 januari 2011), beweerde dat Story nooit een geheime affaire bekend zou maken zonder toestemming van de betrokkenen. “Dat doen wij niet”, stelt hij duidelijk. Herdefinieerde De Swaef ironie, of was het hypocrisie?
Van alle zwakke rotsmoezen om deze pseudo-journalistieke nonsens af te drukken, is het benadrukken van de maatschappelijke relevantie wel ongeveer de slechtste. Ook de andere argumenten om het verhaal Leterme te brengen zijn opvallend flauw: de politieke inmenging en beïnvloeding is nauwelijks of niet te veroordelen. Bovendien is het ook allemaal niet erg duidelijk wat Leterme effectief gedaan heeft om zijn bijslaap aan een vast inkomen te helpen. Waar is dan de zogezegde noodzaak van het grote verhaal naartoe? Ons lijkt het eerder een verfoeilijk stuk, erg gefocust op sappige weetjes om de eigen oplage te verhogen. Wij vinden dit geen journalistiek. We beschouwen het eerder als literaire non-fictie: volstrekte verzinsels met een zeker waarheidsgehalte.
Opvallend is dat de uitgevers, hoofdredacteurs en riooljournalisten de enige bevolkingsgroep zijn die aan deze terreur van dergelijke volslagen verzinsels ontsnappen. Ondanks de veelvoudige kritiek en opiniestukken lijkt deze vuilnisbakkenjournalistiek onvermurwbaar. Indien een bekende Vlaming gekozen heeft om een deel van zijn of haar privéleven openbaar te maken, zien Story-Sifferschoothond De Swaef en Dag Allemaal-bimbo Beyers (Ilse Beyers is hoodredacteur van Dag Allemaal, nvdr.) er geen graten in om zelfs het spinrag onder het bed van de belaagde te exploiteren onder het mom van de journalistiek. De mensen die deze teams leiden, die als een bende straathonden in het emotionele vuilnis van anderen snuffelen, blijven vaak zelf opvallend afwezig in het publieke discours.
De Swaef beweert nochtans dat zijn generatie jonge journalisten “ethisch conservatiever” is dan de vorige, maar weinigen stellen hier vragen bij. Dat na een storm in een glas water de zaak Leterme werd geklasseerd, duidt de algemene malaise in de kritiek tegenover dergelijke praktijken binnen het journalistieke milieu. Wij hebben een polemisch debat over dit soort vuilnisjournalistiek gemist. De Nederlandse roddeljournalist Jan Dijkgraaf ging voor het eenmalige roddelblad Binnenhof bewust over de schreef door in het vuilnis van politici te snuffelen, waarbij vertrouwelijke informatie werd gevonden. Het studentenblad Propria Cures gaf hem een koekje van eigen deeg, iets wat ze eerder al bij Harry Mulisch gedaan hadden, ook door zijn vuilnis te publiceren. Zou De Swaef het leuk vinden als mensen gaan graven in zijn persoonlijke levenssfeer en informatie uit zijn vuilniszak zouden halen? De Swaef betrad nadrukkelijk de publieke arena, maar het werd ons duidelijk dat kritische bedenkingen achterwege bleven. Aangezien deontologie De Swaef vreemd is, zien wij ons genoodzaakt om hem wat thuisonderwijs te geven met een methode die hem wel erg bekend in de oren zal klinken.
EEN VRIEND AAN HUIS
Tenslotte is Frederik De Swaef toch zelf een beetje een publiek persoon, die in het verleden geregeld zelf de openbaarheid opzocht en feiten uit zijn privéleven naar buiten bracht. Er zijn voldoende publicaties te vinden waarin hij vertelt over zijn vrije tijd, zijn Erasmusjaar in Freiburg, de inrichting van zijn vroegere kot, zijn jeugdige verliefdheid op Sigrid Spruyt, het auto-ongelukje met zijn Mazda Bonzaï en zijn professionele ambities, waarbij hij duidelijk stelt: “Ik wou altijd roddeljournalist worden.” We hoeven ons niet eens tot de Witte Gids te wenden: een eenvoudige zoekopdracht in good old Google leidt tot zijn website waar adres en telefoonnummer keurig vermeld staan, alsof privacy iets van een vorige generatie is. De suggestie De Swaef te boeken voor “amusante” lezingen over “zijn werk bij Story” of “BV’s in de politiek”, waarbij hij roddels over bekende Vlamingen verkoopt als zoete broodjes, houden we alvast in overweging voor een volgend project. Op de website van Ivago, de stedelijke ophaaldienst van Gent, staat het tijdstip van afvalophaling netjes aangegeven in de ophaalkalender. We tikken het adres in van de immer sympathieke De Swaef en vinden meteen het antwoord op onze prangende levensvragen: zijn huisvuil en dat van andere inwoners van sector V47 wordt op donderdagvoormiddag opgehaald.
Woensdagavond is dus het moment waarop we de moraal aan de kant schuiven. Je hoeft geen duurbetaalde privédetective te zijn om te ontdekken waar Vlaanderens meest eerzuchtige hoofdredacteur thuis bij de sterren is. Woensdagavond, begin augustus 2011. Gewapend met verrekijkers in onze rugzak, een kwaliteitskrant met kogelronde gaten in, een fototoestel en een stadskaart vertrekken we richting Gent. Zelfs onze kledij is aangepast voor deze delicate missie, alleen de bivakmutsen blijven thuis. Pas wanneer we de auto op de parking aan de overzijde van de straat parkeren, steekt vooreerst een schuldgevoel op. We voelen de handboeien al rond onze polsen, maar het moet, dus we volharden. We zijn wat dat betreft onwijze moraalridders. Voor ons ligt het bescheiden appartement, vlakbij de ring rond Gent, verborgen tussen het loof. Een discreet pand met idyllische, zelfs mysterieuze trekken.
Om beurten steken we de straat over, een wandelingetje om de buurt te verkennen. De één steekt een sigaret op vlak aan de inkomhal, de ander rust wat tegen een boom. We wachten en dralen gedurende lange tijd, net geen twee uur in totaal. En dan gebeurt het. In een flits zien we Frederik buitenkomen, één vuilniszakje in de hand. Stuntelig op de drempel om uiteindelijk zijn zakje bij de restafvalzakken van zijn buren te plaatsen, centrumrechts op het trottoir. In Gent zijn de zakken geel en zwart, stellen we vast. Nadat hij verdwenen is, snellen we samen de straat over, het hart in de keel. Geen minuut later sluipen we terug naar de auto, met de verrassend lichte zak van De Swaef in de hand, als hongerige ratten die net een grote vangst hebben geslagen.
We hadden verder kunnen gaan, beseffen we nu. Zijn dozen oud papier stonden ook klaar voor de vuildienst. Een vluchtige blik daarin leerde ons dat er postwisseling aan F. De Swaef in zat. We begrepen dat het slechts ging om ongeadresseerde reclame, diverse oude magazines, brochures van Volvo, Opel en Hyundai, handleidingen van IKEA, parkeerkaarten voor het concert van Prince en de festivals Rock Werchter en Tomorrowland, proefversies van artikels (hoofdzakelijk over Yasmine, Joyce De Troch, Tanja Dexters en Marie-Rose Morel), handgeschreven contactgegevens van talloze BV’s (waaronder het telefoonnummer van Els Tibau, Koen Wauters, Dina Tersago, Joyce De Troch, Hilde De Baerdemaeker, Philippe Geubels, Lyndsey Pfaff, Stephanie Meire en of all people Jan Verheyen, Sam Gooris en Jo Vally), neergeschreven interviews, richtlijnen van Thomas Siffer, de proefdruk van de beruchte Leterme-cover, onkostennota’s, zijn verandering van energieleverancier, vliegtuigtickets voor een reis naar Barcelona en opvallend veel exemplaren van het tijdschrift De Journalist. Kortom, enkel oud papier zonder enige nieuwswaarde, dus dat hebben we laten staan. Ook wij kunnen hoofdzaken van bijzaken in de onderzoeksjournalistiek feilloos onderscheiden. Het vuilniszakje stoppen we in de kofferbak die algauw begint te stinken en tegen hoge snelheid knallen we naar Antwerpen terug, waar we ergens tussen Sint-Niklaas en Zwijndrecht genadeloos worden geflitst. Hopelijk staat het vuilniszakje door de achteruit niet op de gevoelige plaat.
EXCLUSIEF EN EMOTIONEEL
Bij aankomst in de redactielokalen van dwars laden we het vuilniszakje uit. Alle voorwerpen stallen we uiterst professioneel op een rijtje uit en fotograferen we vanuit elk oogpunt mogelijk. De inhoud van de vuilniszak mag zeven kilogram bedragen, het opschrift luidt “Schoon Gent, Iedereen Content!” Het kleine, aparte zakje met badkamerafval haalt onze strenge, maar rechtvaardige selectie niet: we vinden het redactioneel niet relevant genoeg om de inhoud van De Swaefs hygiënische gebruiksartikelen te publiceren. Ook wij hebben een loepzuiver geweten.
Grosso modo valt de inhoud van het vuilnis van Frederik De Swaef in drie categorieën te verdelen: ‘sectie 1’ bevat etensresten, zoals de modale burger bekend is met appelschillen, uitgespuugde druivenpitjes, de pit van een nectarine, sinaasappelschillen, de harde korstjes van een oude boterham, een half velletje beschimmelde kaas, enkele verfrommelde servetten met kruimels en vetplekken, een peer, wat ongedefinieerde etensresten en divers groentenafval. De wat grotere ‘sectie 2’ is haast een milieuthema op zich, getuige de vele verpakkingen van voedingswaren. Plastic bakjes van charcuterie (kalfsworst, flinterdun gesneden), een doosje Alpro Soya Minarine (lekker gezond, 100 procent plantaardig vetgehalte, 250 gram, 36 kaloriën), een halfrotte banaan en het bekende blauwe bakje van champignons. Tot slot onderscheiden we de iets beperktere ‘sectie 3’ met enkele post-its, flyers, een stofzuigerzak van het merk Miele (Original Miele, HYCLEAN), uitnodigingen voor vip-evenementen, enkele kasticketjes, kaartjes voor Daan, de Nacht van de Vlaamse Televisie Sterren en een wedstrijd van Eendracht Aalst, en enkele bestempelde vensterenveloppes waarvan de vensters ons met ledige ogen aankijken.
Onze taak wordt echter stevig bemoeilijkt door de stank die de zak uitademt. We hebben dan wel onze mondmaskertjes opgezet, het luchtje aan de zaak is niet te harden. We moeten achteraf gezien toegeven dat de samenstelling van het vuilnis eerder kleinschalig was: één zak ‘Swaef’ is weinig. Bovendien zijn we in onze haast zelfs vergeten om zijn buren eerst te interviewen en vervolgens te chanteren. Bewijsstukken van communicatie met de geliefden en belangrijke personen in het leven van Frederik De Swaef hebben we dan weer wel gevonden. Gelukkig maar. Ze geven de gegeerde topjournalist een menselijk gezicht. We vinden enkele maatschappelijk relevante post-itjes die geen geadresseerden bevatten, maar waarop zijn houterige handschrift te herkennen valt, bijvoorbeeld aan zijn kuisvrouw waarin hij haar expliciet vraagt zijn vuile was te doen.
Eindelijk krijgen we een beeld van de menselijke kant van de ambitieuze topjournalist Frederik De Swaef, die ons voorkomt als een jongen die regelmatig op de baan leeft en vooral diners nuttigt in wegrestaurants, de eenzame hoofdredacteur aan de top, maar ook als een rustige huisman, iemand die niet rookt en geen huisdieren bezit. Hij leidt een druk leven, surfend op de emotionele hoogspanningskabels van onze BV’s, maar kan relaxeren in een reine en afgeborstelde omgeving, mede dankzij zijn wekelijks huispersoneel. Een stofvrij bestaan brengt het kruim van onze journaille tot rust.
We hebben Frederik De Swaef gevraagd om persoonlijk te reageren op onze bevindingen, maar na te zijn doorverbonden naar zijn woordvoerder, zijn kabinet en hemzelf, kregen we jammer genoeg driemaal een karige ‘geen commentaar’. Geen nood, we wassen onze handen in onschuld, wandelen naar buiten en happen smachtend naar de propere buitenlucht. In de verte schitteren de sterren.