de dwarsdoorsnede

14/09/2017
All The Fun (© Ben Hopper)
Bron/externe fotograaf

Ben Hopper

🖋: 
Auteur

dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Of van kegels en ballen, wanneer we de Belgische circuscompagnie Ea Eo aan het werk zien.

Een echo. Hol. Glad. Plastic. Hoe voelt het om in het binnenste van een jongleerkegel te zitten? De Belgische circuscompagnie Ea Eo laat je met hun voorstelling All The Fun binnen in de tactiele wereld van kegels en ballen. In een intieme kring zit het publiek rond het kleine spektakel. Je zit dichtbij, maar ook ver genoeg wanneer alle projectielen de zwaartekracht tarten.
 

Circus associëren we met clowns, grote dieren die niet je huisdieren kunnen zijn en spektakel zo intens als vuurwerk. In All The Fun herinneren we ons de kleine vonken en de bewondering die je kan hebben. Door speelsheid en simpliciteit opent Ea Eo je ogen en roep je ooh’s en aah’s. Jongleren is niet alleen het uitvoeren van trucjes, maar ook plezier maken en fun hebben. Je was vergeten hoe wonderlijk een jongleerspel eruit ziet.
 

Bij dat spelen hoort ook zwoegen. In de magische atmosfeer waarin je vertoeft, wordt weinig aan het toeval overgelaten. De opvoering van jongleren, dans, poëzie, spel en evenwichtsoefeningen vormt een minutieus gecoördineerd en gechoreografeerd geheel.

Zoek je eens wat anders dan olifanten en vuurspuwers? All The Fun is een moment vol bewondering en ontdekking.

 

Gezien op 26 augustus op het Fringe Festival 2017 in Edinburgh.

Volgende speeldata in België kan je vinden op de website van Ea Eo.



over dissecties, zijn tattoo, metal en hard rock

14/09/2017
🖋: 

De rubriek ‘proffenprofiel’ toont professoren zoals je ze nog nooit zag: als mensen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken; wat zijn/haar docent zoal op zijn brood smeert bijvoorbeeld. Patron van de dissectiezalen Luc van Nassauw, projectcoördinator van de dienst Antwerpse Chirurgisch Training, Anatomie en Onderzoekscentrum wordt aan de tand gevoeld.

Toen ik u vroeg voor het proffenprofiel zei u direct dat u geen prof bent, vermoedelijk om mijn poging af te wenden u te interviewen. Wat ben u dan eigenlijk wel?

Ik ben doctor in dierkunde en master milieubeheer. Ik heb mijn studies gedaan in Leuven, maar mijn doctoraat in Antwerpen. Ik heb aan de UA alle mogelijke pre- en post-doc statuten doorlopen. Op een bepaald moment was er dus geen enkele mogelijkheid meer om mij te houden. Verzappen was ook niet mogelijk omdat er geen ZAP-plaats (nvdr: Zelfstandig Academisch Personeel) vrij was. Gelukkig voor mij, vond de universiteit mij noodzakelijk voor de anatomie-practica, en aldus ben ik opgenomen als project-coördinator met een zeer brede taakomschrijving, die zowel lesgeven, practica begeleiden als onderzoek omvat. Daarom noem ik mezelf naast project-coördinator ook senior researcher.

 

Dat is een hele boterham! Studenten geneeskunde en biomedische wetenschappen kennen u vooral als dé man achter de dissectiepractica. Is dit intense vak voor u een hoogtepunt in het academisch jaar?

Dissecties nemen voor studenten een bijzondere plaats in op onderwijsgebied. Voor mezelf zijn die twee weken practica wel de meest intense weken van het academiejaar, zowel mentaal als fysiek. Je moet de studenten zoveel mogelijke structuren zichtbaar te maken in een bepaald tijdsbestek  - dat volgens mij te kort is -, met zoveel mogelijk respect voor de lichamen. Daarnaast moet je ook nog alles in goede banen leiden. Je moet rekening houden met dat elke student effectief deelneemt aan de dissecties, en ook met de gemoedstoestand van elke student. Soms hebben studenten het er wel moeilijk mee dat ze moeten snijden in een lichaam. Na die twee weken ben ik gewoonlijk pompaf, maar met een goed gevoel dat dit practicum hen veel wijzer heeft gemaakt wat betreft de unieke opbouw van die driedimensionale structuur die wij ons lichaam noemen.

 

Hoe bent u eigenlijk tot het beroep anatoom gekomen? Wilde u dit altijd al doen?

Bij toeval. Ik heb nooit gedacht dat ik mensen zou ontleden voor de rest van mijn actieve carrière. Na mijn afstuderen, ben ik bij toeval kunnen beginnen in het onderzoek van het Laboratorium voor Anatomie en Embryologie van de Huisdieren. Na nog geen jaar hoorde ik dat er een assistentenplaats vrij was in het Laboratorium voor Anatomie van de Mens en Embryologie. Zo werd ik aldaar doctorandus. Ik kreeg wat handleidingen en een doos met botjes en er werd me gezegd waar de handboeken lagen. De prosector leerde me lichamen fixeren. Tijdens het eerste dissectiepracticum moest ik maar twee tafels begeleiden, en als ik iets niet wist kon ik terugvallen op de andere assistenten. Al snel ben ik zelf lichamen gaan dissecteren, en dat heeft mij heel wat wijzer gemaakt.

 

Is anatomie het belangrijkste vak in de opleiding geneeskunde volgens u?

Anatomie is één van de belangrijke basisvakken in de opleiding geneeskunde. Het vormt samen met een aantal andere vakken de basis voor een degelijke geneeskunde-opleiding. En dan includeer ik ook oppervlakteanatomie. Een arts moet niet alleen weten hoe een lichaam is opgebouwd, maar moet ook door palpatie structuren kunnen herkennen. Ook de evolutie in de medische beeldvorming zorgt ervoor dat anatomie als vak belangrijk blijft. Ik vergelijk de anatomische kennis van artsen vaak met automechaniekers. Als je met je auto naar een garage gaat, dan wil je dat de mechanieker de motorkap opent en vertelt wat er mis is. Je wilt niet dat hij zegt dat hij eerst een handboek moet raadplegen om na te gaan hoe die motor in elkaar zit. Ik denk dat je dan toch niet met een gerust hart je auto daar achterlaat.

 

U heeft een zeer specifieke tattoo, een doodskop met diamanten oog met eronder no bones no glory, wat is het verhaal erachter?

Typisch, die vraag. De basis van het verhaal ligt bij enkele denigrerende opmerkingen over het belang van osteologie. Er was zelfs een masterstudent geneeskunde die vond dat botten klinisch niet relevant zijn. Mijn antwoord was: "breek eens een botje en dan spreken we elkaar nog eens." Beenderen zijn de basis van onze lichaamsvorm en onze bewegingsmogelijkheden. Het skelet beschermt organen en is belangrijk voor de aanmaak van bloed- en stamcellen. Denk het skelet weg en je houdt een hoopje blubber over. Weg booty, weg six-pack. Wil dat hoopje blubber toch zonder skelet levensvatbaar zijn, mag het niet te groot worden. Het grootste landdier dat geen endo- of exoskelet heeft is een slak. De spreuk bij deze tattoo dient ter reflectie over het belang van het skelet, en met een mooie tekening erbij vond ik het wel een mooie, zinvolle tattoo. 
 

U bent niet de typische professor, in hemd en een kostuumvest met ruitjesprint. Wordt u daar soms over aangesproken?

Ik word daar niet echt over aangesproken. Soms  kijken studenten of collega’s wel eens raar. Maar meestal zijn dat ook personen die in hokjes denken, die vinden dat men zich in een bepaalde functie op een bepaalde manier moet kleden en gedragen en bepaalde interesses moet hebben. Meestal zijn dat mensen die zich in relaties laten leiden door uiterlijkheden. Ik ben opgevoed met de zienswijze mensen niet te catalogeren op basis van uiterlijk of kleding. Ik voel mezelf goed met wat ik draag. Persoonlijk vind ik een hemd inclusief das niet bepaald handig als je, zoals ik, regelmatig vertoeft in de dissectiezaal en het mortuarium.

 

Metal en hardrock zijn uw favoriete muziekstijlen. Steekt er voor u een band met kop en schouders bovenuit?

Er zijn vele bands die ik probeer te volgen, en elk jaar komt daar wel een groep bij. Maar als je vraagt om één band te noemen, dan is het antwoord simpel: Motörhead van de in 2015 overleden Ian ‘Lemmy’ Kilmister. Alles waar metal en hardrock voor staan, vind je terug in hun werk. Van Lemmy is ook de uitspraak: "born to lose, live to win." Een uitspraak die vooral bij mensen uit het arbeidersmilieu aanslaat, maar die voor iedereen van toepassing is. Je wordt geboren met niets, en je moet er zelf voor zorgen dat je leven waardevol wordt ongeacht het milieu waar je uit komt. 

 

Bent u dit jaar naar Graspop gegaan? Hoeveel edities heeft u al meegedaan? Kan u een speciaal moment van uw festivalzomers met ons delen?

Sinds 2008, toen mijn beide dochters vroegen of ze naar Graspop  mochten gaan, ben ik al elk jaar geweest. Hun keuze voor Graspop was zeer welkom, had ik eindelijk iemand om mee te gaan. Oorspronkelijk lette ik om hen, nu letten zij meer op mij. Een merkwaardig moment is toen een crowdsurfer besloot zijn ding te doen. Echter, metalfans hebben vaak zware boots aan, er gebeuren dus al eens ongelukken. Mijn oudste dochter heeft de boot van die crowdsurfer vol in het gezicht gekregen. 
 

Stel u mag één iemand uit de muziekwereld fileren op de dissectietafel, wie zou het zijn en waarom?

Zangeres Mina Caputo van de band Life of Agony. Zij is een transgender. En ik zou eens graag een transgender willen ontleden.

 

Deze vraag werd ook aan uw collega professor Hubens gevraagd, stel u moest een gewricht opgeven, welk zou het zijn, de knie of de elleboog?

De knie, omdat die me doet denken aan nederigheid. Iedereen zou eens een periode van nederigheid in zijn leven moeten hebben. Het is goed voor de vorming van je karakter, de omgang met je medemensen, en je leert gelukkig te zijn met wat je hebt en anderen en het leven te respecteren.

 

Hoe zag de student Luc van Nassauw eruit? Met zijn neus in de boeken, of eerder met pint in de hand op de cantustafel?

Een mengeling van beide. Mijn ouders hebben mij geleerd: eerst werk dan plezier. Je hebt twee handen gekregen dus leer ze te gebruiken. Ben je daarnaast nog verstandig, gebruik dan je verstand om hogerop te geraken in het leven. Ik heb snel geleerd wat het is om te werken. Op mijn twaalfde ging ik reeds vakantiewerk doen bij een plantenkwekerij. Tien uren werken aan een laag loon. Toen ik naar de universiteit mocht gaan, kreeg ik van mijn ouders te horen dat ik één kans, of beter één jaar, kreeg om me te bewijzen. Niet geslaagd betekende werk gaan zoeken. Motivatie genoeg om eerst te leren, dan plezier te hebben. Maar ja, ik heb ook met lookshampoo en de nodige katers in de lessen en practica gezeten. Maar altijd zorgde ik ervoor dat ik eerst alles van de lessen nog eens had nagezien. En een maand voor de blokperiode was het gedaan met het plezier.

 

Finale vraag, stel dat u onverwachts overlijdt, schenkt u dan uw lichaam aan de wetenschap?

Een vraag die men altijd aan ons stelt. Waarom zou ik mijn lichaam niet aan de wetenschap schenken? Het liefst zou ik mezelf willen dissecteren, dan weet ik dat het zeker goed wordt gedaan.



een jungle van asfalt?

11/09/2017
Bron/externe fotograaf

Amber Vanluffelen

🖋: 
Auteur

Wie terugkomt van een lange vakantie – zonder herexamens – zal merken dat de studentenbuurt wat veranderd is sinds het einde van de eerste zittijd. Aftandse stukken asfalt met tientallen stukken knip- en plakwerk werden vervangen door een glad en gloednieuw wegdek. Ne schone chape, zoals men placht te zeggen.

iedereen blij met een asfaltwoestenij?

De Prinsstraat, Lange Winkelstraat en de Vekestraat werden op die manier aangepakt. Vorig academiejaar werd ook de Kleine Kauwenberg heraangelegd, dit keer volgens het principe van de shared space. Hierbij wordt heel de ruimte aangelegd zonder drempels en met weinig verkeerstekens, zodat de weggebruikers gedwongen worden naar elkaar te kijken en ze niet afgeleid worden door verkeerstekens, of andere afleidende inrichtingen. Zo ziet heel de straat eruit als een gigantisch voetpad, waardoor auto’s automatisch trager gaan rijden.

 

De straten die een nieuwe asfaltlaag kregen, zien er daarentegen uit als een mooi recht stuk op de Nürburgring. Zelfs op een rammelende velofiets kan je jezelf er Sebastian Vettel wanen. Wat positief is voor de fietsers, is dat echter niet noodzakelijk voor de omgeving. Asfalt is niet zo’n goed materiaal om in de stad te gebruiken om verschillende redenen. Het laat, in tegenstelling tot kasseien en stoepstenen, geen water door, waardoor al het regenwater naar de riolen wordt afgeleid en niet op natuurlijke wijze in de grond kan dringen. Daarnaast wordt zwart asfalt ook erg heet als de zon erop schijnt, zodat de stad, die in de zomer al veel warmer is dan het platteland, nog verder opwarmt.

 

Om de Agora te bereiken, zal je nog wel door de Grote Kauwenberg moeten fietsen, die eerder met een maanlandschap te vergelijken is, terwijl deze straat toch wel de hoofdstraat van de Antwerpse studentenbuurt genoemd mag worden. Ondertussen verdringen de studenten zich op de smalle voetpaden waar je elkaar amper kan kruisen zonder een – hopelijk accidentele – elleboogstoot te krijgen.

 

fietspad of voetpad?

Een straat waar wel een ingrijpende heraanleg bezig is, is de Paardenmarkt. In mei en juni werd ook hier het oude asfalt afgeschraapt en vervangen door een nieuwe laag. Maar dat was niet het enige: ook de rijweg werd versmald, er kwamen verhoogde inrichtingen en de verkeerslichten aan de Rodestraat werden weggehaald. Door de versmalling van de rijweg is er plaats om een verbreed voetpad te maken aan de noordkant van de Paardenmarkt, dat zo een echt plein kan worden.

 

In de herfst van 2015 lanceerde het district Antwerpen een ontwerpwedstrijd voor de ruimte die vrij zou komen bij de heraanleg. Onder andere aan studenten van AP Hogeschool en de Universiteit Antwerpen werd gevraagd om voorstellen te formuleren voor de inrichting van de voetgangerszone. Uit deze wedstrijd werden vier winnaars gekozen met erg diverse ontwerpen: een stuk stadsbos, een installatie met reclamepanelen, grote havervelden en fietsenstallingen in de vorm van paarden. Die laatste twee verwijzen naar het verleden van de straat als marktplaats voor paarden sinds de dertiende eeuw. Samen werkten ze een aangepast ontwerp uit.

 

Daarvan is echter nog niets te merken. Wie in de zomer al eens over de Paardenmarkt gewandeld heeft, zal geen aangename voetgangerszone hebben opgemerkt, maar wel een vreemde asfaltstrook tussen het voetpad en de parkeerplaatsen. Ondertussen staan overal nog eens paaltjes op onhandige plaatsen, net als de betonblokken die de oversteekplaats aan de Kauwenberg blokkeren. Sommige fietsers beschouwen het als een fietspad, maar het is wel degelijk een voetpad waar je dus niet op mag fietsen – tenzij je jonger dan negen jaar bent. Wat betekent dit allemaal?

 

Midden juni diende een bewoner een bezwaarschrift in tegen de heraanleg van de Paardenmarkt. Het gebrek van een laad- en loszone en de aanleg van een nieuwe bushalte waren een struikelpunt voor die bewoner. Ook zou het district te weinig rekening gehouden hebben met de opmerkingen die geformuleerd werden tijdens de infoavonden. De heraanleg moest dus halverwege stilgelegd worden. Er werd in augustus een nieuw openbaar onderzoek gestart en er komt een nieuwe bewonersvergadering.

 

Voorlopig ligt de Paardenmarkt er dus nog half afgewerkt bij en zullen de laureaten van de ontwerpwedstrijd dus nog even moeten wachten voordat ze hun ontwerpen verwezenlijkt zullen zien. Wie het document van de wedstrijd doorneemt, ziet echter dat niet alleen de winnaars een vermelding verdienen. Sommige ontwerpen die het niet gehaald hebben, zijn nochtans briljant, niet alleen als ontwerp maar ook als kritiek op de ontwerpwedstrijd. Zo stelde Amber Vanluffelen voor om de typische reparatiestroken die je ziet op oud asfalt al te maken op het nieuwe wegdek. Gregor Andzelm stelde dan weer voor om de witte strepen van de straatmarkeringen kriskras over de voetpaden te tekenen. En Stefanos Athanates wou de voetgangerszone bedekken met een mozaïek van gekleurde vlakken, om zo de glasramen van een kathedraal te simuleren. En willen we niet allemaal op een regenboog kijken als we onze voordeur buiten stappen?

Wil je de rest van de ontwerpen bekijken? Klik dan hier!



de toogfilosoof

11/09/2017
🖋: 

Zijn brein half verkankerd van het vele zuipen en zijn tong getraind door al het pseudo-intellectuele getheoretiseer, heeft de zotgestudeerde student de vervelende gewoonte ontwikkeld om zichzelf te verliezen in eindeloze monologen. Verketterd en verstoten door zijn vrienden zoekt hij zijn toevlucht in een troosteloos bruin café. Daar vindt hij een luisterend oor voor zijn absurd gebral. Daar vervult hij zijn lot. Daar wordt hij: de toogfilosoof. 

Weet je waar ik het vliegend schijt van krijg? 'Hondenmensen'. Je kent ze wel, van die pretentieuze eikels die zichzelf een hele dierenvriend vinden omdat ze toevallig ooit een hond hebben gehad. Dat hun dierenliefhebberij uiterst selectief is, daar zien ze veelal geen graten in. “Ik heb het niet zo voor katten," hoor je ze dan zeggen, "ik ben meer een hondenmens." Het neerbuigende toontje waarmee deze verzuchting doorgaans gepaard gaat, doet al een en ander vermoeden over de gammele mentale toestand van dit soort mensen. Daarna volgt dan meestal een met clichés doorspekt pleidooi waarin de hondenliefhebber in kwestie probeert te bewijzen dat honden beter zijn dan katten. “Je krijgt zoveel meer dankbaarheid van een hond!”, of: “Je krijgt zoveel vriendschap van zo'n beestje, ze zijn altijd zo blij om je terug te zien als je thuiskomt!”, of ook wel: “Een kat zal je voor altijd ontwijken als je één keer per ongeluk op haar staart trapt, maar de liefde van een hond is onvoorwaardelijk!” Ik walg ervan.

Niet enkel omdat we dat refreintje nu al vaak genoeg hebben moeten aanhoren, maar ook omdat het gewoon pertinent onwaar is. Honden zijn niet de dankbare, liefhebbende supervrienden die ze lijken te zijn voor de mens. Het zijn egoïstische rotverwende kutbeesten die de godganse dag aan hun eigen ballen likken als ze de kans krijgen. Net als katten dus, maar dan een beetje dommer.

Pak nu die vermeende dankbaarheid die je krijgt van honden. Je geeft je hond elke dag twee keer speciaal bewerkt hondenvoedsel dat je in de winkel bent gaan kopen, en toch verkiest dat beest het om zijn eigen stront op te eten in de tuin. Qua dankbaarheid kan dat tellen. Dat hij daarna ook nog eens je gezicht zit af te likken als je thuis komt, moet je dan ook niet interpreteren als een liefdevolle begroeting, maar als een welgemeende fuck you. Je eigen fecaliën opeten om ze vervolgens in iemands gezicht te kunnen uitsmeren met je tong: dat is een hele nieuwe categorie van verachting.

Ook die zogenaamde onvoorwaardelijke liefde die hondenmensen menen te krijgen van hun viervoeter, berust op een grotesk misverstand. Niet alleen zijn honden helemaal niet in staat om ons lief te hebben, elk teken van affectie of afhankelijkheid dat ze vertonen, is bovendien het gevolg van hun absolute ondergeschiktheid aan de mens. Een hond is letterlijk een persoonlijk bezit. Je koopt er een, sluit die vervolgens op in je huis, en wanneer jij er zin in hebt, neem je hem uit om te gaan wandelen – liefst met een koord om zijn nek. Dit is een eerste kenmerk dat hondenmensen gemeen hebben met griezelige psychopaten die kinderen in hun kelder opsluiten: ze interpreteren schrijnende afhankelijkheid verkeerdelijk als een teken van liefde. Dit terwijl het eigenlijk om niet meer dan een sterk ontwikkeld stockholmsyndroom gaat.

Nog een eigenschap die hondenmensen gemeen hebben met psychopathische kidnappers: een broos ego en een compulsieve nood aan controle. Als hun object van belangstelling niet meteen hun affectie beantwoordt, raken ze overstuur. "Wie denkt die kat wel niet dat ze is?", hoor je ze dan zeggen. "Mij zo straal negeren terwijl ik het beest nog wel verwaardig door het te strelen met mijn hand!?" Het is daarom dat ze het gezelschap verkiezen van hulpeloze schepsels die ze volledig in hun macht hebben. Omgang met sterke onafhankelijke persoonlijkheden zoals mensen of katten geeft al snel ‘te veel gedoe’. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat hondenmensen vaak sociaal disfunctionele schlemielen zijn die enkel in staat zijn om met een hond om te gaan.

Heb ik al vermeld dat hondenmensen trouwens medeplichtig zijn aan een van de meest grootschalige misdaden tegen de natuur die de mensheid ooit heeft begaan? Hun onbedwingbare drang om puppy's te kopen houdt een perfide industrie van broodfok in stand die leidt tot de complete degeneratie van de meest populaire hondensoorten. Van mismaakte mopshondjes en obese labradors tot chihuahua's die worden geboren met chronische migraine omdat hun schedel te klein is voor hun belachelijk grote puppy-ogen – het immense leed dat deze systematische genetische aftakeling veroorzaakt, valt niet te overzien.

En wanneer die fameuze dierenvrienden dan uiteindelijk zo'n mismaakt mormel te pakken hebben gekregen, weet je wat die vuile sadisten er dan mee doen? Voor de lol slecht opvoeden, "Want ze zijn toch zo schattig, meneer!" Wanneer het moment dan komt dat er met zo'n dolgedraaid beest niets meer valt aan te vangen, wordt het koelbloedig naar het asiel gebracht. Het gevolg is dat de asielen uitpuilen van de opgefokte monstertjes die al blaffend en keffend de rest van hun zielige leventje doorbrengen tussen vier muren. Een hele diersoort wordt zo in absolute miserie gestort, alleen maar zodat een stelletje emotioneel gehandicapte egoïsten de illusie zou kunnen koesteren dat ze onvoorwaardelijke vriendschap en oprechte dankbaarheid krijgen van hun trouwe viervoeter.

En dát mag zich dan een dierenvriend noemen? Ik dacht van niet! Een echte dierenvriend gaat nog liever naar de Chinees.



de posterdiscussie na de storm

11/09/2017

Eind vorig academiejaar was het alsof er een bom ontplofte. Een discussie die voordien amper gevoerd werd, was plots datgene waar elke student het over had. Staat er te veel naakt op TD-posters? Om wat orde te scheppen in de chaos, spraken we met allerlei mensen: van praesidia tot zelfs toekomstige werkgevers van studenten. Met hen blikken we terug en kijken we vooruit.

Het begon allemaal met een Facebookgroep waarin de leden hun mening over de posters met elkaar konden delen. Initiatiefneemster Eva Balemans startte de groep omdat ze al eerder in contact kwam met eensgezinden. Toen de groep, die als privégroep bedoeld was, plots ontdekt werd, liep het snel uit de hand. De discussie die daarop volgde was dus niet enkel een verrassing voor de studentenclubs. Zo klopt het gerucht dat de groep als aanval bedoeld zou zijn geweest ook niet. Wat de ontploffing wel heeft aangetoond, is dat er een probleem was. Want waar geen probleem is, is geen discussie, toch?

 

sex sells

De studentenverenigingen die we spraken laten ons over het algemeen weten het naakt op hun posters nooit eerder te hebben beschouwd als potentieel probleem. “Sommige studenten zien het probleem niet in van een vrouw op een poster, omdat het soms een wat stoutere versie betreft van wat toch nog sterk gangbaar is op het vlak van mode, vrije tijd en uitgangsleven”, legt posterontwerper Louis Heeren uit. Dat vrouwen niet beschouwd mogen worden als een minderwaardig lustobject, staat voor elke club buiten kijf, maar dat ook uitgeklede TD-posters mogelijk een dieperliggend probleem blootleggen, kwam als een verrassing.
 

Sex sells. Naakt op de poster is nu eenmaal een eyecatcher.

Louis denkt daarom ook niet dat presidia ooit de bedoeling hebben gehad om vrouwonvriendelijke posters te laten ontwerpen. Het afbeelden van vrouwen in bikini op een TD-poster is geen statement over gender(on)gelijkheid, maar een marketingkeuze binnen het thema van het evenement, bevestigen Nils Rosier en Hendrik Caluwé, praeses en vicepraeses van Wikings-NSK. “Bij een Eerste Zit-TD, die het einde van de examens en het begin van de zomer inluidt, horen zon, zee, strand en ja, ook vrouwen in bikini.” Dat wil niet zeggen dat naakt een vereiste is. “Het zijn niet posters zonder naakt, maar posters zonder aantrekkelijk en duidelijk thema die minder mensen aantrekken. Op de poster van onze Tweede Zit TD stonden enkel palmbomen en ook dat feestje was uitverkocht”.

 

Ook bij andere clubs, zoals Lingua, Translatio en Sofia, wordt enkel naakt gebruikt in functie van het thema en nooit zomaar. Naakt of geen naakt heeft bovendien volgens bijna alle geïnterviewde clubs van zowel de Stadscampus als van de buitencampussen geen directe weerslag op de hoeveelheid feestgangers. Bloot valt daarentegen wel meer op. “Sex sells. Naakt op de poster is nu eenmaal een eyecatcher. Het is een beproefd recept om aantrekkelijke posters te maken”, legt Lingua uit. Ook Mathias Hoffmann, praeses van Aesculapia, kan de keuze voor naakt begrijpen: “Of het nu een goed gegeven is of niet, laat ik in het midden, maar naakt spreekt nu eenmaal aan. We leven uiteindelijk ook in 2017, een blote rug is heus niet zo aanstotelijk, hoor! Mogelijk zijn er alternatieven, maar waarom zou iemand een succesvolle posterstrategie aanpassen?”
 

Je zou de posters ziektesymptomen kunnen noemen.

Een ander argument dat vaak terugkomt is dat de discussie heel snel buiten proportie is geblazen. “Bij TD-posters wordt procentueel eigenlijk helemaal niet zo vaak naakt gebruikt, zeker in vergelijking met het grafisch ontwerp voor feestjes die zich buiten de studentensfeer bevinden”, relativeert postermaker Louis. Of er dan vaker (half)naakte vrouwen dan mannen op de posters staan? Dat denkt Louis wel. Exacte cijfers heeft hij niet, maar hij was afgelopen jaar actief bij ELSA en ontwierp in het verleden ook meerdere posters voor andere clubs. Ook bij Sofia staan naar eigen zeggen vaker vrouwen dan mannen op de posters. Er wordt binnen het praesidium echter wel vaak over gediscussieerd waarom dat zo is en of die tendens doorgetrokken zou moeten worden.  “Een vrouw wordt gezien als mooi en elegant, en dat trekt meer personen van beide geslachten aan dan de robuustheid van een man”, bieden Nils en Hendrik (Wikings-NSK) als mogelijke verklaring.

 

struikelblok

Waar Eva eerst heel standvastig was over een naaktverbod op posters binnen de universiteit, heeft ze nu haar mening wat bijgeschroefd. “Ik wil geen halfnaakte vrouwen op posters, maar dat betekent geen verbod. Een verbod is nooit goed”, geeft ze aan. Dat haar standpunt later nog wat veranderd is, ligt misschien ook wel aan de plotselinge aard van de discussie. Het is niet het gesprek geworden waar ze op hoopte. In plaats van ieders mening te horen, werd er nu vooral – soms zelfs persoonlijk – naar de ander uitgehaald of werd de discussie weggewuifd. Eva vertelt dat er mensen zijn die – ondanks de aanvallen die ze moest incasseren –  achteraf gezegd hebben dat ze de discussie 'gewonnen' zou hebben en dat ze haar gelijk heeft gehaald. Dat alleen is absoluut niet waar het haar om ging. Veel liever zou Eva echt rond de tafel zitten met andere studenten. “Ook al ben je het niet met me eens en vind je dat de posters niet erg zijn, zeg dat dan, dan kunnen we het gesprek aangaan.”
 

Het gaat om één woord: respect.

Behalve dat ze de posters seksistisch vindt, ziet ze in de nonchalante houding van studentenclubs een groter probleem. “Je zou de posters ziektesymptomen kunnen noemen van het probleem dat eronder ligt.” Het gaat namelijk niet alleen om het naakt op de posters. Het gaat erom dat het klakkeloos geaccepteerd en overgenomen wordt. Dit blijkt ook uit het feit dat veel van de praesidia nog nooit hadden nagedacht over de negatieve kant van naakt op posters. Het naakt heeft volgens haar geen functie meer.

 

Tijdens de zomer besloot ze zich nog wat meer in het onderwerp te verdiepen. “Ik vroeg me af: ligt het gewoon aan mij?” Ze besloot ten rade te gaan bij de mensen die volgens haar het beste merken wat de houding van studenten en hun clubs als effect heeft op hun verdere loopbaan. Ze ging in gesprek met verschillende bedrijven, die haar vertelden dat ze inderdaad het gevoel hebben dat studenten wat laks zijn qua sociale normen.

 

respect

Zo spraken wij zelf met Hans Wilmots, de CEO van BDO, een accountancy en adviesorganisatie gevestigd in Antwerpen. Hij spreekt van een maatschappelijk fenomeen waarin verschillende normen en waarden, zoals het tonen van naakt en geweld, regelmatig verbroken worden. Dat verbreken is op zich niet slecht, maar dat jongeren dat op den duur normaal gaan vinden, zorgt wel voor problemen. Dit is volgens hem ook van groot belang in de verdere carrière van studenten. “Het gaat om één woord: respect.” Hij bedoelt natuurlijk niet alle studenten, maar hij ziet wel een duidelijk verschil met de studenten van vroeger. In het dagelijks bedrijfsleven ziet hij het alleen al in de details. Zo vertelt hij over de keer dat een jonge werknemer meteen de lift in sprong toen de deuren opengingen, in plaats van andere mensen voor te laten. Dat is uiteraard geen overtreding, maar getuigt wel van onvoldoende sociaal inzicht, vindt Wilmots. Hij pleit voor meer ervaring met mensen met een hogere functie en van andere afkomst, huidskleur of geslacht. Daarin moeten het onderwijs en het bedrijfsleven samenwerken.

 

rond de tafel

Wat moet er dan nu gebeuren? Daar blijken de meningen niet zo veel in te verschillen. In plaats van een plotse discussie, had iedereen liever een gesprek gezien. Praesidia geven dan ook aan dat, hoewel ze die hiervoor nog nooit ontvangen hadden, klachten zeker serieus genomen worden.

 

Dat we graag naar naakte mensen kijken, is wel duidelijk, maar waarom we ze precies op TD-posters zetten en of dat een goed idee is, daar moeten we nog eens een koffie over drinken.



betweter

10/09/2017
🖋: 

Het is niet omdat je veel onnozele weetjes kent, dat je een betweter bent. Dat bewijst een van onze redacteurs elke maand door een waanzinnig interessant, ongelofelijk boeiend of verbluffend spannend feit te delen.

De flamingo: balletdanser onder de vogels. Elegant, roze, balanceert vaak op één been en drijft zijn of haar lichaam tot het uiterste om de grenzen van de fysica en de natuur zelf te tarten. Ja hoor, net als balletdansers zijn flamingo’s namelijk veel meer hardcore dan je op het eerste zicht zou verwachten. 

 

Ze zien er soms een beetje stuntelig uit, met hun bolvormige, oranje-roze lichaam bovenop onnoemelijk lange stelten van poten. Je kan gemakkelijk zien waar hun lachwekkende reputatie vandaan komt. Ze scheppen met hun grote, kromme bek water van bij hun voeten om het dan met een schokkerige beweging door hun keel te forceren − het doet niet direct denken aan een dier dat goed aangepast is aan zijn omgeving. De volgende flamingo-feiten bewijzen echter het tegendeel: flamingo's zijn de dieren waar Darwin van droomde, met mutaties waar de X-Men nog iets van kunnen leren.  

 

Flamingo’s lijken tropische vogels, maar je vindt ze ook in koudere klimaten. Zolang ze genoeg te eten en te drinken hebben, kunnen ze eigenlijk waar dan ook leven. Je vraagt je misschien af hoe flamingo’s in koudere klimaten kunnen slapen met die lange, knobbelige stelten waarmee ze door het water waden. Ze kunnen zich namelijk moeilijk neerleggen in het water, want dan zouden ze tegen de ochtend flamingo-frisco’s zijn.

 

Het geheim zit hem in die knoestige stekkebeentjes die flamingo’s hun vreemde uiterlijk geven. Die zijn namelijk bedekt met schubben van keratine, hetzelfde materiaal waar menselijke nagels en haren van gemaakt zijn. Doordat deze schubben zo nauw aansluiten, kunnen flamingo’s ‘s nachts hun poten gewoon laten bevriezen, waardoor ze gemakkelijk recht blijven staan. ‘s Morgens ontdooien hun poten mee met de rest van het water, en kunnen ze weer naar hartenlust pootjebaden en kril scheppen.

 

Een ander gevolg van het leven in een extreem klimaat is dat flamingo’s soms hun enige drinkwater kunnen halen uit geisers, omdat die niet bevriezen. Dit betekent echter niet alleen dat hun kop, poten en lichaam bestand zijn tegen heel hoge temperaturen, maar ook dat ze vrijwel kokend water kunnen drinken. Stel je voor dat jij ‘s morgens je vers gemaakte, stomend hete koffie recht uit de koffiepot in je mond goot. Daar word je wel wakker van.

 

Flamingo’s zien er misschien niet zo stoer uit — ik wil zelfs toegeven dat ze er een beetje onnozel uitzien — maar de volgende keer dat je iemand een flamingo “zwak” hoort noemen, laat die persoon dan maar weten dat deze beesten metal as hell zijn: ze bevriezen ‘s nachts hun poten en drinken ‘s morgens kokend water. Doe dat maar eens na.



10/09/2017
🖋: 

Antwerpen speelt zijn troeven uit en is als studentenstad de laatste tien jaar enorm gegroeid. Tegelijk met deze stijging van studenten nam ook het aantal studentenkoten toe. In de media passeerden onlangs berichten dat dit zorgde voor een overaanbod aan koten. Hoe groot is dat overaanbod? En wat zijn de oorzaken en gevolgen ervan?

atypisch Antwerpen

Tussen 2008 en 2017 verdubbelde volgens Gate15 het aantal studenten in Antwerpen bijna van 27.000 tot 50.000. Het aantal kotstudenten steeg van 6500 naar 8005 en groeide dus niet evenredig mee. In Antwerpen kiest slechts twintig procent van de studenten ervoor om op kot te gaan. In Gent is dat aantal vijftig procent en in Leuven zelfs negentig procent, dus onze stad is daarin een atypische studentenstad. Het lage aantal kotstudenten maakt van Antwerpen een mixed city, waarbij studenten tussen de andere bewoners leven en er nog van alles te beleven valt tijdens het weekend.

 

het overaanbod

Er zijn vandaag ongeveer 10.000 studentenkoten in Antwerpen. Dat zorgt voor een licht overaanbod van ongeveer 2000 kamers, waarvan er 500 nog tijdens het jaar ingevuld worden met kortetermijnverhuur voor buitenlandse studenten. Koteigenaars merken dat hun kamers vandaag moeilijker en pas later vol geraken dan vroeger.

 

Het overschot van koten ontstond ongeveer vijf jaar geleden. Er zijn toen veel panden bijgebouwd omdat er een tekort was aan kwalitatieve kamers en kortetermijnkamers. Ook de media schreven toen dat er te weinig studentenkamers waren. Omdat het aantal studenten in Antwerpen snel steeg, dacht men dat hetzelfde zou gelden voor het aantal kotstudenten. Eigenaars van koten voerden daarom renovaties uit en ontwikkelaars bouwden massaal nieuwbouwkoten. De grote flatgebouwen aan Campus Nieuw Zuid en Park Spoor Noord zijn daar een voorbeeld van. Daardoor ontstond het overaanbod dat we vandaag kennen. Sinds 2015 is er een bouwstop voor studentenkoten in de binnenstad die het overschot zou moeten inperken.

 

gevolgen

Naast Antwerpen is Leuven de enige andere Vlaamse stad met een overaanbod aan koten. Het overschot is er groter en zorgt voor een daling van de huurprijzen. In Antwerpen is dat (nog) niet het geval, want de prijzen blijven elk jaar stijgen volgens de index. De gemiddelde prijs van een kot is 450 euro inclusief kosten. Toch blijft Antwerpen nog steeds goedkoper dan Gent, Brussel en Leuven. Door het overaanbod zou het kunnen dat in de toekomst de prijzen in Antwerpen weer zullen dalen.

 

Een voordeel van het overaanbod aan koten is dat de concurrentie tussen koteigenaars hierdoor toenam. Ze doen meer hun best om te renoveren en om te voldoen aan de kwaliteitsnormen. De stad Antwerpen controleert hier sinds enkele jaren ook meer en strenger op. Studentkotweb.be werd opgericht met als doel een gemeenschappelijke kotendatabank te creëren. Gecontroleerde kamers krijgen op deze databank een kwaliteitslabel. Als een kot niet voldoende veilig is, wordt het onmiddellijk gesloten en als er kleine mankementen zijn, krijgt de eigenaar nog een jaar tijd om het op te lossen. Zo kunnen studenten op een gemakkelijke manier zien of een kot voldoende veilig is.

 

eigen sanitair en een gedeelde keuken

Waar moeten koteigenaars op inzetten om hun kamers toch vol te krijgen? Studenten hebben het liefst een gerenoveerd kot. Een andere duidelijke trend die kotbazen zien, is dat studenten liever eigen sanitair hebben, maar wel een keuken willen delen. Vooral eerstejaars hebben een voorkeur voor zo'n gemeenschappelijke ruimte omdat ze sociale contacten vergemakkelijkt. De laatste jaren is er ook een toegenomen vraag naar studio’s en naar meer luxe. Ook cohousing en duokamers worden populairder. Ouders hechten vooral belang aan veiligheid, ligging en de nabijheid van de school.

 

De vraag naar koten is toegenomen, maar het aanbod is nog sterker gegroeid. Zoek je nog naar een kot? Dan is er dus keuze genoeg.



het laatste woord

09/09/2017
karoshi (© Annelies Belemans | dwars)
🖋: 

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Ook dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten ter hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het woord ‘karoshi’.

Dat overdreven workaholic-gedrag kan leiden tot een burn-out, weten we wel. Maar het kan nog extremer: recent sijpelde het woord karoshi uit het Japans door in onze taal. De lugubere betekenis daarvan is niets minder dan 'dood door overwerk', en het is niet toevallig dat dit leenwoord net uit Japan komt. In dat land werden sinds de tweede helft van de vorige eeuw namelijk verschillende sterfgevallen vastgesteld van mensen die het loodje legden nadat ze zich letterlijk te pletter hadden gewerkt. En met verschillende bedoelen we geen enkeling, maar honderden per jaar.

 

Kerngezonde mensen van amper twintig of dertig jaar kregen zo plots een hartstilstand of een beroerte. Achteraf bleek dat ze telkens extreem veel hadden gewerkt. Lees: ze werkten jaren aan een stuk 110 uur per week (het drievoudige van de gemiddelde Vlaamse arbeider), draaiden shifts die maar liefst anderhalve dag duurden of namen in heel hun carrière geen enkele dag vrijaf. Dat zijn de gevallen die  om medische redenen bezweken aan karoshi – daarnaast zijn er nog ontelbaar veel mensen die zelf besluiten uit het leven te stappen omdat de werkdruk hen te veel wordt.

 

Maar waarom spenderen mensen zo veel tijd aan hun job, terwijl ze in een land wonen waar van slavernij geen sprake is? Het antwoord blijkt te liggen in de Japanse werkcultuur. Nadat de economie in de jaren '80 en '90 instortte, werden veel werknemers ontslagen terwijl er wel evenveel werk overbleef. Uit schrik om zelf ontslagen te worden, lieten de overblijvers hun loyaliteit voor hun bedrijf zien door de extra uren zonder klagen op te nemen. Daarnaast denken veel arbeiders dat het extra werk hun eigen schuld is. Dat denken ze omdat hun bazen hen onrealistische doelen opleggen; kunnen ze die niet halen, dan zijn ze er oprecht van overtuigd dat dat ligt aan hun eigen incompetentie. En dus zitten ze nog een paar uur langer aan hun bureau, en de volgende dag nog eens, tot ze hun familie en vrije tijd uit het oog verliezen. Of in het ergste geval: tot ze er uiteindelijk aan sterven. 

 

Werken kan uw gezondheid schaden, dat staat vast. Vergeet dus ook dit academiejaar niet dat er ook een leven bestaat buiten de boeken! 



editoriaal

09/09/2017
🖋: 

Het nieuwe academiejaar mag dan net aangebroken zijn, ons dwarsjaar is al een poos bezig. Alle woorden die nu in je handen verzameld rusten, hadden immers de tijd en energie van een bende studenten nodig. Studenten die meermaals het gezonde evenwicht tussen vakantie, herexamens en deadlines uit het oog verloren.

Wij zijn daarin echter geen uitzondering. Kreeg jij dit boekje in je knuisten geduwd op het Sint-Jansplein of op de Bist? Dan ben jij mooi getuige van het harde werk dat Unifac en ASK Stuwer de afgelopen maanden verzet hebben.

Zo’n engagement vraagt tijd. Niet iedereen staat daarbij stil. Het VLOR-advies wel: het pleit voor financiële vergoedingen voor studentenvertegenwoordigers. Ongeacht de briljantheid van dat idee, of het gebrek eraan, maakt het dat engagement nog eens openlijk in de aandacht komt. Vergeet tijdens het discussiëren echter niet dat nog andere studenten zich minstens even hard inzetten. In andere verenigingen of kringen.

Het zijn ál die studenten die schipperen tussen studietaken en hun bijkomende engagement. Zowel voor beginnende zieltjes als de oude rotten is dat – ondanks welk advies ook – geen evidentie. (Bijna) verdrinken overkomt de besten. Dat het desondanks de moeite waard is, weten zij allemaal.

Aan zij die (al dan niet) succesvol balanceren voor het hogere doel: hoedje af. Aan zij vol engagement en goesting: laat het je er vooral niet van weerhouden om even goedgelovig optimistisch jouw nieuw academiejaar te vullen. Het maakt onze universiteit (en jezelf) toch zoveel mooier.



de studentenraad en dwars in gesprek

09/09/2017
🖋: 

Hij zetelt voor het tweede jaar in het Bureau van de Studentenraad, dit jaar gekroond tot voorzitter. Zij bevindt zich voor het derde jaar in de hoofdredactie van dwars, ditmaal onder de titel hoofdredacteur. Hij gebruikt graag juridisch taalgebruik, zij babbelt veel te snel.

Onderstaande is een verslag van de kennismaking. De speeddate. De mondelinge pingpongmatch.

Hij bestelt een cola. Of hij weet dat ze enkel Pepsi serveren? “Doe dan maar een gele limonade.” Zij vraagt een rooibosthee.

 

onbekend onderbemand

ANOUK BUELENS-TERRYN: Wat zijn de uitdagingen voor het Bureau van de Studentenraad dat normaal zeven leden telt, maar momenteel maar door twee studenten bemand is?

GEERT DE HOON: Dit is een uitzonderlijke situatie, en zeker niet blijvend. Doordat er niet genoeg kandidaturen binnen waren voor de eerste ronde, zijn we maar met twee verkozen. We willen echter wel met een groter team aan de slag. De procedure om dit na de verkiezing mogelijk te maken, is al uitgeschreven.

ZIJ: Daalt je draagvlak nu niet enorm?

HIJ: Dat zou ik willen relativeren. De algemene vergadering (AV) is immers wel volledig verkozen. Hierin zitten alle leden van de Studentenraad en worden alle zaken met studentenbelang op onze universiteit besproken. Het bureau wordt uit deze AV gevormd en regelt enkel de dagelijkse werking. Dus qua draagvlak kan je geen problemen zien in ons voorlopig Bureau. Het is natuurlijk organisatorisch wel gunstiger om een groter team achter je te hebben.

ZIJ: De Moeial – het studentenblad van de VUB – stelde vorig jaar een kieswijzer op, zodat studenten zich konden informeren over de programmapunten van de opkomende studentenvertegenwoordigers. Mooi idee, totdat bleek dat de kandidaten amper ingingen op deze vraag.

HIJ: In jaren dat er weinig studentenvertegenwoordigers opkomen, zie je inderdaad dat er weinig campagne gevoerd wordt. Ze hebben die dan ook niet nodig: ze worden automatisch verkozen wanneer er geen tegenkandidaten zijn, of wanneer er minder kandidaten dan functies zijn. Dat ondermijnt je legitimiteit, maar je kan verstaan dat die studenten de moeite er dan ook niet in steken.

 

eigen verantwoordelijkheid

ZIJ: Het lijkt me niet correct dat wij desondanks niet weten met welke ideeën de kandidaten opkomen. En (rechtstreeks) verkozen worden.

HIJ: Als je hun programmapunten wil weten, moet je zelf ook maar opkomen. Je kan als student geen eisen stellen aan studentenvertegenwoordigers wanneer we er zo weinig hebben.

ZIJ: Jullie leggen echter zelf ook eisen op aan jullie studentenvertegenwoordigers. Vorig jaar was er de heisa rond de zestigprocentaanwezigheid die jullie verwachten van jullie leden. De haalbaarheid voor (vooral) de buitencampussers werd sterk in vraag gesteld.

HIJ: Die regel is er altijd geweest. Afgelopen jaren zagen we desondanks dat er veel studenten niet kwamen opdagen voor de mandaten waarvoor ze verkozen waren. Dat kan niet, je vertegenwoordigt wel de student in die bepaalde organen. Als je dan niet naar de vergaderingen komt, verzaak je je werk. Het mag toch wel duidelijk zijn dat wanneer je je job niet doet, je die niet mag behouden?

       Dat is overal zo – en onze zestigprocentquota noem ik mild. Onze rector Herman Van Goethem noemt onze overgangsregel bovendien  billijk. Die staat toe dat er in gevallen van overmacht (zoals ziekte, overlijden, …) de gemiste vergadering niet wordt meegeteld.

ZIJ: Ben je dan een slechte studentenvertegenwoordiger wanneer je bijvoorbeeld door stages of practica vergaderingen mist?

HIJ: Dat zijn moeilijke gevallen. Wanneer je desalniettemin op voorhand weet dat je weinig beschikbaar zal zijn, is het niet aan te raden om een mandaat op te nemen. Dat laat je dan beter aan iemand anders over.

ZIJ: De lijst met verkozen studentenvertegenwoordigers vertoonde echter opvallend veel lege plaatsen. Studenten die hun aanwezigheid inhalen op andere momenten en zich elders even hard inzetten voor hun medestudenten zijn dan toch beter dan nog meer lege plaatsen op die lijst?

HIJ: Je vergeet dat wij als studentenvertegenwoordigers een slechte naam krijgen wanneer wij aan de faculteitsdirecteur laten weten dat student X in zijn of haar orgaan komt zetelen en deze niet komt opdagen. Dat heeft een slechte weerslag op ons. Wij gaan niet kiezen tussen ‘onze regel en geen vertegenwoordigers’ of ‘geen regel en een groter aantal’. Onze norm wordt hoe dan ook behouden. Wel moeten we het mandaat van studentenvertegenwoordiging aantrekkelijker zien te maken.

 

openbaarheid

ZIJ: Hoe plan je dat te bereiken?

HIJ: Ik vermoedde al dat dat je volgende vraag zou zijn. Ik heb daar lang over nagedacht en ben tot de conclusie gekomen dat alles begint bij naamsbekendheid. Je kan je immers niet engageren voor iets waarvan je niet weet dat het bestaat. Onze vorige voorzitter Anaïs Walraven heeft daarom erg ingezet op onze Facebookpagina. Hoewel het maar moeilijk te bolwerken was met amper vier bureauleden, is ze erin geslaagd om onze online awareness te vergroten. 

        Die wil ik doortrekken. Ons aantal likes is echt niet slecht wanneer je kijkt naar vergelijkbare pagina’s. We kunnen echter nog beter. We moeten vooral onze werking nu meer terugkoppelen. 

ZIJ: Was dat afgelopen jaar geen pijnpunt? Een rondvraag bij onze redactie liet uitschijnen dat vooral de opiniestukken herinnerd werden van jullie afgelopen werkingsjaar. Wat jullie tijdens vergaderingen etc. bespreken, ontgaat ons kennelijk volledig.

HIJ: Je kan onze werking nochtans prima nagaan. De meeste raden waarin studentenvertegenwoordigers zetelen, plaatsen immers hun verslagen op Blackboard. Daardoor zijn de zaken die je aanbelangen vrij beschikbaar. 

ZIJ: Wellicht is dat iets dat je al beter zou kunnen communiceren. Zelfs een powerpoint van een specifieke les terugvinden levert weleens een zoektocht van jewelste op. 

HIJ: Maar geloof het of niet, ik ben al door een aantal studenten aangesproken over die verslagen. Ze worden dus wel gevonden.

ZIJ: De studentenraden van de KULeuven en VUB plaatsen de verslagen van hun algemene vergaderingen integraal online. De verslagen van dergelijke vergaderingen zijn bij jullie echter niet te vinden. Is dat geen gebrek aan transparantie?

HIJ: Goh, misschien wel? Voor de tweede algemene vergadering is dat thema alvast wel een agendapunt. Het is alleszins de bedoeling om dit jaar onze agenda’s en verslagen veel sneller door te sturen binnen onze eigen werking. Pas dan kunnen we eventueel naar buiten toe communiceren. Dat ga ik echter niet in mijn eentje beslissen, dat moet besloten worden binnen de AV. Zouden de studenten hierin trouwens geïnteresseerd zijn? Ze weten al niet waarover het gaat en en het woord ‘verslag’ alleen al klinkt ontzettend saai.

 

agenda

ZIJ: Wij noemen ze onze ‘notulen’.

HIJ: Dat is nog oubolliger! Met je medische opleiding zou je het nog kunnen omdopen tot ‘annalen’.

ZIJ: Het proberen waard! Welke zaken plan jij nog aan te passen? Zet jij Anaïs haar werking verder, of ga je zijwegen inslaan?

HIJ: Elke voorzitter heeft natuurlijk zijn eigen stijl en manier van werken. Ik ben iemand die liefst een grote gedragenheid heeft om beslissingen te nemen, in de mate van het mogelijke. Maar uiteindelijk zal er niet zoveel verschillen.

ZIJ: Gaan jullie de vergaderingen openbaar maken? In Leuven, Gent en Brussel zou ik kunnen aansluiten. Hier niet.

HIJ: De vorige twee jaar was dat inderdaad niet het geval, net zoals de jaren ervoor − vermoed ik. Mocht de vraag er zijn, zullen we dat overwegen. Maar vooralsnog weet ik ook niet of er ook werkelijk vraag naar is.

ZIJ: Concreet: wat wil je tegen Kerstmis verwezenlijkt hebben?

HIJ: We kunnen onze beleidsplannen natuurlijk pas opstellen wanneer we een voltallig Bureau hebben. Maar een van mijn persoonlijke doelen is om studenten bewuster te maken van hun rechten. Hoe ze die kunnen laten gelden op vlak van examens, fraudezaken en interne beroepen.

ZIJ: En over een jaar?

HIJ: Als ik ervoor kan zorgen dat er een nieuwe golf studentenvertegenwoordigers opstaat − een meer bestendige studentenvertegenwoordiging − ben ik heel trots.

 

Het mag duidelijk zijn. Ze zijn elkaar waard. Hij begint zijn master, zij ook. Beiden willen zich meer tonen op de buitencampus. Beiden willen er een sterk jaar van maken.

Laat haar nu net een streepje voorhebben: zij heeft nu al een volledig hoofdredactieteam, hij vervolledigt het zijne eind september pas. Zij wenst hem vooral veel succes voor het komende jaar.