Moestuintjes en tuinieren zijn terug! Dat merk je overal, ook in stedelijke gebieden zoals Antwerpen. Zo investeerden districten Wilrijk en Berchem al in projecten om de straten te vergroenen met onder andere geveltuintjes. Ook de stad zelf promoot het aanleggen van geveltuintjes en dat lijkt te werken, want tijdens een stadswandeling de dag van vandaag zie je steeds vaker groene gevels. Onze universiteit trekt die groene lijn netjes door en ook op onze campussen zijn verschillende (moes)tuintjes terug te vinden. Wij zetten twee (moes)tuintjes op de campus in de kijker.
Wie wel eens les heeft in Het Brantijser op de Stadscampus, heeft het ongetwijfeld al gezien: het braakliggend lapje grond dat er tot een paar weken geleden vrij dood uitzag, leeft helemaal op! Dat zette deze redacteur meteen aan het denken. Heeft UAntwerpen dan toch geĂŻnvesteerd in tuinmannen die geen schapen zijn? Bestaan tuinkabouters echt? Na een zoekopdracht op Google kwam ik er al snel achter dat het gaat om âHofstadâ, een historisch proefveld voor stadslandbouw. Mijn nieuwsgierigheid was enorm aangewakkerd, dus contacteerde ik CĂ©cile Bruyet en Tim Soens, de coördinatoren van het project. CĂ©cile vertelt me dat het project deel uitmaakt van het vak ecologische geschiedenis in de derde bachelor Geschiedenis. Daar leren de studenten over allerlei themaâs met betrekking tot ecologische geschiedenis en een deel daarvan is landbouw. Hofstad is het praktijkdeel van het vak en draait vooral rond stadslandbouw. âAlle 160 studenten die in de cursus zitten, nemen ook deel aan het project. Dat was echt een praktische uitdaging, maar het luktâ, legt ze uit.
Binnen het kader van het vak zijn de studenten ingedeeld in zes groepen die allemaal aansluiten bij een historische periode. âDe eerste tuin draait rond de vroege tot de hoge middeleeuwen. Daarbij is het thema de geschiedenis van geneesmiddelen. Dat zijn allerlei planten die toen voor zieken geteeld werden. De tweede tuin betreft de late middeleeuwen tot de premoderne periode. Daar is het thema de geschiedenis van smaak, en moeten de studenten met recepten werken. De derde tuin situeert zich ook in de premoderne periode, maar daar draait het allemaal rond diergeneeskunde. De vierde tuin draait rond industrialisatie, de periode waarin moestuinplannen voor stedelijke gebieden ontstonden. De vijfde en zesde tuintjes bevinden zich in de post-Tweede-Wereldoorlog-periode en gaan over het landbouwonderwijsâ, legt CĂ©cile uit.
Naargelang hun periode en thema moeten de studenten bronnen zoeken om te ontdekken hoe de mensen toen aan landbouw deden. Zo beslissen ze welke gewassen ze kunnen planten en welke materialen ze mogen gebruiken. Dat is soms niet eenvoudig volgens professor Soens: âStudenten moeten zich een aantal vragen stellen voor ze beginnen. Als ze erwten willen zaaien moeten ze weten of mensen dat wel deden in de zestiende eeuw en hoe ze die dan zaaiden. Dan moeten ze ook nog op zoek gaan naar de historische varianten van erwten en het zaaigoed daarvoor, dus het is niet gemakkelijk. Ook als er insecten bij te pas komen is het niet evident. Je hebt geen insecticide, je hebt geen herbicide, dus je moet alles eigenlijk zelf uitvinden. Ook het bemesten gebeurt bijvoorbeeld met historisch verantwoorde meststoffen zoals turf en koemest in korrelvorm.â
Het doel van het prac ticum is om studenten actief aan het denken te zetten over stadslandbouw door de eeuwen heen. âZe brengen maandelijks verslag uit van wat ze hebben gedaan, hoe ze dat hebben overlegd en welke bronnen ze daarvoor gebruikten. Het gaat ons dus echt om de argumentatieâ, legt CĂ©cile uit. Toch kijken de historici ook vooruit, zegt Soens: âJe ziet vandaag in het stadsbeeld veel geveltuintjes en andere moestuintjes. Dat is wel de inspiratie natuurlijk. Er wordt vandaag nagedacht over andere manieren om aan voedselvoorziening te doen. De korte keten is weer belangrijk. Historici kijken naar het verleden om iets te zeggen over vandaag. Zo is geschiedenis maatschappelijk relevant.â
The Sympoiesis Garden
Op campus Mutsaard gelooft men ook dat tuinieren maatschappelijk relevant is. In de gangen vind ik flyers die me uitnodigen om op woensdagavonden mee te werken aan The Sympoiesis Garden. GeĂŻntrigeerd besluit ik om er volgende woensdag opuit te trekken en door de statige campuspoort op zoek te gaan naar de student-tuiniers. Rondom een picknicktafel vind ik een gezelschap dat thee en gebak met elkaar deelt. Met mij zijn Eline De Clerq, docent aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en oprichtster van het project, vier (ex-)studenten van de Academie en een kunstenaar. Zelf ben ik de enige student van UAntwerpen, maar ik word verzekerd dat ik evenzeer welkom ben. Omgeven door oude gebouwen, standbeelden en een afgedankte sokkel voelt de geschiedenis hier heel dichtbij. De mensen uit de geschiedenis blijken ook letterlijk dichtbij, de grond is immers een oude begraafplaats. Eline raadt me aan om niet dieper dan twintig centimeter te graven om een tĂȘte-Ă -tĂȘte met een schedel te vermijden.
Eline vertelt ons enthousiast het verhaal van de tuin. Tot enkele jaren geleden was tuinieren hier verboden. Toen hebben experts aangeraden om hier te tuinieren om zo de ecologie van de tuin te herstellen. Tegelijkertijd was er het idee dat studenten hier recht op hadden. De twee kwamen samen en zo werd het project geboren. Buiten de ecologie herstellen is het ook de bedoeling om studenten hier actief aan het denken te zetten. In tegenstelling tot Hofstad kwam dit project tot stand vanuit een artistieke, en geen historische, visie.
Dat punt wordt goed duidelijk gemaakt wanneer het woord agency valt, een term die elke geschiedenisstudent bekend in de oren klinkt. Historici debatteren er hevig over of patronen in de samenleving, structuur, of de wil van de mens zelf, agency, de grote drijfveer van de geschiedenis is. Ze zijn een beetje het kip en het ei voor historici. Hier wordt agency gebruikt in een context die de geschiedschrijving vreemd is: het gaat over die van de planten en niet die van de mens. Studenten leren in deze stadstuin om zichzelf als een deel van de natuur te zien en ervoor te zorgen, iets wat zeker in een tijdperk van klimaatverandering relevanter is dan ooit. De achterliggende visie van de tuin is ook gepubliceerd in de vorm van een kaart. Die is half kunstwerk, half academisch werk inclusief bronvermeldingen en geheel gratis te halen in de bibliotheek van de Academie.
Dat klinkt als veel theorie, maar in praktijk kwam het erop neer dat we gras gingen uittrekken. Niet omdat gras een âonkruidâ is, die term zouden de tuiniers hier nooit hanteren, maar omdat gras net het âonkruidâ verdringt. Als we alleen het gras verwijderen dan kunnen de andere planten groeien. Het merendeel van ons gezelschap gaat na wat minuten gras trekken over naar andere activiteiten. Ze gingen een hekje bouwen rondom het centrale stuk van de tuin om te vermijden dat bezoekers per ongeluk de planten gaan vertrappelen. Later worden er ook varens in de grond geplant.
Ik bleef twee uur bezig met het gras. Het is uitdagender dan je denkt. Je denkt perfect te weten wat gras is en wat niet tot je gedwongen wordt om alleen gras en niets anders uit te trekken. Zo aandachtig naar de grond moeten kijken dwingt wel een band met de aarde af. Je komt ook regelmatig oog in oog te staan met de bewoners van die aarde. De wormen zijn niet blij dat je gras uit hun aarde trekt. Hun veelvuldige aanwezigheid toont wel aan dat de grond gezond is. Buiten de wormen houdt er nog Ă©Ă©n collega grasplukker me gezelschap. Geen student van de Academie, maar een kunstenaar die hier is terecht gekomen uit fascinatie voor het project. Tijdens het grasplukken filosoferen we verder over de tuin en delen we levensverhalen. Na twee uur thee drinken, filosofische conversaties voeren en gras uittrekken is het tijd voor avondeten en gaan we allemaal stilletjesaan naar huis, ook de wormen die ik niet langer uit hun huizen kan verjagen.Â
Iedereen is welkom om mee te helpen in de tuin. Info over de samenkomsten kun je vinden op de Instagrampagina. @royalacademyantwerpgardenÂ
Â
- Log in to post comments