De kat en de schrijver, bestaat er een onafscheidelijker duo? Wie al eens een blik wierp op de achterflap van een willekeurig boek weet dat menig auteur zich graag laat fotograferen in het bijzijn van een harige levensgezel. Waarom gaat het schrijvershart sneller slaan voor de kleinste der katachtigen? Als veellezer die de kamers van zijn ouderlijk huis deelt met twee aanhankelijke dakhazen, voelde onze redacteur zich de aangewezen persoon om dit uit te pluizen. Resultaat: een (beknopt) overzicht van de poes in de Nederlandstalige letteren.
Annie M.G. Schmidt
Persoonlijke anekdote: de eerste katten ten huize Van Looveren heetten Jip en Janneke, vernoemd naar de twee hoofdpersonages uit de gelijknamige kinderboekenreeks van Annie M.G. Schmidt. Dat Jip en Janneke in het werk van Schmidt zelf de kat Siepie als huisdier hebben, vind ik tot de dag van vandaag dan ook een absurd gegeven. Nu ik de verhalen van Jip en Janneke als twintiger herlees, valt het op dat Siepie in de verste verte niet lijkt op de antropomorfe kat in de bijhorende tekeningen van Fiep Westendorp. Siepie is een poes van vlees en bloed die blaast naar de hond Takkie, klauwt wanneer het aaien haar niet zint en met enige regelmaat een nestje werpt. Jip blijkt trouwens een sadistisch etterbakje te zijn. Wie haalt het anders in zijn hoofd om de volledige inhoud van een gieter over een kat uit te gieten?
De Siepiepassages uit de Jip en Jannekereeks werden samen met andere poesgerelateerde poëzie en proza gebundeld in een bloemlezing met de toepasselijke titel Het grote poezenboek van Annie M.G Schmidt. Het boek is een aangename kennismaking met de columniste Schmidt. In Doe het zo, een van de columns die in het boek is opgenomen, prijst de auteur haar kat die liever een vlieg oppeuzelt dan in te gaan op de avances van een krolse kater. De aangewezen omgangsvorm voor vrouwen met ongeduldige minnaars, besluit Schmidt: “Doe het zo, zou ik u willen aanraden. Nou ja, in plaats van een vlieg mag u ook iets anders eten.”
Simon Carmiggelt
Lang voor Winteruur met Wim Helsen en zijn golden retriever, las Simon Carmiggelt ’s avonds een cursiefje voor op de Nederlandse televisie. Daarna eindigde de programmatie en kroop televisiekijkend Nederland onder de wol. Carmiggelt, die naast zijn literaire optredens op radio en televisie bijna dagelijks een zogenaamde Kronkel publiceerde in Het Parool, bracht een groot deel van zijn leven al schrijvend door. In 1952 wijdde hij een boekje met de welluidende titel Poespas aan zijn kleinste huisgenoot. Carmiggelt is op zijn best wanneer hij ogenschijnlijke banaliteiten beschrijft. Neem nu de passage over de poes en de kerstboom, een herkenbaar relaas voor katteneigenaars die tijdens de eindejaarsperiode de fout maken het huis te decoreren. In de apotheose van het hoofdstuk sleurt Carmiggelt de kater hardhandig uit de kerstboom. Het arme dier glipt uit de handen van de schrijver, belandt op zijn rug, krabbelt zich recht en vlucht onder de kast. Zelfs wanneer Carmiggelt op zijn knieën gaat om spijt te betuigen, vertoont de kat geen teken van leven. Juist op het moment dat de schrijver vol berouw in een fauteuil neerploft en besluit om nooit meer een haar van zijn huisdier te krenken, ziet hij hoe de kat met veel smaak de kerststronk oppeuzelt. Wie dacht dat alleen kinderen onmogelijk zijn, heeft duidelijk geen huisdieren …
Gerard Reve
Kattenliefhebbers die ooit De avonden tot zich nemen, moeten tijdens het lezen van het eerste hoofdstuk al naar adem happen. Wanneer hoofdpersonage Frits van Egters de avond doorbrengt bij jeugdvriend Louis, verkoopt laatstgenoemde een ferme tik aan de kat op zijn schoot. De daaropvolgende conversatie is doordrenkt van kattenhaat. “Ik vind het eigenlijk dieren zonder ziel […] Waarachtig ik begrijp niet […] hoe iemand zulke beesten in huis kan hebben.”
Of Reve de boel belazerde of juist altijd oprecht was, is voer voor een discussie waar ik mij als pseudoreviaan niet aan wil wagen. Feit is wel dat de grote volksschrijver, in tegenstelling tot zijn literair alter ego van Egters, verknocht was aan katten. Wie de termen ‘Reve’ en ‘kat’ invoert in de zoekbalk van Google Afbeeldingen, stuit op een reeks portretten waar de schrijver poseert met een poes. De man sprong zo te zien hardhandig om met het kattenras. Klaarblijkelijk moesten niet alleen de onderworpen liefdesslaven het ontgelden wanneer Reve nood had aan affectie …
In 1958 stelde Reve zich voor zijn doen zachtaardig op tegenover katten. In het opinieblad Vrij Nederland legde hij aan de brave huisvrouw uit wat te doen met de poes wanneer de baasjes op logement gaan. Wie een reeks handige tips volgt, kan de kat laten wennen aan een reismand, zodat het geliefde huisdier de volgende keer het reisgezelschap kan vervoegen. Gerard Reve die eens niet schrijft over God, liefde of de dood, maar zich zowaar ontpopt tot de Coach Conny van zijn generatie … De wonderen zijn de wereld nog niet uit.
Midas Dekkers
Op zijn oude dag gaat schrijver en bioloog Midas Dekkers door het leven als een kinderloze grootvader, een titel die de man te danken heeft aan zijn warrige haardos, vriendelijke hertenogen en zachte vertelstem. Door zijn grenzeloze eruditie is de bioloog bovendien een graag geziene gast op radio en televisie. Dekkers die tijdens een strandwandeling een uiteenzetting geeft over het voortplantingsorgaan van de zeekomkommer om vervolgens in een bruine kroeg te mijmeren over de knopenverzameling uit zijn kinderjaren, is – naar mijn eigen bescheiden mening – hét recept voor een geslaagde televisieavond.
Hoewel de bioloog het ganse dierenrijk in zijn hart heeft gesloten, koestert hij een grote voorliefde voor katten. Uitgeverij Atlas Contact bundelde een aantal kattenstukken in het boekje Poes, een kleinood dat gelukkig meer tot de verbeelding spreekt dan de inspiratieloze titel. In Poes is de bioloog Dekkers nooit ver weg. Zo komen we onder meer te weten dat katten hun menselijke huisgenoten aanzien voor hun moeder en ze daardoor steeds hun achterwerk optillen wanneer ze geaaid worden. Het schoonlikken van het sterretje behoort namelijk tot het vaste takenpakket van mamapoes. Tussen de korte biologielessen door staat Dekkers stil bij de dingen des levens: het onstilbare verlangen naar de kindertijd, het voortschrijden der jaren en de onvermijdelijke dood. Poes is een literaire lasagne: een snelle hap met laagjes.
Kees van Kooten
Kees van Kooten is naast de vertolker van enkele onsterfelijke typetjes zoals de Vieze Man, F. Jacobse en Cor van der Laak, ook een begenadigd schrijver. Ten bewijze: Przewalskipaardenmiddel, een van de moeilijkste teksten in de geschiedenis van Het Groot Dictee der Nederlandse Taal. Dat van Kooten een ware taaljongleur is, blijkt ook uit de titel van zijn autobiografie Koot graaft zich autobio. Zoals het hoort krijgt huiskat Leen een eigen hoofdstuk toegewezen. De intrede van Leen in het gezin van Kooten is een merkwaardig verhaal. Na de passage van een Eindhovens circusgezelschap bij de Nederlandse televisie blijft acrobatenkat Leen moederziel alleen achter. Van Kooten, die aan de slag is bij de openbare omroep, besluit zich over het verwaarloosde dier te ontfermen. In de daaropvolgende jaren deelt Leen lief en leed met de familie van Kooten: de kater vermaakt de kinderen met zijn acrobatentoeren, is de inzet van echtelijke ruzies en legt het vleselijke liefdesleven in het gastgezin aan banden door plaats te nemen op het uiteinde van het bed en de twee echtlieden aan te staren tot ze er impotent van worden. Nee, dat blotebenenspel zint katten niet …
Jan Wolkers
Het blotebenenspel is een belangrijk element in het oeuvre van Jan Wolkers. De man die er in Turks fruit vrolijk op los neukt, sprak naar verluid in het openbaar nooit over zijn seksleven. Op hogere leeftijd liet hij zijn zachte kant aan het brede publiek zien in het televisieprogramma De achtertuin van Jan Wolkers. Televisiekijkend Nederland was getuige hoe Wolkers zich liefdevol ontfermde over twee egelzusjes. De grootste dierenliefde van de schrijver was Voske, de schildpadpoes die 21 jaar aan zijn zijde leefde. Geen wonder dat het dier het hart van de Wolkers veroverde. Voske was zijn steun en toeverlaat tijdens het schrijven. Het attente huisdier ging steeds ver genoeg van de typmachine zitten om het schrijfproces niet te hinderen. Mijn eigen kat Felix beschikt niet over zulke goede eigenschappen. Wanneer ik iets wil neerpennen gaat hij zonder schaamte languit op de papieren liggen.
Cees Buddingh’
Poëet en prozaïst Cees Buddingh’ had niet het genoegen om zijn kinderjaren door te brengen in de nabijheid van katten. De eerste zin van zijn boek Mijn katten en ik verklaart alles: “Mijn vader had astma.” Wanneer Buddingh’ een eigen gezin start is er gelukkig wel plaats voor poezen. In de loop der jaren groeit de schrijver uit tot een kattenliefhebber in hart en nieren. Mijn katten en ik leest als een liefdevol eerbetoon aan de katten in het leven van de schrijver, waarbij de anglofiel in Buddingh’ het niet kan laten om hier en daar uit te weiden over zijn geliefde Engeland. Niet verwonderlijk voor een auteur die het gehele Shakespeare-oeuvre naar het Nederlands vertaalde.
Mijn katten en ik eindigt opvallend abrupt. Er zijn geen hoofdstukken gewijd aan de laatste katten in het gezin Buddingh’. In het nawoord wordt het al snel duidelijk waarom het boek een open einde heeft: uit enkele dagboekfragmenten valt af te leiden dat de auteur stierf voor het finaliseren van dit werk. Een einde in mineur.
Willem Frederik Hermans
Dat Mijn katten en ik postuum verscheen, heeft alles te maken met Willem Frederik Hermans, de auteur van klassiekers zoals Nooit meer slapen en De donkere kamer van Damokles. In een recensie voor NRC Handelsblad liet Hermans geen spaander heel van Buddingh’ zijn gepubliceerde dagboek Een mooie tijd om later te worden. Het incident ging de geschiedenis in als de grootste karaktermoord in de Nederlandse letteren. De goedhartige Buddingh’ besloot niet op de aanval in te gaan, maar stortte naar verluid wel in een depressie en zou tijdens zijn leven geen dagboeken meer publiceren. Hermans zelf was zich van geen kwaad bewust en schiep er zelfs genoegen in dat hij een collega-schrijver op zijn plaats had gezet.
Zelfs de misantroop Hermans had een zwak voor katten. In Het sadistische universum 2 beschrijft de auteur hoe hij de verwilderde straatkatten in de ruïnes van het oude Rome probeert te aaien. Willem Frederik Hermans die gehurkt “poes, poes, poes” fluistert … Ik moet nog even wennen aan dat beeld. De kattenliefde van de schrijver is nochtans fotografisch vereeuwigd. In tegenstelling tot Reve, ging Hermans wel liefdevol om met zijn huisdieren. Het is geweten dat de twee schrijvers met elkaar correspondeerden. De gewenste omgang met katten kwam klaarblijkelijk niet aan bod.
Remco Campert
Remco Campert is het bewijs dat de kat niet alleen voorbehouden is voor de schrijver-pessimist. Campert hield van de geneugten van het leven en was niet vies van een flinke dosis humor. In Dagboek van een poes beschrijft de auteur het reilen en zeilen ten huize Campert vanuit de ogen van huiskat Poef. Poef leidt een heerlijk kattenbestaan en vult haar dagen met dutjes voor het slapengaan, haar baasjes voor de voeten lopen en onmogelijke slaapplekken uitzoeken. Dagboek van een poes is Campert op z’n best: het plot is ver te zoeken, de neologismen zijn vurrukkulluk en het geheel wordt afgesloten met een stevige vrijpartij – onder katten weliswaar.
- Log in to post comments