Op 26 maart begon CurieuzeNeuzen in de Tuin voor de tweede keer in Vlaanderen. Dit keer zullen iets meer dan 3000 gazondolken verspreid over Vlaamse tuinen de bodemvochtigheid en temperatuur meten. Hoe de dolk precies in de steel zit, leggen Sanne de Rooij, communicatiecoördinator van
CurieuzeNeuzen in de Tuin, en Jonas Lembrechts, postdoc aan UAntwerpen en medeverantwoordelijke voor het wetenschappelijke luik, haarfijn uit.
CurieuzeNeuzen in de Tuin is een grootschalig burgerwetenschapsproject waarvoor de deelnemers een gazondolk in hun tuin planten. “De gazondolk is een miniweerstation van ongeveer veertig centimeter. Hij meet de temperatuur en bodemvochtigheid elk kwartier alsof het een plantje is. Hoe voelt een plant zich als het warm of droog begint te worden?” legt Lembrechts uit. De Rooij voegt daaraan toe: “Hij heeft ook een kleine simkaart gekregen die één keer per vierentwintig uur al die meetdata doorstuurt naar onze database, vanwaar die wordt doorgestuurd naar het interactief dashboard van elke deelnemer. Daarop bieden we een aantal grafieken aan, waaronder een vergelijkend histogram van hoe jouw sensor zich verhoudt tot die van de andere Vlaamse tuinen. Op die manier kunnen we deelnemers op een leuke en eenvoudige manier inzicht geven in wat er in hun tuin gebeurt. Als de temperatuur de hoogte inschiet, zien ze dat de temperatuurgrafieken onmiddellijk oplopen.” Op die manier wordt de enigszins abstracte wetenschap achter CurieuzeNeuzen in de Tuin concreet gemaakt.
plantvriendelijk meetstation
Ik trek mijn stoute schoenen aan en stel de vraag die op de lippen van menig wetenschapsonbenul brandt: en wat is daar het praktisch nut van? Lembrechts legt uit: “Tot nu toe meten we vooral het weer en het klimaat met weerstations, in Ukkel bijvoorbeeld. Maar als ecoloog merk je dat die temperaturen eigenlijk totaal niet relevant zijn voor wat de natuur zelf ervaart. Als een weerstation twintig graden meet, kan het zijn dat het gras in je tuin tien graden of dertig graden ervaart. Met CurieuzeNeuzen in de Tuin meten we nu wat er wél aan de hand is in de lokale tuinen. We zien bijvoorbeeld dat het in de stad op een zwoele zomernacht gemakkelijk vijf graden warmer is dan op het platteland. Al die patronen kunnen we nu met ongekend detail opvolgen. Plus, omdat we zo veel data hebben en omdat we weten wat voor tuinen het zijn en welk beheer daarin gebeurt, kunnen we ook uitzoeken vanwaar die verschillen komen. Die gegevens kunnen we vertalen naar welke beheersmaatregelen de impact van extreem weer kunnen beperken in de tuin. Vanuit de overheid is daar veel vraag naar, denk maar aan de Green Deal en Blue Deal, waarbij onze metingen kunnen aantonen welke beleidsmaatregelen effectief werken.”
“Daar komt bij dat de tuinen in Vlaanderen een groot totaaloppervlak hebben,” merkt De Rooij op, “zelfs groter dan het bosoppervlak.” Lembrechts vult aan: “Ongeveer 12,5% van het Vlaamse oppervlak is tuin. Eén, dat is heel veel. Het totale bosoppervlak is bijvoorbeeld 10%. Twee, met 12,5% kan je een behoorlijke impact hebben, mits je dat goed beheert. Drie, tuinen liggen vaak op belangrijke locaties. In de stad kunnen tuinen soms zelfs het enige groen zijn dat er is, waardoor ze een disproportionele impact kunnen hebben op het bufferen van de temperatuur.” Des te belangrijker om te weten wat er zoal speelt in de tuin dus.
"Als een weerstation twintig graden meet, kan het zijn dat het gras in je tuin tien graden of dertig graden ervaart."
CurieuzeNeuzen in de Tuin vond voor het eerst plaats in 2021 met iets meer dan 5000 locaties. “We waren aan de meetcampagne begonnen met het plan om de hitte en droogte in kaart te brengen. En toen was al die regen daar plots”, vertelt Lembrechts. “Voor ons zat er wel een mooie kans in: toen de regenbom in augustus viel – waarbij vooral in het oosten van Vlaanderen en Wallonië extreme neerslag viel – waren we in heel Vlaanderen de bodemvochtigheid aan het meten. Toen hebben we onze focus verlegd. Kunnen tuinen helpen om de impact van overstromingen tegen te gaan? Zeker tuinen op tactische locaties hebben toen hard gewerkt om het water af te voeren. Denk dan aan tuinen in de stad, waar water op de vele verharde oppervlakten maar moeilijk kan infiltreren, of in valleien, waarnaartoe veel water stroomt. Aangezien het dit jaar tot nu toe erg droog is, kunnen we mogelijk de vergelijking tussen twee totaal verschillende zomers maken.” De Rooij vult daarop aan: “Natuurlijk hoop je dat het weer dit jaar niet even extreem is, maar ergens zou het wel heel interessant zijn om twee extremen naast elkaar te kunnen leggen.”
wetenschap van buur tot buur
De overkoepelende term ‘CurieuzeNeuzen’ heeft ondertussen al naam voor zichzelf gemaakt als grootschalige burgerwetenschap. De Rooij: “Er komen veel mensen van verschillende disciplines samen aan de organisatorische kant, wat ik zelf erg interessant vind. Daarnaast vind ik het contact met de deelnemers zelf tof. Mensen zijn enthousiast over het project en doen graag mee. Ze zijn ook niet bang om kritische vragen te stellen: tot op heden hebben we 6500 vragen beantwoord in onze mailbox!”
Voor het wetenschappelijke luik is de burgerparticipatie eveneens boeiend. “Meestal doe je onderzoek en duurt het vaak jaren voor je je resultaten communiceert. In veel gevallen moet je je best doen om het verhaal verkocht te krijgen aan het brede publiek”, zegt Lembrechts. “Maar hier gebeurt het onderzoek letterlijk in de achtertuin. De deelnemers en het brede publiek zien wat er gebeurt, ze zien de data en ze zijn geïnteresseerd in de conclusies die wij aanbrengen. Qua communicatie zit je zo veel dichter bij het publiek nu. Soms levert dat wel uitdagingen op: wetenschap gaat niet altijd zo snel. Als mensen vandaag een hittegolf voelen, willen ze – bij wijze van spreken – morgen weten wat de impact daarvan is, maar daar kunnen wij niet zomaar onmiddellijk een antwoord op geven.” Hij benoemt de manier van werken van CurieuzeNeuzen in de Tuin als dé manier waarop hij als wetenschapper microklimaat wil bestuderen. “Als ik wil weten wat de temperatuur ergens is, gaat dat gewoon veel gemakkelijker als iedereen mij dat vertelt, in plaats van dat ik het zelf overal moet gaan meten. Nu leveren mensen elk hun bijdrage en kunnen we veel meer data verzamelen met dezelfde input. Win-win voor de wetenschap en de samenleving.”
De communicatie met de deelnemers verloopt ook via de sociale media van CurieuzeNeuzen. “Zeker in de opstartfase zijn grote campagnes losgelaten op sociale media. Wat bereik betreft was dat ook nodig”, vertelt De Rooij. “Fantastische campagnebeelden ook! Die zijn eigenlijk in Zuid-Afrika getrokken. Op het moment dat we die beelden moesten maken, was het hier grauw november, december, maar als je wil inspelen op hitte en droogte, heb je natuurlijk wel zon nodig. De locaties, figuranten en fotograaf kwamen allemaal uit Zuid-Afrika, maar de beelden zijn vervolgens hier gebruikt. We hebben een brede campagne opgezet via advertenties, reclame- en tv-spotjes, maar ook op sociale media.” Lembrechts vult aan: “De deelnemers kunnen hun interactieve dashboard ook op sociale media delen. We vonden het belangrijk dat dat kon, want communicatie van buur tot buur werkt tenslotte het best. Dat is ook enthousiast opgepikt online.”
De Rooij knikt. “De kracht van sociale media is echt niet te onderschatten om je boodschap te verspreiden. Je hebt de andere kanalen nodig om het bredere publiek te bereiken – vandaar dat een mediapartner als De Standaard voor zo’n groot project als CurieuzeNeuzen onmisbaar is – maar de interactie met deelnemers verloopt wel heel vlot via sociale media. Voor ons is het belangrijk dat de data van CurieuzeNeuzen een gespreksonderwerp kunnen zijn waarover je babbelt aan de koffieautomaat. Ik denk dat we dat doel bereiken op deze manier.”
een filter in de grond
Sommige van die kritische vragen zijn ook inhoudelijk. “Af en toe komen er vragen van deelnemers: waarom meten jullie dit of dat niet? Er zijn natuurlijk financiële en tijdsgebonden beperkingen, maar ik denk toch vaak: ‘Ja, waarom meten we dat niet?’ Er zijn zo veel belangrijke aspecten: je zou de luchtkwaliteit in huis kunnen meten, je zou zware metalen in de bodem kunnen monitoren ...” vertelt Lembrechts. De Rooij pikt daarop in: “Zware metalen kan je niet met een sensor meten maar wel met een bodemstaal. Aan het begin van de meetcampagne, toen onze deelnemers hun sensor in de grond staken, namen ze ook een bodemstaal af. Die bodemstaal analyseerden we op bodemtype. Aan de ene kant was dat om te zien of er veel klei, leem, zand of verschillende combinaties daarvan in je grond zaten. Bodemtype beïnvloedt de manier waarop water de bodem insijpelt. Zo laat klei moeilijker water door. Dat moeten we weten omdat onze sensor het vocht meet en een kleibodem anders zou reageren dan een zandbodem en we dus onze berekeningen daaraan moeten aanpassen.”
Aan de andere kant wilde het CurieuzeNeuzenteam de hoeveelheid organisch koolstof in de bodem weten. Dat is dan weer belangrijk om te kunnen bepalen wat de capaciteit voor CO2-opslag in de bodem van die tuin is. Lembrechts: “Je hebt de impact van klimaat en extreem weer op de tuin, maar je hebt ook de rol die de tuin zelf kan spelen om de klimaatverandering te vertragen. Opslag van koolstof in de bodem is dan een optie. We zien bijvoorbeeld dat tuinbodems een hogere koolstofopslag hebben dan veel landbouwgebieden, aangezien landbouw veel vraagt van de bodem, maar een lagere opslagcapaciteit heeft dan natuurlijke graslanden. Als er meer koolstof in de grond is, geeft dat aan dat er meer koolstof uit de lucht wordt gehaald. Door een ecologisch beheer zou je meer koolstof kunnen opslaan in de grond. Let wel, dat is een heel traag proces en zo veel is er niet te winnen, maar het is toch belangrijk om te tonen dat de tuin op verschillende manieren kan bijdragen aan een groenere wereld.”
luie tuinier, ijverige tuin
Hoewel CurieuzeNeuzen in de Tuin op dit moment zeker nog niet aan het einde van hun metingen zijn gekomen, stromen er al wel interessante conclusies binnen. Zo hebben tuinen, zeker in de stad, een belangrijke rol. Tijdens de overstromingen afgelopen jaar hebben die tuinen bijvoorbeeld harder moeten werken en meer regen moeten absorberen dan tuinen op het platteland. Dat had verschillende redenen. Lembrechts legt uit: “De verharde grond is een van de ‘boosdoeners’. Het water stroomt af van asfalt, waardoor het allemaal bij elkaar komt. Het lijkt dat het meer regent in je tuin, omdat het van elders toekomt.” Het tekort aan bomen is een andere reden: “Bomen vangen een deel van het water op, waardoor de regen later valt, de druk verlaagt en de overstromingspiek lager ligt. We merken dat bomen een belangrijke rol kunnen spelen om de impact van overstromingen op te vangen.”
"Een luie tuinier is een goede tuinier."
Ook bij hitte en droogte zijn tuinen belangrijk. “Op bewolkte dagen is het verschil niet zo groot, maar als de zon schijnt, kan er meer dan tien graden verschil zijn tussen de warmste en de koudste tuin”, zegt Lembrechts. “Wat ik zelf interessant vind, is dat de verschillen overdag heel anders zijn dan ‘s nachts. ’s Nachts zien we dat de stedelijke tuinen veel warmer zijn dan de tuinen op het platteland. Dat hadden we verwacht door het stedelijk hitte-eiland, zoals dat heet. Het stedelijk hitte-eiland kan je begrijpen als een warm deken dat door alle beton en asfalt in de stad de warmte absorbeert. Daardoor hangt die warmte ‘s nachts nog in de stad. Maar verrassend genoeg is dat hitte-eiland overdag in de tuinen bijna volledig verdwenen. In de tuinen die aan ecologisch beheer doen kan het koel zijn, zelfs als de rest van de stad aan het bakken is. Door aan slim beheer te doen kan je zelf een groot verschil maken!”
Dat slim tuinbeheer, is dat veel meer werk? “Een luie tuinier is een goede tuinier”, vat de Rooij het bondig samen. “Het is beter om zo min mogelijk je gras af te rijden, of om het afgereden gras op zijn minst in je tuin te laten liggen, zodat het op die manier teruggegeven kan worden aan de bodem. Dat is een gemakkelijkere manier om met je tuin om te gaan. Het concept moet nog bij mensen rijpen, heb ik de indruk, maar je ziet het meer en meer, onder andere in de campagne Maai Mei Niet van Knack.” Volgens Lembrechts is de ontharding het belangrijkste. “Vanuit ecologisch oogpunt moeten tegels en beton echt weg. Die zorgen voor warmte, het hitte-eilandeffect, de wateroverlast ... Daarnaast is het ook niet goed voor de biodiversiteit: er leeft niets op en je kan ook geen koolstof opslaan in beton. Let op, er zijn voordelen aan een terras en een geasfalteerde oprit, maar niet vanuit ecologisch oogpunt.”
Meer weten over CurieuzeNeuzen in de Tuin? Via www.curieuzeneuzen.be en www.standaard.be/curieuzeneuzen volg je het project op de voet.
- Log in to post comments