Sinds april loopt er een tentoonstelling over vluchtelingen in het Red Star Line Museum. Vluchtverhalen vertelt in expositievorm persoonlijke verhalen van mensen die hun land ontvluchtten en verweeft ze met de historische context van de (eenen)zeventigste verjaardag van de vluchtelingenconventie van Genève. De tijdelijke tentoonstelling toont zich tragisch actueel nu de oorlog in Oekraïne de gevolgen van gedwongen migratie opnieuw op de kaart zet. Voldoende aanleiding voor dwars om een katern aan het onderwerp te wijden; te beginnen met de expositie zelf.
De collectie is eenvoudig opgesteld in de inkomsthal van het museum. Witte, met tekst beschreven blokken die de associatie met een doolhof opwekken, leiden je door de abstracte geschiedenis van cijfers en internationale afspraken naar intieme plekken met mensenspullen. Op de blokken staat de context van de objecten en hun eigenaars geschreven, maar het werkelijke vluchtverhaal valt te ontdekken via videofragmenten.
De interviews, basale gebruiksvoorwerpen, visums en brieven nemen je mee naar levensfasen vol afscheid en ontmoeting, radeloosheid en hoop. Ik bleef lang stilstaan bij het verhaal van Ezmar uit Georgië, die zijn land verliet toen de politie hem weigerde te beschermen tegen homofobe knokploegen nadat hij betoogde voor meer LGBTQ+-rechten. Toen hij ook te maken kreeg met homofobie en agressie van medevluchtelingen op de plek waar hij terechtkwam om asiel aan te vragen, vluchtte hij opnieuw. Het is een kort stuk uit een van de vele verhalen die tentoongesteld worden, op hun beurt weer slechts enkele van de vele verhalen die uit noodzaak migrerende mensen meestal met zich meedragen.
Nadat ik mezelf even verloren heb gelopen in het leven van de grote Ander, vraag ik curator Bram Beelaert naar de ontstaansredenen van de expositie. ”De tentoonstelling was aanvankelijk gepland naar aanleiding van de zeventigste verjaardag van de Conventie van Genève, maar corona gooide roet in het eten. De terugblik die we voor ogen hadden, krijgt nu een plotse relevantie door de oorlog in Oekraïne, maar dat was dus zeker niet de oorspronkelijke insteek.” Op enkele verwijzingen na vind je dan ook weinig terug over de meest actuele oorzaak van vluchtende mensen die de geschiedenis rijk is. “We waren de teksten aan het afwerken toen de situatie daar ontspoorde. We hebben onszelf de vraag gesteld of we de tentoonstelling toch niet even moesten uitstellen om nog zaken te kunnen aanpassen, maar kozen uiteindelijk om het slechts op enkele plekken doelbewust te vermelden. Eigenlijk is de situatie zich nog aan het kristalliseren, je kan daar pas binnen ten vroegste een jaar echt iets over zeggen. Dat maakt de verhalen die we wel vertellen niet minder actueel. Vluchtverhalen toont dat het gaat om iets wat iedereen kan overkomen en dat de Conventie van Genève nog steeds relevant is.”
een mensenmuseum
Omdat het museum met persoonlijke getuigenissen werkt, spreekt het liever over ‘mensen met een vluchtverhaal’ dan over ‘vluchtelingen’: “Je kan moeilijk aan de term ‘vluchteling’ ontsnappen als je dit onderwerp aangaat, maar je merkt dat veel mensen met een vluchtverhaal er ambivalent tegenover staan. Het werkt als een label dat hen reduceert tot een specifieke fase van hun leven.” Daarnaast wil Beelaert ook vermijden te hervallen in een legalistische discussie over definities. “Niet ieder van onze getuigen heeft zich beroepen op de Conventie van Genève. Zo is er het verhaal van een Marokkaanse man die zijn land ontvluchtte omdat hij betrokken was bij studentenprotesten tegen de monarchie. Hij kwam aan in België op een moment dat je hier nog makkelijk als gastarbeider een verblijfsvergunning kreeg. Aan de andere kant van het spectrum heb je een gezin dat Kazachstan ontvluchtte uit angst voor zijn overheid, maar die angst hier moeilijk kon loslaten. Het gezin verbleef hier onder een studentenvisum en is uiteindelijk geregulariseerd geraakt, maar heeft dus nooit asiel aangevraagd. Die verhalen zijn even waardevol: de tentoonstelling gaat over de menselijke ervaring van migratie als een proces, een ingrijpende fase in iemands leven die niet zomaar herleid kan worden tot een statuut.”
Die blik is het Red Star Line Museum niet vreemd. “We hebben de benadering van onze vaste collectie doorgetrokken in Vluchtverhalen: één van herkenbaarheid en universeel menselijke emoties. Beide collecties tonen dagelijkse voorwerpen die uit hun context worden gerukt. Ze worden gesacraliseerd en in een museumomgeving gepresenteerd. Tegelijkertijd hebben ze voor de mensen die ze ons in bruikleen hebben gegeven een enorme emotionele waarde; vaak gaat het om een van de weinige spullen die men mee kon nemen. Waar het in het interview gaat over de beleving van een vluchtverhaal zijn die objecten een soort materiële tegenhanger: wat blijft over van die herinnering?.”
Gedwongen migratie is een ingrijpende levensfase die niet zomaar herleid kan worden tot een statuut.
De interviews worden, in tegenstelling tot de spullen, wel toegevoegd aan de vaste collectie van het Red Star Line Museum. De doelstelling van het museum op lange termijn is om een archief te zijn dat de individuele beleving van migratie in zowel verleden als heden toont. “We hebben al een project gehad over ‘liefde en migratie’. In de toekomst zijn nog projecten gepland over onderwerpen als ‘heimwee’ en ‘arbeid en migratie’.”
het stilleven op Linkeroever
Om dat heden te belichten, gingen de curatoren een samenwerking aan met Niko Hafkenscheid en Valentina Stepanova, een kunstenaarsduo dat al een parcours aan participatieve projecten aflegde. Zij verbleven tussen september 2021 en maart 2022 op geregelde tijdstippen in het opvangcentrum voor vluchtelingen op Linkeroever. Ook zij werkten rond materialiteit, om met de ongeveer 260 verblijvenden de stilstand waarin die zich bevinden te veruitwendigen naar iets wat getoond kan worden. Hafkenscheid: “Sommigen waren er nog maar net, anderen al heel lang. Er was veel variatie aan zowel nationaliteiten als redenen waarom ze gevlucht zijn. Zo was er een aanzienlijke groep Afghanen die de taliban zijn ontvlucht, onder wie een opvallend aantal hoogopgeleiden –mensen die in Iran, India en Japan hebben gestudeerd.”
“We probeerden een brug te slaan tussen hoe zij de wereld zien en de plek waar ze letterlijk en figuurlijk vandaan komen. Wegens corona moesten we ons beperken tot collecties opzoeken door op internet te surfen en in boeken te snuisteren. Uiteindelijk kwamen we uit bij het stilleven, een genre dat hun vaak vreemd was.” Niko en Valentina zetten in de refter een ministudio op en vroegen bewoners om te fotograferen wat ze belangrijk vonden. “Dat werden al snel de essentiële dingen: een telefoon, een mogelijks decoratief element, eten, een mondmasker … De beelden die zo ontstonden, brengen het tragische van de situatie op een bijna ludieke manier naar voren.” Naast de stillevens namen Valentina en Niko interviews af die zo ver mogelijk losstonden van het migratieverhaal: zo kwamen ze uit bij vragen uit Tinderprofielprompts. “Voor de meeste mensen is de vraag welk adjectief je moeder zou gebruiken als ze je zou omschrijven wel herkenbaar. Eigenlijk werd het ook een vraag wat kunst is: wie maakt wat, waarover gaat het hier?”
Europa heeft het steeds moeilijker met migratie.
Het stilleven kwam bovendien niet uit het niets: het leven van de mensen in het asielcentrum staat letterlijk stil. “Sommige nationaliteiten maken meer kans dan anderen, maar er is bij elk van hen een verpletterende onzekerheid over de toekomst; eigenlijk is het een gigantische wachtkamer. Het enige andere gebouw in de buurt is een psychiatrische instelling met hekken eromheen en voor de rest is er de autosnelweg. Ze zijn aan de rand geschoven, ze worden niet gezien, ze zijn als een schim die stilligt: zo vervaagt de perceptie van tijd. Onze opdracht werd om met hen die tijd uit te zitten. Dat kwam vaak neer op simpele dingen: in de tuin rondhangen, eten, met de kinderen spelen … Zo kwamen we dichter bij iets heel elementairs van wat een mens is, door dat samen met hen gedeeld te hebben.”
de tegenwoordige toekomst
Ik vraag beide heren uiteindelijk hoe ze kijken naar de situatie in Oekraïne na zo intensief met vluchtverhalen om te gaan. Hafkenscheid: “We zitten op een scharniermoment. Plots kunnen we hulp aanbieden die we eerder niet konden geven. Valentina helpt bij het Rode Kruis in het Zuidstation: daar is voor iedereen een bed, kledij, eten … Heel wat mensen voelen zich nu gediscrimineerd; denk even aan de situatie bij Klein Kasteeltje: daar slapen mensen op straat om zichzelf te kunnen laten registreren. Het is een confuse situatie.”
Beelaerts kijkt door de bril van een geschiedkundige: “Het is interessant hoe Europa het steeds moeilijker heeft met migratie, zelfs als die vanuit een reële angst voor eigen leven komt. Voor Oekraïne lijkt dat nu weg te worden geblazen; in die zin sluit de huidige situatie meer aan bij die van de Hongaarse vluchtelingen in 1956 dan met de oorlogen in Afghanistan en Syrië. Er was toen ook een duidelijk vijandsbeeld, maar de vraag is hoe die houding zal evolueren.”
Het duidelijke vijandsbeeld is slechts een van de speculaties die in de media te lezen vallen over de ongelijke behandeling van verschillende soorten vluchtelingen, toch geven sommigen een onverbiddelijkere verklaring: discriminatie en huidskleur spelen een rol in hoe je behandeld wordt, ook als vluchteling. “Er zullen vast verschillende redenen en parameters zijn,” benadrukt Hafkenscheid, “maar je kan er niet omheen dat er een reëel verschil is in aanpak. Ik probeer wel positief te blijven – uiteindelijk kreeg een boel mensen uit het centrum Linkeroever een positief antwoord. Bij Fedasil en de Belgische staat is er een zeker begrip, al blijven de procedures lang, ingewikkeld en ondoorzichtig. Het kader dat de laatste 150 jaar is gecreëerd is sluitend noch perfect, maar biedt wel bescherming. Hopelijk kunnen we de solidariteit die nu opflakkert opnieuw universaliseren tegen de internationale angst voor electoraal gewin van bepaalde politieke partijen.”
- Log in to post comments