Mogen we de klassieke muziek weldra ten grave dragen? Succesauteur Ilja Leonard Pfeijffer omschreef het genre als een mummie aan het infuus: vergane glorie die tevergeefs in stand wordt gehouden. Wie het programma van de belangrijkste concertzalen bekijkt, merkt een gebrek aan diversiteit. De canon van de klassieke muziek bestaat vooral uit Europese mannen die het tijdelijke voor het eeuwige hebben ingeruild. Tijd voor verandering?
Buiten de grenzen van het Europese continent laat de negenennegentigjarige Emahoy Tsegué-Maryam Guèbrou een frisse wind waaien door het muzikale landschap. De Ethiopische componiste staat niet alleen bekend om haar lange achternaam, maar ook om haar virtuoze pianospel. Gemakshalve houden we het op Emahoy; Giorgio Vasari heeft het in zijn Vite ook niet over Buonarroti.
Over de levenswandel van Emahoy kan een roman geschreven worden. Als kind van de Ethiopische aristocratie genoot ze muzikaal onderricht in Zürich en Caïro. Net als dat andere muzikale wonderkind, Wolfgang Amadeus Mozart, trad ze op aan koninklijke hoven. Zo was keizer Haile Selassie een groot bewonderaar. Emahoy had het sociaal kapitaal, de financiële middelen en het talent om uit te groeien tot een gerenommeerd concertpianiste. De Schepper besloot daar anders over. Na een zwerftocht door haar thuisland Ethiopië gaf ze gehoor aan haar christelijke roeping. Op haar negentiende trok ze zich terug in een afgelegen slotklooster.
Haar passie voor muziek is ze daardoor gelukkig niet verloren. In de jaren zestig en zeventig nam ze drie albums op, collector‘s items die nu alleen nog maar te vinden zijn in obscure platenzaken – het soort met een eigenaardig wierookgeurtje in de lucht en een overjaarse hippie achter de kassa. Wie niet openstaat voor een vinylqueeste kan terecht op de grote muziekstreamingdiensten: in 2006 bracht het Franse alternatieve label Buda Musique een compilatiealbum uit.
De invloed van de Ethio-jazz, het muziekgenre dat hoofdstad Addis Abeba in de jaren zestig op zijn grondvesten deed daveren, is duidelijk hoorbaar. Toch is Emahoy in de eerste plaats een klassiek geschoolde pianiste die trouw blijft aan haar Ethiopische roots. Ze ontleent de pentatonische toonstructuur – die gebruikt maakt van vijf in plaats van de gebruikelijke zeven noten – aan orthodoxe liturgische muziek.
Emahoy schippert tussen jazz en klassiek. Haar muziek is minder experimenteel dan de piano-improvisaties van jazzvirtuozen zoals Bill Evans en Keith Jarrett, maar heeft meer schwung dan de nocturnes van Chopin. Akkoord, de opnamekwaliteit laat te wensen over en de albumhoes getuigt van weinig smaak, maar wat maakt dat uit als je zulke muzikale pareltjes krijgt voorgeschoteld. Emahoy levert een tijdloos album af dat al bij de eerste luisterbeurt tot de verbeelding spreekt. Afgaande op de songtitels verwacht je duistere en geladen muziek. The Last Tears of a Deceased zou niet misstaan op de cover van een misdaadroman. Wie vertrouwd is met het christelijke passieverhaal weet dat Golgotha en The Garden of Gethesemanie onheil voorspellen. En toch klinkt het album verrassend luchtig en dansbaar. De ideale achtergrondmuziek bij het lezen van een goed boek.
Tip voor de fijnproever: laat het album door je hoofdtelefoon schallen bij een nachtelijke wandeling langs het Conscienceplein. Opener The Homeless Wanderer komt tot zijn recht onder de verlichte voorgevel van de Carolus Borromeuskerk. De onderstaande Spotifycode wijst de weg …
- Log in to post comments