Als schrijven schrappen is, zoals zovele woordkunstenaars beweren, wat blijft er dan nog over nadat we klaar zijn? Waarom zelfs nog beginnen? Omdat het moet, blijkbaar. Zo voel ik me een schrijfmachine die zelf geschreven wordt.
De gemiddelde student zit weinig verlegen om een (al dan niet coherente) mening over het een of het ander. Gooi een onderwerp op en hij slam dunkt de eigen opinie zo hard door de ring dat het niet enkel duidelijk wordt wat hij denkt, maar dat zijn omgeving duidelijk weet dat anderen er ook net zo over zouden moeten denken. De ene keer is dat een weloverdachte reflectie na weken van academische overdracht en denkbeeldige douchedebatten, de andere keer is het een halfslachtige copypasta van een cursusdeel dat de vorige dag met een half oog dicht bekeken werd. Ik geef met ongepaste trots toe dat ik daarop geen uitzondering ben, maar wat vind ik nou écht belangrijk om uit mezelf over te schrijven?
Een ‘vrije opdracht’, een ‘open podium’, een ‘editoriaal’ ... iets dat naar eigen dictatoriaal goeddunken kan worden ingevuld? Het is slechts zelden mijn ding. Ik voel me te snel een door keuzestress geplaagde betekenisconsument, verloren lopend in een winkel met tot de nok gevulde rekken aan bruikbare onderwerpen. De doorbrekende lentezon, de opstapelende deadlines, een commutatief doofstom rectoraat, een oorlog die met al haar verschrikkingen dichter bij huis voelt dan ooit … Er is weinig waarover geen pagina’s te vullen zijn. Daarbij is elks van die onderwerpen ook nog eens onderworpen aan een zee van mogelijke spielerei. Het houdt me een spiegel voor die me doet verdrinken in optionaliteit.
Het lege tekstvlak daagt smalend uit. “Vul mij maar. Kies eender wat”, lijkt het te zeggen, “en zeg er wat over; het hoeft niet eens zinnig te zijn.” Op zulke momenten dringt door dat die Gedanken helemaal niet zo frei zijn. Een onderwerp alleen is niet genoeg, het moet ook geschreven en, uitdagender, begrepen worden. Elk taalproduct dat ik van schap haal, zal een eigen plaats hebben, met slechts een beperkt aantal bereidingswijzen en combinaties, een functie waarin het gedijt en een context waarzonder het niet ademen kan. Eens je eindelijk begrijpt wat het wil, wordt de vrijheid van eender welk onderwerp slechts schijn die veelal verlammend voelt. Leg verbanden, speel wat met taal, refereer hier en daar naar een artikel. Zeg iets, maar niet te veel. Denk aan je tekenaantal, aan de lezer, aan de heersende taalnormen en politieke gevoeligheden, maar doe voor de rest je ding maar hoor.
Op onze redactie zitten we met een boel taalfanaten. Amateurs van het woord, zeg maar. Ik vraag me af of zij ook zoveel moeite hebben met woorden kiezen. Hun ontzag voor de voorgevormde entiteiten die me steeds weer richting platgeslagen paden duwen, deel ik alvast niet. De (mis)concepties schuilen onder hun letterige vel, klaar om als etterbuilen open te barsten. Ik ben dan ook eerder laatdunkend over kunde in de taal, het is een spel met ongelijke regels. Je mag denken dat je ermee kan spelen, maar eigenlijk bespeelt het jou.
De werkelijke vrijheid is de stilte: de paper niet indienen, de voorstelling afzeggen, de pagina leeg houden. Zeggen dat wat er te zeggen valt wel zonder jou kan. Zolang dat geen optie is, word ik van vrijgelaten worden vrij gelaten.
- Log in to post comments