Gerard Stolk
Op 28 september publiceerde dwars online het artikel 3M financierde in 2011 onderzoek naar PFOS. De onderzoeksresultaten mochten alleen worden gepubliceerd met permissie van 3M. Daar wilde ik het fijne van weten. Lieven Bervoets, professor ecotoxicologie die meewerkte aan het onderzoek, stond me open te woord. UAntwerpen vroeg ik om een reactie, al ging dat een stuk stroever.
Laat ik beginnen bij Lieven Bervoets, die in 2011 met gedragsbioloog professor Marcel Eens onderzoek verrichtte naar PFOS in koolmezeneieren op de terreinen van 3M en op verschillende afstanden van de fabriek in Zwijndrecht. Voor het online artikel liet Bervoets me per mail al weten dat hij en zijn collega’s niet blij waren met de clausule waarmee 3M het recht behield te beslissen wanneer er gepubliceerd werd en ze altijd de intentie hadden om te publiceren. Ik zocht hem later op om dit uitgebreider toe te lichten.
“We zijn wetenschappers en willen onze resultaten altijd publiceren. Het is helemaal niet fijn als er op voorhand een kans is dat je niet mag publiceren. Maar uiteindelijk hebben we nog redelijk vlot kunnen publiceren. In 2013 hebben we met mensen van 3M vergaderd, onder wie enkelen van de hoofdzetel in Amerika, om onze onderzoeksresultaten te mogen publiceren. 3M stond hier aanvankelijk weigerachtig tegenover. Ze leken vooral angstig te zijn dat het in de pers zou komen. Na een lang gesprek gingen ze toch akkoord en wilde men eerst de draftversie kunnen bekijken. Die heb ik in 2016 enkele keren naar hen verstuurd zonder ooit een antwoord te krijgen.”
De continue strijd om fondsen maakt externe financiering erg verleidelijk.
In 2017 werd het onderzoek naar PFAS-concentraties bij koolmezen wetenschappelijk gepubliceerd. Dat 3M niet stond te springen om de studie openbaar te maken is niet zo heel gek. De PFOS-concentraties in de koolmezeneieren zijn de hoogste die ooit in de wetenschappelijke literatuur zijn gepubliceerd. De vraag blijft overeind of clausules waarbij externe financiers bepalen of er gepubliceerd mag worden wenselijk zijn. “Van de kant van de industrie lijkt me dat niet verstandig om dit te eisen. In feite zeg je dan dat je niet transparant wilt zijn. Over dit concrete geval: gesteld dat we tegen 3M zeiden dat die clausule niet in het contract mocht staan, dan zou het onderzoek elders gebeuren en was er misschien nooit sprake van een publicatie. Mocht 3M pertinent blijven weigeren, dan hadden we er alles aan gedaan om de onderzoeksresultaten wereldkundig te maken.”
Dat neemt niet weg dat veel dan afhangt van de individuele integriteit van onderzoekers die in niet zeldzame gevallen extreme inspanningen moeten leveren om voldoende fondsen binnen te rijven. “Daar ben ik het mee eens. Het is een continue strijd voor fondsen. In het beste geval lukken 10 tot 15% van de aanvragen die we doen. Mocht dan morgen een bedrijf komen en een grote som op tafel leggen is het heel verleidelijk om meegaand te zijn in hun wensen. De afhankelijkheid van externe financiers en de mogelijke druk op onderzoekers is een reëel gevaar. We moeten hier alert voor zijn en binnen onze onderzoeksgroep zijn we dat nu ook voor dergelijke clausules. Het is een delicate afweging: is het slim om als wetenschapper het been stijf te houden of ga je toch mee in het verhaal om dan er alles aan te doen de onderzoeksdata gepubliceerd te krijgen? Ik neig naar het tweede, op voorwaarde dat je die clausules als wetenschapper probeert te vermijden en dat je, als dat niet lukt, alles in het werk stelt om je onderzoek gepubliceerd te krijgen.”
bosmuizenonderzoek
“Het onderzoek naar PFOS aan UAntwerpen kent inmiddels al een rijke geschiedenis. Voor de eerste publicatie over PFOS moeten we terug naar 2004. De levers van bosmuizen op de Blokkersdijk bleken op dat moment de hoogste PFOS-concentraties te bevatten die ooit werden gemeten in een dier. Vanaf dan is er aan UAntwerpen stelselmatig onderzoek verricht naar PFOS. Toch werd de ernst van de PFOS-vervuiling pas dit jaar duidelijk. Waarom moest het zo lang duren? ‘Is dat ook onze fout?’ is een vraag waarover we al lang zitten nadenken. Ik ben sinds 2008 betrokken bij het PFOS-onderzoek en dat was deels in opdracht van de Vlaamse of federale overheid, maar ook met eigen onderzoeksgeld of FWO-fondsen. Uit de toenmalige studies kwamen in de buurt van 3M extreem hoge PFOS-waarden naar voren – onderzoeken die je onder andere kunt downloaden op de website van de FOD Volksgezondheid. Iedereen wist het met andere woorden.”
Het is altijd een beetje achter de feiten aanhollen, omdat de industrie ons altijd een stap voor is.
“Is het dan onze taak om nog naar de pers te stappen? Ik denk het niet. Hoewel we regelmatig onze publicaties naar redacties van tijdschriften zoals Knack stuurden, hadden we misschien actiever de pers moeten inlichten, maar ik denk niet dat het onze taak is als wetenschapper. We zouden zelf een strategie kunnen uitdenken om, telkens we denken dat we een hot item hebben, dat naar de persverantwoordelijke van de universiteit te sturen. Maar er wordt zo veel onderzoek gedaan binnen zo veel domeinen dat het onhaalbaar is voor één persoon aan de universiteit om dit te behappen.”
Toch probeert Bervoets niet te pessimistisch te zijn. “Nadat ik pas was afgestudeerd, was mijn eerste project in het Denderbekken. Dat was zo’n zwarte smurrie dat leven er onmogelijk was, omdat niets van het afvalwater werd gezuiverd. Bekijk je de situatie nu, dan is ze heel hard verbeterd. Het is een goed teken dat de micropolluenten vandaag in het vizier komen. De aanwezigheid van sommige stoffen in het milieu is fel verminderd, maar tegelijkertijd komen er ook nog steeds nieuwe chemicaliën bij. Het is op dat vlak achter de feiten aanhollen, omdat de industrie ons altijd een stap voor is. Als je het mij vraagt, zijn de PFAS-stoffen slechts een topje van de ijsberg.”
en dan nog dit
Ik contacteerde niet alleen Bervoets. Daags na de publicatie van 3M financierde in 2011 onderzoek naar PFOS stuurde ik algemene vragen naar de Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit van UAntwerpen. Zo was ik (en ben ik helaas nog altijd) erg benieuwd of het een frequente praktijk is dat bedrijven die het academisch onderzoek financieren contractueel bepalen of en wanneer er over de onderzoeksresultaten mag worden gecommuniceerd. Enigszins tot mijn verbazing kreeg ik geen antwoord van de Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit, maar van een departementshoofd dat me de dag later al uitnodigde om het een en ander te kaderen. Uiteraard ging ik in op deze uitnodiging, aangezien het me bijzonder nuttig leek UAntwerpen in dwars op mijn vragen te laten reageren. Na de uitgetypte versie van dit interview te hebben gelezen, liet het departementshoofd mij weten geen interviews te geven en dat zijn reactie niet kan worden gepubliceerd. Op mijn verdere vragen over deze weinig verfrissende gang van zaken ontving ik geen antwoord. Wel bezorgde hij me per mail twee alinea’s tekst die zouden gelden als samenvatting van ons gesprek. Deze samenvatting biedt noch een antwoord op mijn vragen, noch kan ik de inhoud van deze tekst kritisch bevragen.
Ik kijk op van deze intransparante gang van zaken. Bovenal heb ik zo jammer genoeg nog geen antwoord op mijn vragen die ik de Commissie voor Wetenschappelijke Integriteit heb opgestuurd. Het bewuste artikel lijkt me een goede aanzet te zijn voor een grondige discussie over de invloed van externe financiers en hierrond een stuk bewustwording te creëren. Ik wil weten welke afwegingen er worden gemaakt, wat de systeemkwetsbaarheden zijn en peilen naar de ethische dilemma’s. Helaas lijkt UAntwerpen tot dusver geen zin te hebben in dat debat. De muur waarop ik frontaal ben gebotst valt anders niet te verklaren.
Gelukkig heb ik de afgelopen weken tal van mensen aan onze universiteit ontmoet die mij in alle openheid te woord staan. Zo zetten we stappen vooruit. Niet door studentenbladauteurs aan het lijntje te houden die schrijven over wetenschappelijke integriteit en transparantie.
- Log in to post comments