Lien Vloeyberghs
Eind januari stelden zeven jonge vluchtelingen hun verhaal voor in het Antwerpse Red Star Line Museum. Het toonmoment dat bedoeld was als eindpunt van een intens project, krijgt nu een vervolg. Op 14 mei nemen de deelnemers van het Me, Myself and Belgium-project opnieuw de tentoonstellingsruimten in. Nadia Babazia vertelt over een unieke samenwerking en over de verbindende kracht van verhalen. “In het verhaal van mensen die honderd jaar geleden naar Amerika vertrokken, zit ook een reflectie over vandaag.”
Het Red Star Line Museum is een symbolische plek. Wie van ver komt, vindt er erkenning voor zijn achtergrond en staat er tegelijk met twee voeten in onze samenleving. Nadia Babazia, in België geboren uit Marokkaanse ouders, geeft al zeven jaar het museum mee vorm en probeert daar een zeer divers publiek bij te betrekken. Voor Me, Myself and Belgium werkt ze samen met Joba vluchtelingenwerk, een Antwerpse vzw die niet-begeleide vluchtelingen van 17 tot 21 jaar oud op weg helpt in hun land van thuiskomst. Qassim, Ammanulah, Juliette, Khalil, Ahmad, Shurborna en Henos schreven, filmden of fotografeerden zichzelf een plekje in het museum. “Ze zijn hier nieuw, hebben helemaal geen binding met deze maatschappij en deze stad. Hier kunnen ze zich een plek eigen maken.”
Hoe kwamen jullie op het idee voor deze samenwerking?
“Vanuit het museum moeten we relevant blijven. Enerzijds is er het historisch verhaal van de landverhuizers in de late negentiende en vroege twintigste eeuw, maar vandaag wonen er in Antwerpen meer dan 170 nationaliteiten, dat kan je niet negeren. Anderzijds probeer je als museum van nu op verschillende manieren met je publiek samen te werken. Dat betekent meer dan zomaar iemand interviewen, dat verhaal tonen in het museum en die persoon uitnodigen bij de opening van de tentoonstelling. Het betekent dat je echt samen met je bezoekers een product voortbrengt dat zij zich ook eigen maken. De jongeren waar we mee werken zijn niet alleen maar vluchtelingen. Het zijn ook gewoon jongeren in de stad van vandaag, jongeren met hobby’s en met talenten.”
Op welke manier hebben jullie de jongeren gemotiveerd voor dit project?
“Het is een proces van lange adem, we zijn al bijna een jaar bezig. We hebben heel ‘aanklampend’ gewerkt zoals dat heet. In het begin was het aftasten. De jongeren wisten niet altijd wat ze kwamen doen, maar hun begeleidster Rocìo bleef hen motiveren om mee te gaan. De bijeenkomsten waren altijd redelijk chaotisch, er waren steevast laatkomers. Maar met veel geduld en de wil om er voor te gaan hebben we steeds gewerkt met de mensen die wel aanwezig waren. Keer op keer. En zo is het project blijven groeien.”
“Het is sowieso niet eenvoudig om vluchtelingen te bereiken. Of minderheden, of mensen uit een andere sociale klasse. Musea en cultuur staan niet bovenaan hun lijstje. Ze hebben vaak andere zorgen: werk, school, gezondheid … Pas wanneer ze toch het Red Star Line Museum binnen stappen, zien ze wat het voor hen kan betekenen. Hoe cultuur hen net verbinding geeft met hun nieuwe leven en met de talenten die ze hier ontdekken.” Het museum kan een hefboom zijn, maar het blijft altijd zoeken naar manieren om maatschappelijk kwetsbare groepen te bereiken. Dat kan een museum niet alleen. Met tussenpersonen als Rocìo van Joba vzw, lukt het wel. Gaandeweg vinden de vluchtelingen hier hun plek. “Een van de jongens pakte na afloop van het eerste toonmoment de micro en begon te zingen. Dat doe je alleen op een plek waar je je thuis voelt.”
match tussen de mensen
In het Koninklijke Museum voor Schone Kunsten loopt het project Mijn Verhaal, waarbij anderstalige nieuwkomers hun gedachten en gevoelens bij kunstwerken leren uitdrukken aan de hand van een eenvoudig schema. Het MAS zette enkele jaren geleden migranten in de verf in het kader van vijftig jaar Marokkaanse en Turkse migratie.
Zijn de Vlaamse musea stilaan het middenklasseverhaal ontgroeid?
“Ik heb wel het gevoel dat er heel wat beweegt. Het heeft te maken met financiële middelen, met de accenten die je wil leggen, met de mensen die je ter beschikking stelt. Het is de match tussen de mensen die telt. Me, Myself and Belgium zou nooit gelukt zijn met iemand die de klassieke collecties wou tonen.”
“Het heeft volgens mij vooral te maken met hoe je je opstelt, hoe je als museum probeert te kijken naar wie je voor je hebt en hoe het voor die persoon zinvol kan zijn. Door te vertrekken van het publiek kan je ook heel veel vertellen over wat je als museum bent. Maar het is inderdaad niet altijd evident om zo buiten de lijntjes te kleuren.”
Is de functie van een museum anders voor vluchtelingen?
“Iedereen heeft nood aan cultuur en ontspanning, aan vrije tijd en zelfontplooiing. Dat kan op zoveel verschillende vlakken. In se is dat niet anders voor een middenklassekind dan voor een vluchteling. Het gaat meer om welke stimulansen mogelijkheden ze krijgen en ik vind dat we daar als museum een rol in moeten opnemen. We zijn geen vrijblijvende plek. We hebben op zijn minst de verantwoordelijkheid om mensen die in deze samenleving hun plek zoeken, goed te ontvangen.”
Hoe brengen jullie dat verhaal voor een breder publiek?
“Dat is een van de vele uitdagingen van dit kleinschalige project. We zijn er in geslaagd een connectie te leggen met deze zeven jonge vluchtelingen en met hun verhalen, maar het blijft de vraag hoe je dat kan delen met een breder publiek. Een publiek dat misschien niet in eerste instantie naar Red Star Line komt voor die verhalen.”
Heeft het project dan wel iets opgeleverd?
“Zeker wel. Het succesvolle eerste toonmoment heeft een zaadje geplant in de hoofden van de betrokkenen. Bij het museum gaat het dan over cocreatief werken, over hoe je verhalen verzamelt en die probeert door te geven aan een breder publiek, met een versterkende rol voor de jongeren. Zij geven hun verhaal niet af, maar blijven er deel van uitmaken. Voor de vluchtelingenwerking heeft het ook wel wat in gang gezet: het blijkt een effectieve manier van hulpverlening, zonder dat die via de klassieke weg verloopt. Hulpverlening die niets te maken heeft met ‘je moet om dat uur op school zijn’.”
“We pakken het volgende keer wel iets anders aan. Op 14 mei gaan we de werken al de hele dag in het museum hangen. Vorige keer was dat enkel ’s avonds en voor een kleine groep betrokkenen. Nu wordt het project opengesteld voor andere bezoekers, als eerste kennismaking. Dat is spannend. Op lange termijn willen we hun verhalen op een meer permanente manier zichtbaar maken en de jongeren inzetten als gidsen in het museum. En wat we zeker willen stimuleren is de start van eenzelfde project met een nieuwe groep.”
de taal van het museum
In het Red Star Line Museum staan er infobordjes in het Nederlands, Frans en Engels. Welke rol speelt taal voor nieuwkomers die het museum bezoeken?
“Taal is belangrijk, maar je houding is nog zoveel belangrijker. Wil je proberen om alles wat je hebt in de strijd te gooien – een beetje Engels, een beetje Frans en een beetje Arabisch – of wil je echt het Nederlands naar voor schuiven? Wij hebben heel afwisselend gewerkt: de meeste jongeren spraken Nederlands en we hebben een aantal dingen in het Engels gedaan. We zijn daar heel flexibel mee omgesprongen. Taal is geen doel op zich, we wilden vooral van mens tot mens kijken. Zeker als het over gevoelens gaat en over wat mensen hebben meegemaakt, moeten ze dat kunnen uitdrukken op de manier die voor hen het beste is. En dan moet je zoeken naar oplossingen voor taalbarrières. Tegelijk is het museum ook een plek om Nederlands te oefenen. Er komen hier veel NT2-scholen, die cursussen Nederlands aanbieden voor volwassenen. De verhalen hier kunnen een hefboom zijn om hun eigen verhaal in het Nederlands te vertellen.”
Taal is niet de grootste drempel?
“Als het erop aankomt vormt geld een grotere drempel, maar we krijgen sowieso niet iedereen mee. Met de recente vluchtelingenstroom heb je meer mensen van een hogere klasse, die in hun land van herkomst aan cultuur deelnamen en heel zoekend zijn. Jonge mensen die in hun land film of theater gestudeerd hebben, willen daar opnieuw aansluiting bij vinden. Dat zijn mensen die er zelf naar op zoek gaan. Anderen moeten meer gevoed worden, maar er zijn ook vluchtelingen die totaal niet met cultuur bezig zijn. Je moet dat soms loslaten. Eens ze in het museum zijn, vermoed ik dat ze dat wel leuk zullen vinden, maar je kan hen niet dwingen.”
Zijn culturele activiteiten meer dan vrijetijdsbesteding voor deze jongeren?
“De effecten van cultuur zijn serieuzer. De jongeren komen in hun vrije tijd naar het museum, maar als een van hen nadien meer foto’s gaat maken en iemand anders zich informeert om productieassistent te worden, versterkt het hen. Cultuurparticipatie is niet vrijblijvend. Het past in een ruimer traject voor mensen die proberen hun weg te vinden, hun plek op te eisen, mee te draaien in de samenleving. En dat traject is er niet alleen voor jonge vluchtelingen; een oude Syrische man die hier toekomt, heeft ook recht op zijn plek. Al liggen er bij jongeren misschien meer kansen.”
- Log in to post comments