Als nieuwe student de weg naar een lokaal vinden is soms een nachtmerrie. Wat als jouw weg naar de les niet alleen onbekend terrein is, maar nog meer obstakels kent? Wat voor veel studenten onzichtbaar is, is voor anderen namelijk een doorn in het oog. Bij toegankelijkheid denk je snel aan drempels, hellingen en aangepaste toiletten. Dat begrip gaat voor studenten met een beperking echter veel verder.
Ellen Bernaerts, alumna van KU Leuven en voormalig adviseur toegankelijkheid van het Centrum voor Toegankelijkheid van de Provincie Antwerpen (CTPA), opent ons de ogen. Samen doorkruisen we een aantal gebouwen van de Stadscampus zoals de Agora, bibliotheek, Aula Rector Dhanis en het R-gebouw. Uiteraard zijn de aangepaste toiletten en hellingen het meest opvallend, maar soms moet je letterlijk met je neus op de feiten gedrukt worden.
Het eerste waar je als slechtziende op zou stuiten in de Agora, zijn de grijze pilaren die daar bijna willekeurig geplaatst lijken te zijn. Deze hebben weinig contrast met de omgeving en staan recht tegenover de ingang, dat is vragen om problemen.
Ook zijn de voorzieningen niet per se altijd bruikbaar of perfect. Zo stuiten we bij de bibliotheek op een aangepast toilet met beugels, waarvan een van de beugels niet neergeklapt kan worden. Een verkeerd geplaatste toiletrolhouder zit in de weg. In de Agora zien we de helling naar de sportzaal, die er op het eerste gezicht nog zo nuttig uitziet. “Als je daar afrijdt, eindig je volgens mij middenin de zaal, of met kapotte handen.” Dat betekent niet dat deze ruimtes ontoegankelijk zijn, maar wel een uitdaging. Verbeterpunten zijn er natuurlijk altijd. Voordat mensen met een beperking echt in de les moeten zijn, gaan ze meestal op verkenningstocht. Een kwestie van de gevaren in kaart te brengen.
Ervaringsdeskundige Tom Timmermans, alumnus Taal- en Letterkunde, liep op de campus weleens tegen problemen aan en is zich ook bewust van de moeilijkheden die voor rolstoelgebruikers bestaan. Hij gebruikt krukken, wat betekent dat hij wel wat trappen op kan en alles voor hem op de goede hoogte is geplaatst. Het is volgens hem vooral frustrerend dat er bij het ontwerp van een gebouw vaak meer naar esthetiek wordt gekeken dan naar bruikbaarheid. De trappen in gebouw de Meerminne zijn daar een voorbeeld van: “Allesbehalve toegankelijk en functioneel”, zegt hij. Maar het gaat om meer dan wendbaarheid. Het psychologische aspect is ook belangrijk. “Ik kan me inbeelden dat bepaalde balies, zoals die aan het STIP, te hoog zijn voor rolstoelgebruikers, waardoor ze altijd moeten opkijken naar de baliemedewerkers. Dat is zowel praktisch, sociaal, als psychologisch gezien niet altijd even wenselijk.”
“Vroeger ging de universiteit nog met studenten met een beperking op pad, om te bekijken welke problemen hen opvielen. Daar zijn ze mee gestopt, omdat blijkt dat ideale omstandigheden heel individueel zijn”, vertelt Mark Verbruggen van het departement Infrastructuur. “Ze laten de gebouwen geregeld screenen en proberen problemen zo snel mogelijk op te lossen. De laatste gebouwen die gescreend werden bevinden zich op campus Groenenborger. Kleine aanpassingen doen ze meteen, voor grotere moeten we wachten op renovaties van de gebouwen. Sommige oude gebouwen, waar bijvoorbeeld geen lift beschikbaar is, zullen nooit optimaal toegankelijk worden. Door als student melding van problemen te maken, kan de universiteit iets veranderen. Hoe dubbel het ook klinkt: klachten zijn altijd welkom.”
Helaas kan de universiteit niet alle problemen oplossen. Een van de grootste problemen die Tom aankaart, zijn de schuine voetpaden tussen de gebouwen. Dit is de verantwoordelijkheid van de stad. Hoewel dit probleem studenten dus belet om eenvoudig van lokaal naar lokaal te gaan, kan de universiteit er niks aan doen. Om te voorkomen dat studenten op problemen stuiten als ze naar de les gaan, kunnen ze sinds een aantal jaar beroep doen op de website van Toegankelijk Vlaanderen (www.toevla.be). Daar staat van veel openbare gebouwen precies vermeld welke voorzieningen er aanwezig zijn (liften, toiletten, etc.). Ook als medestudent kan je helpen. Kijk eens om je heen en voorkom dat je je fiets per ongeluk recht voor een rolstoelhelling parkeert.
Renovaties zijn natuurlijk niet het enige redmiddel van de student. Bij aanmelding kunnen studenten bijzondere faciliteiten aanvragen. Ze gaan dan in gesprek met de studentenbegeleider. Zo weet Hilde Janssens van de Dienst voor Studieadvies en Studentenbegeleiding te vertellen dat er dit jaar 852 studenten bijzondere faciliteiten hebben aangevraagd omwille van een functiebeperking. Daarvan hebben 364 studenten die voor het eerst aangevraagd. Met de start van het tweede semester zullen daar nog een aantal bijkomen. Zo zijn er altijd studenten die in eerste instantie geen aanvraag doen, maar na de eerste examens toch merken dat ze er behoefte aan hebben. Net als bij het departement Infrastructuur, zijn hier continu veranderingen.
Vóór dit academiejaar moesten studenten elk jaar opnieuw hun faciliteiten aanvragen. Dit is nogal omslachtig, want iemand met een chronische ziekte of leerstoornis, zoals dyslexie, verandert in een jaar niet van situatie. Nu loopt dat dus automatisch door, behalve bij eerder tijdelijke situaties, zoals depressies, waarbij er natuurlijk niet vanuit wordt gegaan dat de student daar voor altijd mee blijft zitten. De faciliteiten die studenten krijgen, verschillen per situatie. De zorgcoördinator bekijkt met elke student individueel wat hij of zij nodig heeft. Een meer algemene aanpassing is bijvoorbeeld de extra examentijd. Studenten kunnen een derde meer tijd aanvragen, zo krijg je voor een examen van drie uur bijvoorbeeld een uur extra.
Het zou beter zijn als deze voorziening standaard was. Als alle examens langer duren, hoeven studenten met een functiebeperking geen aanvraag meer te doen en niet meer als enige in de zaal te blijven zitten. Want het gaat ook om privacy. Als je bij een examen helemaal vooraan moet plaatsnemen en langer de tijd krijgt, weet iedereen meteen dat je dyslexie, ADHD of iets anders hebt. Deze ontwikkeling is iets waar de Dienst voor Studieadvies en Studentenbegeleiding naartoe wil werken. Dat is helaas een langzaam proces, omdat het er niet alleen om gaat wat de studentenbegeleider wil, maar om de verandering van de instelling van iedereen die erbij betrokken is.
Er zijn ook voorzieningen die nog verder gaan. Bij rolstoelgebruikers wordt bijvoorbeeld gekeken naar de toegankelijkheid van lokalen. Zo worden roosters aangepast en lokalen die moeilijk toegankelijk zijn zoveel mogelijk vermeden. Ook kunnen studenten met hulp van de universiteit op zoek naar een kot dat voor hen bewoonbaar is. In Leuven gaat dat zelfs nog wat verder. Daar bestaat een buddyprogramma waarbij studenten met en zonder beperking samenwonen en elkaar helpen. De student zonder beperking krijgt daarvoor een huurvermindering. Het klinkt als een goed idee, maar Hilde Janssens zegt dat UAntwerpen daar niet in geïnteresseerd is. De ‘normale’ student helpt dan de ander. “Dan creëer je vooraf afhankelijkheid tussen die studenten, een zij-wij-gevoel.” Het beleid van onze universiteit is erop gericht deze studenten zo gewoon mogelijk te behandelen. Hopelijk wordt een toegankelijke universiteit uiteindelijk ook normaal en vanzelfsprekend.
Voortdurende verandering en verbetering is dus de sleutel naar een universiteit waar uiteindelijk iedereen zonder obstakels binnen kan. Tom is positief: “Iedereen aan UAntwerpen – de studenten, de docenten, de studiebegeleiding, en al het andere personeel – doet al enorm zijn best om alles zo toegankelijk mogelijk te maken.” Dat loopt dus wel op rolletjes.
- Log in to post comments