Filmliefhebbers der Lage Landen, kom dat zien, er is een nieuwe Vlaamse filmregisseur opgestaan! Michael Van Ostade, 30 jaar, vriendelijk, getalenteerd, artistiek en goedlachs. Met een Vlaamse jeugdfilm in het verschiet, leek het ons het perfecte moment om meer over deze Antwerpse filmmaker te weten te komen.
Wanneer we het appartement van Michael binnenwandelen, worden we meteen begroet door de speelse kat Gurr. "Gurr, omdat katten altijd dat geluidje maken", verduidelijkt Michael de naamkeuze, terwijl hij met zijn arm een klauw imiteert. Origineel bedacht, al lijkt Gurr eerder een 'guerr'illaoorlog te willen ontketenen door ons voortdurend af te leiden van het interview met klaaglijk gemiauw. Wanneer Michael hem tot bedaren heeft gebracht met een bakje Whiskas, verschuift het gespreksonderwerp van kat naar film.
In 2013 studeerde je af als filmmaker aan de LUCA School of Arts in Brussel, maar je hebt ook een hele tijd in Antwerpen gestudeerd.
Ik ben zo’n idioot met twee bachelors en een master (lacht). Mijn lange studiecarrière is inderdaad in Antwerpen begonnen. Nadat ik een jaar Toegepaste Psychologie aan de Lessius Hogeschool heb gestudeerd, ben ik overgeschakeld naar Communicatiemanagement aan de Plantijn Hogeschool. Toen ik de professionele bachelor op zak had, wilde ik een master in de Communicatiewetenschappen behalen aan UAntwerpen. Ik volgde echter veel liever de vakken van Theater-, Film- en Literatuurwetenschap van Taal- en Letterkunde. Ik ging dan ook stiekem naar de lessen van Tom Paulus en Vito Adriaensens. Toen ontdekte ik dat je een opleiding rond film kan volgen, waarop ik van de master Communicatiewetenschappen ben overgeschakeld naar de master Filmstudies en Visuele cultuur.
Wanneer heb je dan besloten om de koekenstad achter je te laten?
Tijdens mijn uniefjaren speelde ik bij de Bromvlieg, het theatergezelschap van de Universiteit Antwerpen. Na onze voorstelling werd ik benaderd door een student Audiovisuele Technieken van LUCA, die me vroeg of ik in zijn kortfilm wilde acteren. Acteren was niet meteen mijn ambitie, maar sure, ik wilde het wel proberen. De set was echter zo indrukwekkend, dat ik terstond wist dat ik hetzelfde wilde doen. Niet veel later heb ik me bij LUCA ingeschreven.
Je hebt niet alleen geacteerd voor de Bromvlieg, je nam ook deel aan en won zelfs de eerste editie van het Lingua Kortfilmfestival met The Last Laugh. Herinner je je dat nog?
Jazeker, ik vond het een hele leuke ervaring! Ik probeer ook nog ieder jaar aanwezig te zijn, niet alleen voor de wijn à volonté, maar vooral omdat het fantastisch is om te zien hoeveel studenten met plezier kortfilms maken. Toen ik dat eerste jaar met de hoofdprijs naar huis ging, knaagde dat wel een beetje omdat ik net begonnen was aan LUCA en de lat wel erg laag lag. Dat is meer dan normaal, het gaat bij Lingua om de ervaring en het plezier dat je hebt. Maar op enkele YouTube-filmpjes na, had ik nog nooit een kortfilm gemaakt, dus zoveel voorsprong had ik nu ook weer niet.
Is Audiovisuele Technieken: Film-TV-Video aan de LUCA School of Arts de beste opleiding voor filmmakers in spe?
Ik kan moeilijk oordelen over studies die ik niet gevolgd heb, maar ik had wel een specifieke reden waarom ik me bij LUCA en geen andere filmschool heb ingeschreven: de filmopleiding daar legt namelijk de focus op auteurscinema. Als student word je aangemoedigd om zelf een verhaal te schrijven en dat vervolgens te verfilmen en je mag ook naar hartenlust experimenteren. Zulke vrijheid geniet je aan pakweg het RITCS niet. De keerzijde van de medaille is dat studenten die een barslechte film indienen, toch goede punten behalen, omdat hun werk ‘experimenteel’ is. Zo heeft een medestudent zijn bachelorfilm met een oude Nokia gedraaid, wat een voddenfilm opleverde, maar hij kwam wel met een zestien thuis.
Voor je bachelorfilm Nigredo heb je in 2012 de wildcard gewonnen die het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) ieder jaar uitreikt aan (slechts) twee filmstudenten.
Inderdaad, en de tweede winnaar was mijn goede vriendin Emilie Verhamme, die met Tjernobyl Hearts in de prijzen viel en voor wie ik cinematografie had gedaan. Dat is de ongeschreven regel van de wildcard: je geeft die niet aan de persoon die de perfecte film draait, maar aan iemand die iets speciaals toont en er iets mee kan aanvangen. Mensen die een perfecte film afleveren geraken sowieso aan subsidies.
Toen ik die wildcard kreeg, voelde ik me alsof ik de loterij gewonnen had. Het was fijn omdat ik het ook een beetje nodig had: ik was gestopt met School is Cool (Michael was in de beginjaren bassist van de muziekband, nvdr.) omdat ik meer plezier had met het maken van de videoclips, dan op het podium te staan (lacht). Ik wilde verder met film. Je hebt dan het gevoel dat je terug vanaf nul begint en dan is die erkenning ook wel nodig. Het is een teken dat je serieus genomen wordt.
Aan de wildcard was een geldprijs van 60.000 euro verbonden, ook mooi meegenomen natuurlijk.
Ja, inderdaad, maar vergis je niet: ik mocht dat geld niet gebruiken voor onze masterfilm – ik ga voortaan trouwens altijd in de wij-vorm spreken, want een film maak je zelden alleen. We zijn er dus eens goed mee gaan eten (grijnst). Grapje, we hebben de knappe som geld besteed aan onze kortfilm Danse Macabre, die ik samen met mijn broer Andrew heb geschreven.
Danse Macabre en Songs from the Outside zijn opmerkelijk kindvriendelijk, meer dan de overige kortfilms uit je oeuvre. Hoe is die roeping ontstaan?
Twee jaar geleden kreeg ik plots een mailtje van het Jeugdfilmfestival met de mededeling dat Songs from the Outside perfect was voor het festival. Ik had dat totaal niet verwacht, maar toen ik er meer over begon na te denken was de selectie eigenlijk wel logisch. De film was gebaseerd op alle films uit onze jeugd, films van Steven Spielberg zoals ET en The Goonies. Toen zagen we dat een kinderfilm maken interessant kon zijn. Wanneer we voor een tweede keer deelnamen, koos de kinderjury voor Danse Macabre. Ik denk dat je een kinderfilm best laat recenseren door een kind. Het is daardoor een grote denk- en doe-oefening geworden voor het project waar we nu aan werken: De Gebroeders Schimm.
Twee jaar geleden heeft het VAF een commissie opgericht voor jeugdfilms omdat er niet echt een alternatief bestond voor Studio 100. Nu worden er per jaar nog eens twee kinderfilms bijgemaakt. Toen mijn broer en ik de opdrachten zagen, hebben we besloten mee te doen. We kwamen in de selectie terecht en kregen een budget om een volledig scenario te schrijven. We hadden duidelijk affiniteit met het schrijven voor kinderen, zelfs als het niet onze bedoeling was. We beginnen iets te schrijven en merken achteraf dat het ook voor kinderen werkt. We houden van alles met een hoek af, genre Roald Dahl. De Gebroeders Schimm wordt een spokenfilm die in diezelfde lijn ligt. Nu zitten we in de laatste fase om financiële steun voor ons project te krijgen.
Hou je veel rekening met het financiële en realistische plaatje wanneer je een script schrijft?
Ja, een van de redenen dat producenten mij graag hebben, is omdat ze weten dat ik technisch aangelegd ben en op voorhand al rekening houd met de haalbaarheid. Mijn broer en ik schrijven altijd samen en denken na over hoe wij het zouden aanpakken zonder geld.
Beperkingen zijn de handigste dingen ooit voor creativiteit. In mijn eerste jaar op LUCA kregen wij drie grote beperkingen voor een filmopdracht van drie minuten: geen dialoog, één locatie en het moest zich afspelen in Brussel. De helft van de klas is toen afgevallen omdat ze er geen zin in hadden. “Ik wil de volgende Tarantino worden, hoe kan ik dan geen dialoog gebruiken?”, klonk het. Ik vind het juist fantastisch om op een idee te komen en na te denken over hoe je het gaat aanpakken.
De kinderen in het publiek laten zich graag meeslepen in die magie, maar hoe zit het met de jonge acteurs die op de set staan?
Het is heel fijn om met kinderen te werken. Onlangs heb ik met Jan Decleir gedraaid, een ervaring die ik kon schrappen van mijn bucketlist. Maar omdat het een nightshoot was, was hij de hele tijd grumpy. Kinderen zijn altijd bereid en staan scherp. Ze kunnen niet acteren, je moet ze laten reageren. Een regisseur moet niet zeggen: "Nu moet je bang zijn", nee, je moet ze echt angst aanjagen. Een mooi voorbeeld: in Danse Macabre zie je vliegende nonnen door de gangen dwalen, maar we hadden niet aan de actrice verteld dat we die nonnen op segways gingen zetten. Ze vond dat heel tof, maar eerst schrok ze natuurlijk een beetje, wat haar reactie ‘realistisch’ maakte. Ik wil eigenlijk een heel spookhuis in elkaar steken waar acteurs in kunnen spelen, ook voor De Gebroeders Schimm. Ik denk dat dat de geheime saus is die de sfeer van een film bepaalt: het scheppen van een wereld.
We zijn benieuwd! Wat zijn je ambities daarna?
Films blijven maken. Ik zit nu in de hallucinante fase van mijn leven dat ik kan leven van de film. Rijk zal ik er waarschijnlijk niet van worden, maar als ik heel mijn leven films kan maken en zo rondkom, mag je mij een gelukkig mens noemen.
Met deze mooie woorden en beloftes om naar uit te kijken, knikken we even naar elkaar en zetten de dictafoon uit. Het is nog te vroeg om een ticket voor De Gebroeders Schimm te bestellen, maar er zullen alvast twee twintigers gespot worden in een zaal vol kinderen.
- Log in to post comments