Punt aan die kromme Lijn!

Op het einde is het woord
01/03/2004
🖋: 

Antwerpen ligt in de knoop. Altijd zo geweest. Verstikkende lucht, regent pijpenstelen files op elk uur van de dag. Wachten. En blijven wachten. Geen verbetering in zicht. Bijlange niet. Vooruitgang, daar doen wij niet aan mee. Geld verkwisten: tegen honderd per uur. (Voel u niet geviseerd, mijnheer de burgemeester.) Maar voor de rest staan we stil. Geïmmobiliseerd. Waar dient een mobieltje dan nog voor? Verward en geconstipeerd liggen gekken en lamzakken in blikken slangen roerloos op de loer tot… Ja, tot wat? Tot er beweging in komt zeker? Tot ze hun giftige zaad weer vrijelijk in het misbruikte ozongat van ’t Stad kunnen drijven en niet langer met rukken hun gas moeten verkwisten. Mijn auto, mijn vrijheid!

Mijn proper lucht, mijn leven ja! Als ik in Antwerpen iets wil bereiken, dan ga ik daarvoor. Dan begeef ik mij als zwakke weggebruiker op overlevingstocht. Zwak en uitgelachen, maar snel. Een onverlaat die overal onverlaat aankomt. In Antwerpen kan je enkel op de voetentram rekenen. Of op de velo. Al bijt die zijn spaken meestal snel stuk op het vervaarlijke, gevaarlijke parcours. Als de weg al niet weg is natuurlijk. Al wie dan niet weg is, is gezien. Trek uw plan. Wees niet bevreesd als uw fietspad plots in het zanderige niets verdwijnt en u halverwege den Boulevard voor de nietsontziende vrijheidsstrijders in hun stinkende bakskes wordt geworpen. Die kunnen u niet verscheuren. Ze staan stil. En toch, zonder kleerscheuren laten ze u niet graag gaan. Wat zouden ze u toch graag van uw sokken of uw zadel rijden.

 

Wat is nu de oplossing voor zoveel verkeersellende? “We gaan het verkeer in de binnenstad ontmoedigen”, hoor ik die wijsneuzen op de Grote Markt numero uno nog zeggen. Doe geen moeite. Als de mensen nu nog niet ontmoedigd zijn, dan zijn de Antwerpse auto-immobilisten waarlijk de dappersten der Belgen. “Parkings aan de rand van ’t Stad zullen hen overtuigen de wagen daar achter te laten en verder te voyageren met bus of tram.”

 

Primo: het stadsbestuur mag hier dan wel een rijke traditie wat betreft geestelijke armoede en visionaire achterstand hebben, de tijd dat de Groenplaats, Tsintjansplein en ‘t Astridplein de rand onzer Stad vormden is toch al wel erg lang vervlogen. Secundo: bussen en trams. Door het openbaar vervoer zal je in Antwerpen ook niet rap in vervoering gebracht worden. En toch is ‘t om te huilen. Heel in het bijzonder wil ik hier de achterban van dwars gedenken: de studenten. De diensten van de Lijn? Ze zijn er niet van gediend. Het is een regelrechte schande; en voor de rest loopt alles scheef. Als er in de buurt van Campus Drie Eiken mensen op een busje26-komt-zo-maar-‘t zal-nog-niet-voor-direct-zijn staan te wachten, dan rijdt dat smerige busje meestal nog wel langs. Langs de wachtenden welteverstaan. De Lijn zit er niets mee in u in de kou te laten staan. De mannen van de 26 kunnen trouwens op veel bijval rekenen bij hun collega’s van de 17. Die krijgen u helemaal overstuur door überhaupt niet te sturen. Zitten liever op café dan op hun bus.

 

Maar daarmee is de miserie nog niet helemaal verwoord. Helaas, pindakaas. Of Leerdammer. Alle dienstregelingstabellen met gaten ten spijt, ook de lijnen zelf trekken op geen knijt. Om het half uur een bus tussen de Groenplaats of de Middenstatie enerzijds en de Wilrijkse pampa’s anderzijds: is dat niet schandalig weinig? Om nog maar te zwijgen over die arme studenten die tussen het Middelheim en de Campus met de Drie Eiken en verder niets – zelfs geen voetpad – moeten pendelen. En dan de kotstudenten die daar ’s avonds laat in hun bedje willen kruipen. De bus wil na elf uur geen date met de tram meer arrangeren. Vergeet dan meteen ook maar uw avondje bier- of filmvertier. Ik ken steden – Wenen, om er maar één te noemen; maar dat is natuurlijk ook een stad met uitstraling, wat van Antwerpen tegenwoordig bezwaarlijk gezegd kan – waar ’s nachts op alle grote metro-, tram- en buslijnen nachtbussen worden ingezet, die om het half uur rijden. Bij ons haalt de Lijn die frequentie nog niet overdag.

 

Moest een hooggeplaatste Piet of Pat met een dikke car maar zonder fiets- of buservaring dit lezen: u moet niet laten uitzoeken of u nachtbussen op metrolijnen kan inzetten. Remember, we don’t have a fucking subway. Hooguit een armzalig trammetje dat in een fractie van het voor hem uitgegraven hol piepend zijn afgangetje aftrekt. In de voormalige Oostbloklanden werkte men zogezegd niet hard, maar in Praag hebben ze nu wel een modern en functionerend metronet. Net als in elke andere zichzelf respecterende stad trouwens. In Antwerpen niet dus. Hoewel een bende blinde mollen hier al lang voor de Praagse Lente plannen maakten om te beginnen graven. In Wenen reed het eerste metrostel een jaar nadat bij ons het eerste trammetje op 22 februari 1975 op de De Keyserlei onderdook. Nu vertrouwt de Wiener op een metronet met vijf lijnen: vier in een stervorm richting voorsteden en daartussen één in een halve cirkel rond de binnenstad. Van verkeersopstoppingen in de binnenstad is daar haast geen sprake meer. Wat een goed bestuur allemaal niet kan realiseren he?

 

Ik word er melancholisch en slecht gezind van. Ach, laten we maar blij zijn met wat we hebben. Met die paar mislukte beestenwagens van de Lijn, die hoogstens om het half uur stinken in de wind. Met die rondslingerende rottende rotzooi en die opengereten zitjes. Met die fantastisch goede verbindingen, waardoor een Borsbekenaar via Antwerpen naar Wijnegem moet en minstens drie uur kwijt is. Met het urenlang voor schut staan in weinig beschutting biedende bushokjes. Met het tranendal dat onze Scheldestad is. Wanneer zal er eindelijk een punt aan die kromme Lijn gezet worden? Wanneer zal de Sinjoor zijn Stad bevrijd weten van autodebiele overlast en Hollanders? Wanneer zal een Wilrijkse student bij het verlaten van zijn groene lesbunker de bus zien klaarstaan, aan de Kern moeten sprinten om zich nog tijdig te verbinden met de volgende metro (of anders – verdoeme – wel vijf minuten wachten op de volgende) om van een Bolleke of twee, drie tot de x-te macht onder den Toren te kunnen gaan genieten, alvorens zich tenslotte, moe en voldaan, met een nachtbus naar zijn tram te begeven?

 

Het zal nog niet voor morgen zijn. En zoals ik ze hier in Antwerpen ken ook niet voor overmorgen.