In dit nummer van dwars staat de nieuwe financiering van het hoger onderwijs centraal. Zowel minister Frank Vandenbroucke (sp.a) als zijn voor- en tegenstanders worden aan het woord gelaten. Het decreet, dat in januari zal ingaan, heeft al heel wat stof doen opwaaien.
Vandenbroucke wil met zijn ambitieuze plan meer controle uitoefenen over het reilen en zeilen binnen het hoger onderwijs. Hoewel je soms bijna zou verwachten dat hij ook nog met een leerplan voor de universiteiten en hoge scholen op de proppen zal komen en er in zijn betoog geen woord wordt gerept over academische vrijheid, is er op zich uiteraard niks mis met kwaliteitseisen. Als je de uitwerking van zijn beleid onder de loep neemt, blijkt het echter heel wat contradicties te bevatten.
Zo is het frappant dat hij een sociaal beleid verwacht van de universiteiten, maar zich meteen ook neerlegt bij het feit dat de manier waarop hij dit gaat controleren eigenlijk niet is wat het moet zijn. Het belangrijkste criterium waarop hij zich baseert is namelijk de hoeveelheid beursstudenten aan een instelling. Nochtans is al lang aangetoond dat je een adequater beeld krijgt door te kijken naar factoren als het diploma van de moeder, de etniciteit en de samenstelling van een gezin. Dat zegt namelijk veel meer over de sociale achtergrond van een student dan louter het inkomen van de ouders. De minister heeft hierover alleen geen betrouwbare gegevens en gebruikt dus wat voor handen is: een databank met beursstudenten.
Hetzelfde fenomeen doet zich voor wanneer hij moet uitmaken of een instelling uitmunt op vlak van onderzoek. Daarvoor baseert hij zich namelijk grotendeels op het aantal publicaties en citaties in hoogstaande internationale (A1) tijdschriften. Thomson Scientific, het bedrijf dat deze gegevens verzamelt, zegt zelf dat het niet geschikt is voor de humane wetenschappen en eigenlijk is het zelfs binnen de exacte wetenschappen voor bepaalde segmenten, zoals bijvoorbeeld Wiskunde, geen goed meetinstrument om uit te maken of een wetenschapper al dan niet goed bezig is. En toch moeten alle onderzoekers zich vanaf nu op die manier bewijzen. Vreemd? Tja, het ministerie heeft nu eenmaal enkel die informatie ter beschikking. De universitaire wereld mag altijd zelf met een lijst kwaliteitsvolle tijdschriften komen voor de humane wetenschappen. Dat zoiets heel wat voeten in de aarde heeft en jaren tijd zal vragen, daar valt cynisch genoeg niets aan te doen.
We zien met andere woorden hoe de minister op cruciale punten met de grove borstel te werk gaat en tegelijkertijd van de instellingen wel het uiterste verwacht. De kans is groot dat hij op deze manier noch zijn tweede democratiseringsgolf noch uitstekend onderwijs zal genereren.