Iedereen kent het concept: een eigen kamertje in een – meestal eerder krakkemikkig – studentenhuis waar je badkamer en keuken deelt met een stel lotgenoten. Toch is elk kot weer anders. Voor de één is zo’n kamer gelijk aan een enkele rit naar de absolute vrijheid, voor de ander betekenen het gemis aan comfort en de weggevallen zorgen van thuis een stevige streep door de rekening. Elk kot heeft een andere sfeer en inrichting, een eigen verhaal. Wij gaan elke maand op bezoek bij een kotstudent en terwijl we onze ogen de kost geven leggen we uiteraard ook graag ons oor te luisteren.
In de Prinsesstraat op de Stadscampus steekt Christine Veys (eerste licentie TEW) ietwat verbaasd haar hoofd uit het raam wanneer we aanbellen. Ze laat ons meteen binnen al waarschuwt ze dat we op haar kamer weinig interessants zullen aantreffen. Eenmaal boven blijkt waarom. Op de obligate meubels na is haar kot helemaal leeg. Geen rommeltjes en spulletjes, geen vazen noch lampjes en geen posters of foto's aan de muur, alles is kraaknet.
Christine vertrekt namelijk op Erasmus. Ze zal Poitiers de komende zes maanden onveilig maken aangezien ze het Frans beter onder de knie wil krijgen. Een kot heeft ze er al gevonden en de toekomstige huisgenoten staan haar wel aan. Toch zullen ze moeilijk kunnen tippen aan haar Antwerpse medebewoners. Ze deelt het huis namelijk met allemaal gezellige meisjes en er wordt steevast samen gekookt en gegeten. Gelukkig zal Christine hen niet al te lang moeten missen want naast haar vriend zullen ook enkele van de kotvrienden met de HST naar Frankrijk afzakken.
Haar kamer in de Prinsesstraat zal ondertussen bewoond worden door Annemarije uit Amsterdam die als we binnenkomen net het huurcontract aan het tekenen is. Zij begint aan haar Master Theaterwetenschappen en heeft veel zin in het avontuur dat haar te wachten staat. Beide meisjes zijn duidelijk benieuwd naar wat een nieuwe stad hen te bieden heeft en wanneer we de voordeur achter ons sluiten horen we hoe hun uitgelaten lach door het open raam weerklinkt.