Geen vuiltje aan de lucht op Linkeroever. Het lenteweer broedt een kolder in het hoofd, je voelt je vrij. Langs deze groene zijde van de Schelde verwacht je je aan alles, van een uitzonderlijke eendensoort tot een stel nudisten. Aan alles, behalve een asielcentrum. Tweehonderd vluchtelingen en ettelijke procedurestappen zeggen genoeg: ’t stad is ní van iedereen.
Een bewoner poetst de vloer en kijkt onbeholpen als we zijn veegroute belemmeren. We staan op vreemd terrein, een beetje als gulzige ramptoeristen in eigen land. Om die notie ‘land’ draait het hier allemaal, of hoe een afgebakende lap aarde iemands kans op geluk begrenst.
Om het wachten en vermoeid hopen te verzachten, probeert het 27-koppig Rode Kruiskader een huiselijke sfeer op te bouwen. Die gezelligheid begint bij centrumverantwoordelijke Jan Hertogs: gedreven loodst hij ons langs alle zalen en initiatieven die het gebouw rijk is. Tijdens de rondleiding piepen nieuwsgierige ogen over zijn schouders. “You are police?” De asielzoeker klinkt bang en ironisch tegelijk. “We small newspaper. Can we take a picture of you?” De strakke spieren op de foto ballen zijn verhaal samen, vertellen hoe hij het statuut van vluchteling aanvroeg bij de dienst Vreemdelingenzaken. Dat hij tegen het negatief antwoord in beroep ging. Hoe hij zich nu, net als vele anderen in het centrum, blind staart op dat 0,01 procentje slaagkans om in België te blijven. En intussen leidt de procedureweg van interview naar document naar document. Maar zolang het onderzoek aansleept, verschaft de overheid wel verplicht onderdak.
Gezocht: deurmat met ‘welkom’
In het gebouw is de privacy duidelijk zoek. Gelukkig heeft ieder zijn eigen kamer; gezinsleden kunnen samen slapen als ze dat willen. Het opvangcentrum met haar grote slaapcapaciteit diende in de jaren ’70 als internaat voor de hoge zeevaartschool. Uiteindelijk hebben er slechts twintig leerlingen geslapen en sloten de deuren een povere tien jaar later. Begin ’99 bood het centrum onderdak aan Kosovaarse oorlogsvluchtelingen, om nu een hele waaier van nationaliteiten te herbergen. Aan de organisatie schort kennelijk niets. Een stoet bewoners schuift rustig aan voor hun wekelijks zakgeld. Die vier euro kunnen ze door klusjes aandikken – al maakt twee euro per uur geen Rockefeller van je. Met hun bijeengesprokkelde som kopen ze onder meer WC-papier of kleren die niet in hun basispakket zitten. Giften van buurtbewoners zorgen voor een goed gevulde voorraadkamer en een aanlokkelijke prijzenlijst. “First time free, 50 cent alles except shoes, 25 cent kinderen.” Verder kunnen ze ingrediënten kopen voor een nationaal gerecht. In de bewonerskeuken staat een groepje vrouwen (en moderne huismannen!) op Tibetaanse wijze deeg te rollen en eigeel te klutsen. Eeenmaal per maand voorziet de centrale keuken een typische maaltijd in overleg met de groep. Het zelf koken geeft dan weer een stukje verantwoordelijkheid en eigenheid terug aan de asielzoeker. Zo ontpopt de eettraditie zich tot een welkome urendoder.
Vechten tegen Verveling
“De gouden remedie tegen groepsconflicten: zorg dat mensen iets te doen hebben”, waarop de verantwoordelijke de activiteiten op vingers en tenen begint te tellen. “We voorzien culturele uitstappen, een fietsenatelier en binnenkort een heus carnavalfeest. Beneden kan je fitnessen en instrumenten bespelen. Voor de vrouwen hebben we een apart lokaal.” Op zijn wenken nemen we een kijkje in een zaal vol kinderbedjes, naaimachines en multiculturele foto’s van lachende gezichten. Nauwelijks buiten leidt de gids ons naar de bib en TV-ruimte. Dankzij de sponsortocht van het Sint-Annacollege vullen tuigen zelfs een hele kinderspeeltuin. Verder blijkt ook de beauty-avond bijzonder in trek te zijn. Asielzoekster of niet, vrouwen zijn overal hetzelfde. Alleen hun rechten en rijkdom lopen soms jammerlijk uit elkaar.
Aller-retour
Tweehonderd mensen onder één dak huisvesten vraagt om een duidelijk reglement. Propaganda voor de eigen godsdienst kan tot conflicten leiden en is dus uit den boze. Ook drugs en alcohol worden geweerd uit angst voor scheve schaatsen. De bewoners moeten vóór 24u aankomen en de deuren openen weer om 6u. Ze krijgen zeven nachten per maand de kans om elders te slapen. Wie meer weg gaat, geeft zijn bed beter aan iemand die het wél kan gebruiken. Ruiken deze regels iets te veel naar de peutertuin en willen bewoners meer zelfstandigheid, dan is een huis van het OCMW een optie, tenminste voor wie langer dan twee jaar in een opvangcentrum verblijft. Elke asielzoeker kan ook op eender welk moment van zijn procedure beslissen om bij vrienden of familie te gaan wonen. Het wegvallen van de voedselvoorziening metselt die keuze echter voor vele gezinnen dicht. In de acht jaar dat dit Rode Kruis-centrum actief is, vonden er nauwelijks verplichte repatriëringen plaats. "Wij verzetten ons duchtig tegen het oppakken van asielzoekers in het centrum. Hier moeten mensen zich veilig voelen. Indien de dienst Vreemdelingenzaken laat weten dat een bewoner zal worden opgepakt, lichten wij deze persoon hierover in en begeleiden hem."
Schimmel
Ondanks die mogelijkheid tot een gedwongen terugkeer, galmen klanken opgewekt door de gang. Het Albanees, Arabisch, Servisch… lopen kriskras onze oren binnen, tot de naam “Filip Dewinter” de echte inhoud aangeeft. “Antwerpen stinkt naar schimmel, pourri par Vlaams Belang. De kleinste keffers hebben hier meer rechten dan wij. En ik weiger een hond te worden.” De Albanese asielzoeker spreekt een bijna vlekkeloos Nederlands. “Wil ik mij verdedigen in het openbaar leven, dan moét ik jullie taal wel beheersen.” Vrijwilligers geven in het centrum lessen Nederlands en het zestigtal kinderen heeft één jaar recht op speciaal onderwijs, gericht op de studie van de taal. Daarna stromen ze door naar het regulier onderwijs. Omdat de meeste ouders het Nederlands niet zo onder de knie hebben, helpen vrijwilligers de kinderen bij het huiswerk.
“What is your nationality?” Deze vraag doet het cliché allicht eer aan, maar polsen naar ervaringen stuit misschien op een te droeve blik en antwoord. En ook wel een overdreven empathie van onze kant. De Iranees dist echter meteen zijn verhaal op. “You journalist, you can help me. I don’t have the permission to see my daughter, I’m a good dad but for the government I’m just an Iranian.” Hij wil zo graag op de foto, zegt hij nog, en na een klik en ingehouden snik zoeken we de buitenlucht op. Even nog glijden onze kijkers langs de kroezelharen, het plan van Antwerpen aan de wand en de poster “Courage Hope Respect”.