Coauteurs prof. Paolo SH Favero en prof. Roschanack Shaery-Yazdi
En zo stonden we daar weer allemaal, professoren en studenten verenigd in solidariteit met het Palestijnse volk tegen de genocide en tegen institutionele medeplichtigheid. Deze keer was de gelegenheid de inauguratie van het academische jaar aan Universiteit Antwerpen. Achter ons lag de grootste theaterzaal van de stad, voor ons een smal steegje waar alle topvertegenwoordigers van Universiteit Antwerpen hun officiële intrede zouden doen, vergezeld door de burgemeester van de stad. De ‘muur van schaamte’, een protest geleid door het mooiste, moedigste en meest kritische gezicht van onze universiteit – onze studenten – was zoals altijd volkomen vreedzaam, maar onvermurwbaar in zijn eisen en koers. Het protest was een reactie op het gebruikelijke zwakke antwoord van UAntwerpen op de internationale oproepen tot een boycot van alle samenwerking met Israëlische universiteiten, die nu door vrijwel alle belangrijke internationale onderzoeksorganisaties wordt gesteund (om er maar één te noemen: de European Association of Social Anthropologists, EASA, roept haar leden op om “academische functies, lidmaatschappen, inschrijvingen in onderwijsprogramma’s, onderzoeks- en onderwijsbanen en erefuncties bij Israëlische academische instellingen te weigeren”). Maar meer specifiek was het ook een directe aanval op het recente besluit van UAntwerpen om een nieuw project te starten in samenwerking met de Universiteit van Tel Aviv, een instelling waarvan bewezen is dat ze al decennialang op vele niveaus direct betrokken is bij Israëlische militaire operaties. Als wetenschappers die actief zijn binnen UAntwerpen kunnen wij niet zwijgen tegenover deze duidelijke provocatie, niet alleen tegen de ethiek van het onderzoek, maar ook tegen het meest elementaire respect voor de mensheid. We kunnen niet accepteren dat dit in onze naam gebeurt.
Toen de universiteitsoptocht begon, stonden we echter allemaal versteld van de verbazingwekkende (en verwarrende) aanwezigheid van bepaalde symbolen in de stoet. De colonne van hoogwaardigheidsbekleders, vertegenwoordigers en professoren werd om te beginnen ingeleid door een fanfare, samengesteld uit verschillende muzikanten, maar vooral geleid door ‘Marokkaanse’ artiesten. In kleurrijke kaftans gekleed, cimbalen en trommels bespelend en met de kwastjes van hun hoeden zwaaiend, begeleidden deze mannen het ritme van de intocht van de burgemeester, de rector, de professoren en de studenten. Sommige professoren droegen de rode streep op hun toga’s (van de campagne ‘Trek de rode lijn voor Gaza’) en er verschenen ook andere symbolen: sommige collega’s glimlachten naar ons, sommigen staken hun duim op, anderen maakten hartjesemoji’s met hun vingers. Een senior collega liep naar een beginnende onderzoeker toe en zei: “We zijn trots op je, goed gedaan.” We stonden vol verbazing te kijken naar deze tekenen van steun. Begrijp ons niet verkeerd, we waardeerden ze, net zoals we het groeiende aantal collega’s (en burgers) waarderen dat rode tape op zijn raam plakt. Maar helaas beseffen we ook dat dit bij lange na niet genoeg is. We zijn zelfs bang dat deze symbolen het protest uiteindelijk banaliseren en verwateren. Ze kunnen leiden tot een coöptatie en uiteindelijk tot het tot zwijgen brengen van het protest. Door het drama waarvan we getuige zijn te symboliseren, kunnen ze paradoxaal genoeg net zo functioneren als de muziek tijdens de parade: een luid geluid dat de stemmen van de demonstranten onhoorbaar of onverstaanbaar maakt (misschien was dit wel de reden voor hun aanwezigheid?). Maar wat kunnen we als leden van deze universiteit eigenlijk doen om dergelijke beslissingen in twijfel te trekken? Het gevoel van machteloosheid is inderdaad enorm en we hebben er geen gemakkelijke antwoorden op. Toch is niets doen of symbolen gebruiken in plaats van actie ondernemen zeker niet voldoende en dat zal het ook nooit zijn. Emoji’s en rode linten kunnen geen vervanging zijn voor stakingen, publieke interventies en actief vragen stellen.
Terug naar de parade van symbolen. Het symbool dat de ceremonie domineerde, was inderdaad het optreden van de Marokkaanse muzikanten. Hoe moeten we het gebruik van een culturele voorstelling van een van de belangrijkste migrantengemeenschappen van Antwerpen als opening van de parade interpreteren? Bereidt de universiteit een langverwachte dialoog met Marokkaanse jongeren voor of is deze voorstelling gewoon gekaapt om de openheid van onze universiteit ten opzichte van andere culturen en onze migrantengemeenschappen te tonen? Was het een soort symbolisch schild? Deze vertoning, die te veel lijkt op de optochten van Zwarte Piet die de menigte naar Sinterklaas leidt (bekritiseerd vanwege de normalisering van racisme), komt op zijn best over als een uit zijn context gehaalde daad die moeilijk te verteren is in tijden van toegenomen gevoeligheid voor kwesties als culturele toe-eigening en identiteitspolitiek. Dit voelt bijzonder triest en misplaatst door het gebrek aan serieuze reactie van de universiteit op de ondervertegenwoordiging van migrantenstudenten en haar terugkerende pogingen om gemarginaliseerde groepen de schuld te geven van hun onvermogen om ‘profijt te trekken’ van de kansen die hen worden geboden. In een dergelijke context is migrantengezichten gebruiken om de medeplichtigheid van de universiteit in tijden van genocide te vergoelijken een nieuw niveau van disconnectie tussen de realiteit op het terrein en de bubbel van onze onderwijsinstelling.
In dit scenario van verplaatste symbolen gloorde er echter een sprankje hoop. Toen de vertegenwoordiger van de universiteit het theatergebouw was binnengegaan en wij alleen achterbleven op het Theaterplein om onze slogans te zingen, realiseerden we ons plotseling dat onze gezangen aan kracht en tempo hadden gewonnen. In plaats van naar huis te gaan, waren de muzikanten gebleven en sloegen hun trommels en cimbalen nu op het ritme van ons gezang “Free free Palestine”.
Coauteurs prof. Paolo SH Favero en prof. Roschanack Shaery-Yazdi
- Login om te reageren