De huidige rector Herman Van Goethem zwaait aan het eind van het academiejaar af als rector van UAntwerpen. Wie zijn opvolger wordt, beslissen proffen, andere personeelsleden en studenten. Van 4 maart om 12.00 uur tot en met vrijdag 8 maart om 12.00 uur loopt de eerste stemronde van de rectorverkiezingen. Stemmen doe je op het Studentenportaal. Als geen enkele kandidaat een meerderheid van de stemmen haalt, volgt er een week later een tweede stemronde.
Koen Augustyns (°1965) is gewoon hoogleraar in het departement Farmaceutische Wetenschappen en is momenteel decaan van de faculteit Farmaceutische, Biomedische en Diergeneeskundige Wetenschappen. In zijn team zitten Tanja Mortelmans, Koen Vandenbempt en Karolien De Wael als kandidaat-vicerectoren. Spreken we hier met de toekomstige rector van onze universiteit?
Wat was het eerste moment dat u dacht: ik ben de rector die UAntwerpen zoekt en verdient?
“Toch al een tijd geleden. Mijn kandidatuur is getriggerd door het feit dat we met de andere decanen in het College van Decanen een goede verstandhouding hebben ontwikkeld, waardoor we de meerwaarde inzagen om faculteiten niet als concurrenten te beschouwen, maar onderling met elkaar in dialoog te gaan. Het idee rijpte zo om de spirit van samenwerking naar een hoger niveau te tillen.”
Welke drie karaktereigenschappen maken van u de geschikte rector? Voor welke valkuil moet u opletten?
“Ik ben iemand die graag samenwerkt met anderen. Als leider mensen bij elkaar brengen en samen tot een gemeenschappelijk doel komen, drijft me. Ik heb altijd erg graag gewerkt aan de universiteit. Dat klinkt triviaal, maar de drie kerntaken van een academicus (onderzoek, onderwijs, dienstverlening) heb ik altijd met veel passie gedaan. Ook meen ik redelijk authentiek te zijn. In mijn communicatie ga ik me niet anders voordoen dan ik ben. Een valkuil? Ik heb altijd hard en veel gewerkt en als rector zal het een uitdaging worden om een gezonde balans te vinden.”
Op welk vlak hebt u de universiteit positief zien evolueren in de tijd dat u er werkt?
“In de dertig jaar dat ik aan UAntwerpen werk, is ongetwijfeld de fusie in 2003 de belangrijkste gebeurtenis geweest. Daarna heb ik aan mijn eigen faculteit gezien hoe de verschillende departementen geleidelijk naar elkaar toe groeien. Er is meer interactie tussen hen qua studenten, onderwijs en onderzoek. Het is aangenaam om zien dat dit gebeurt, zonder te zeggen dat het niet nog beter kan. Ik heb aan KU Leuven gestudeerd en wat me aan UAntwerpen positief heeft verrast, is de benaderbaarheid van professoren. Dat is iets wat we moeten bewaren, want dat is niet overal zo.”
Naar welk aspect van de universiteit van dertig jaar geleden hebt u heimwee?
“Er was minder administratie en je genoot als academicus meer vertrouwen. Neem nu de vele commissies. Hiervan was er vroeger geen sprake, er lag meer nadruk op individuele interacties. Opgelet, dat soort van formele structuren zijn met de beste bedoelingen gecreëerd en zijn vaak goede evoluties, maar er is ook de neiging om er te ver in te gaan. Als rector wil ik de administratieve overlast sterk verminderen.”
De toekomstige rector moet opboksen tegen de weinig rooskleurige financiële vooruitzichten. Besparingen dan maar?
“Momenteel denk ik niet dat er moet worden bespaard. Indien wel, zullen we hier omzichtig mee moeten omgaan. We komen nu met moeite rond voor onze kerntaken en hierop besparen is dus moeilijk.”
Vier gebouwen op campus Drie Eiken zullen worden vervangen door klimaatneutrale nieuwbouw. UAntwerpen heeft de ambitie om tegen 2050 fossielvrij te zijn. Daar staat volgens het klimaatactieplan een investering van 280 à 320 miljoen euro tegenover. Behoort klimaatbeleid voeren tot de kerntaken van een universiteit?
“De verduurzaming van de gebouwen is broodnodig. Het gebouw waarin we zitten (het interview vindt plaats in gebouw CDE.S, n.v.d.r.), is vijftig jaar oud. Dat geeft uitdagingen qua onderzoeksmogelijkheden, maar ook qua duurzaamheid. Het is mijns inziens beter om een nieuw, kleiner, efficiënter en duurzamer gebouw neer te poten dan om te blijven renoveren. Ik denk ook dat we de ambitie moeten hebben om in 2050 fossielvrij te zijn als universiteit, maar we moeten ook realistisch blijven. De investeringen moeten dan gebeuren met geld dat er nu niet is. Daar zal een strategie voor moeten worden bedacht. Dat zal geen enkele rectorkandidaat een makkelijk vraagstuk vinden.”
Hoe staat u tegenover hogere inschrijvingsgelden?
“Ik zou die niet verhogen, omdat het democratische aspect van het onderwijs heel belangrijk is. In de eerste plaats voor de studenten, maar laten we niet vergeten dat we leven in een kennismaatschappij met een tekort aan hooggeschoolde arbeidskrachten. We hebben de opleiding van jonge mensen nodig als maatschappij en daar moeten we ook in investeren. Er zijn andere landen waar studenten moeten lenen om te studeren. Dat verdient geen navolging. Het democratiserend effect van het onderwijs behoort met gezondheidszorg tot de meest fundamentele taken waarvoor een samenleving moet zorgen. Individuen alleen kunnen dat niet dragen.”
Gesteld: u bent rector en de Vlaamse regering vindt miraculeus eenmalig een potje met tien miljoen euro. U krijgt het geld op voorwaarde dat u het die dag nog besteedt aan één zaak. Waaraan besteedt u het?
“De grootste nood zit in de verduurzaming van gebouwen, alleen kom je met tien miljoen niet ver. Er is een manifest gebrek aan faciliteiten voor het studentenleven, op de buitencampussen, maar ook op de Stadscampus. Tien miljoen euro is op dat vlak misschien veel, maar op korte termijn is het wel iets waarin je dan stevig kan investeren.”
Zolang die mirakels niet gebeuren, blijft het zoeken naar financiering. De grootste stressbron uit een eerdere welzijnsenquête onder academici: het vinden van externe financiering. Zowel bij u als bij dhr. Leirs kwamen echo’s daarvan terug in de beleidsvisie. Hoe komt u tegemoet aan die zorg?
“In onze beleidsvisie vind ik dat veel concreter uitgewerkt. Een voorstel van ons is dat wij minder interne competitie willen door de invoering van basisfinanciering gericht op doctoraten. Via het BOF (Het Bijzonder Onderzoeksfonds is een potje geld dat UAntwerpen besteedt aan wetenschappelijk onderzoek, n.v.d.r.) worden elk jaar doctoraten gestart via een zinloze interne competitie. Aanvragers moeten veel tijd steken in het schrijven van hun aanvraag, waarna in de leescommissies door collega A moet gevit worden op collega B. De meeste, zo niet alle, projecten zijn goed, maar er kan maar een beperkt aantal goedgekeurd worden, wat natuurlijk leidt tot een hoop frustratie. Ook dat is een vorm van administratieve overlast die we willen oplossen. Hoe? We willen de bestaande pot geld gelijk verdelen. Volgens het huidige financieringssysteem kunnen we dan per tien jaar één doctoraat aan een prof toekennen. Maar dan wel zonder leescommissies, waardoor proffen de vrijgekomen tijd kunnen besteden aan hun onderzoek en onderwijs in plaats van aanvragen te schrijven of elkaar te beoordelen.”
“Iets anders wat we voorstellen is een grondige hervorming van de onderzoeksvisitatie (een soort van inspectie en evaluatie van de verschillende onderzoeksgroepen, n.v.d.r.). Er wordt nu veel werk gevraagd van de onderzoeksgroepen, zoals het aanleveren van cijfers waarna externe commissies die dan bekijken. Op zich is het goed dat er een externe blik is op hoe de zaken lopen, maar de commissie kijkt alleen naar onderzoek en niet naar onderwijs en dienstverlening. Ook moet het gebeuren op het niveau van de faculteit, zodat het belang van het individu in een groter plaatje wordt bekeken. Je kunt teamspelers hebben die bij zo’n onderzoeksvisitatie niet worden gewaardeerd. Voor ons is de teambeoordeling belangrijker dan de individuele beoordeling. Niet alleen bij de onderzoeksvisitatie, maar ook bij het bevorderings- of aanwervingsbeleid.”
Stelling: dat universiteiten afhankelijker worden van externe financiering door overheden en bedrijven is een risico voor de wetenschappelijke integriteit.
“Dan spreken we over de vierde geldstroom. Die is momenteel slechts vijf procent van de inkomsten van de universiteit. We mogen als universiteiten niet in een ivoren toren zitten. We staan in de maatschappij en bedrijven maken deel uit van die maatschappij. In dat opzicht vind ik het niet verkeerd dat er wordt samengewerkt met bedrijven, vooral ook omdat we de grote uitdagingen van deze tijd samen moeten oplossen. De universiteiten alleen gaan dat niet doen, de overheden alleen gaan dat niet doen, de bedrijven alleen gaan dat niet doen.”
Hoe kijkt u naar de volgende transparantiemechanismen? 1) Een openbaar register van alle lopende onderzoeken en samenwerkingen met externe financiers? 2) Openbare bekendmaking van de nevenfuncties van academici op hun profielpagina’s?
“De onderzoeksprojecten worden nu bijgehouden door de universiteit in een databank. Sommige samenwerkingen met bedrijven zijn confidentieel. Bedrijven kunnen commerciële belangen hebben waardoor ze liever niet hebben dat een onderzoek publiek wordt. We schrijven dat ook in onze visienota: als het gaat over transparantie en wetenschappelijke integriteit vind ik dat we als universiteit uit moeten gaan van het vertrouwen in onze mensen. Ik ben ervan overtuigd dat dat vertrouwen in 99% van de gevallen niet wordt beschaamd.”
“Dat openbaar register is een debat waard. Ik ben er relatief gerust in dat de manier waarop wij dat nu doen werkt. De nevenactiviteiten worden opgevraagd en door de faculteiten goedgekeurd of afgekeurd en gecontroleerd op potentiële belangenconflicten. Alleen zijn ze inderdaad niet voor iedereen raadpleegbaar. Bovendien moet je letten op de privacy. Mensen zijn mogelijk lid van het bestuur van een voetbalclub of hebben een mandaat in een andere privévereniging en willen dat niet in het publiek gooien. Ik denk daarom dat het niet zo’n gemakkelijke discussie is.”
Welke positie neemt u in inzake onderzoeken gefinancierd door de fossiele industrie?
“Dat hangt van de samenwerkingsovereenkomst af. Stel dat een bedrijf dat fossiele brandstoffen produceert wil inzetten op verduurzaming, maar zelf de technologie niet kan ontwikkelen en in bepaalde universiteiten een interessante partner ziet, dan denk ik dat het wel kan. Weliswaar op voorwaarde dat in de samenwerkingsovereenkomst wordt vastgelegd dat het onderzoek zonder inmenging van het bedrijf gebeurt en dat de resultaten worden gepubliceerd.”
Onder academici heerst de zorg dat onderwijs het ondergeschoven kindje wordt door de focus op onderzoek. Een oplossing die naar voren wordt geschoven, zijn onderwijsprofessoren. Terzijde: als je proffen eens flink wilt horen bekvechten met elkaar, begin dan over onderwijsprofessoren.
“Onderzoek en onderwijs gaan altijd hand in hand. Dat is voor mij extreem belangrijk. Ik herinner me van mijn eigen studententijd dat je voelt of de persoon die voor je staat de materie echt beheerst door er dagelijks mee bezig te zijn of dat die louter een handboek gebruikt. Maar onderwijs is even belangrijk als onderzoek. Vandaar ons voorstel om bij de onderzoeksvisitatie niet alleen onderzoek te beoordelen, maar ook onderwijs.”
Meer of minder verengelsing?
“Wij pleiten voor twee à drie extra Engelstalige bachelors. Onze universiteit loopt wat betreft internationalisering achter op VUB en KU Leuven. Het is ons niet alleen te doen om het marktaandeel studenten dat daardoor daalt en de financiering die hiervan ten dele afhankelijk is, maar ook omdat een stad als Antwerpen een universiteit met een internationale uitstraling verdient. Die extra opleidingen in het Engels hebben als doel hoofdzakelijk internationale studenten aan te trekken die sowieso in het Engels les krijgen. Het kan geenszins de bedoeling zijn dat het Nederlands het slachtoffer wordt, zoals in Nederland wel het geval is.”
Uit beide beleidsvisies blijkt een bezorgdheid over het gedaalde marktaandeel studenten aan UAntwerpen. Tegelijk wordt er binnen en buiten de universiteit geklaagd over het aanvangsniveau van de studenten. Zijn er dan al niet genoeg studenten?
“Onze maatschappij heeft meer hogeropgeleiden nodig. Zeggen dat er minder mensen naar de universiteit moeten, is geen goede insteek. De uitdaging voor onze universiteit is om jongeren uit Antwerpen en de dichte omgeving van Antwerpen te blijven aantrekken en om extra jongeren aan te trekken uit de Kempen, regio Mechelen en het Waasland. Ons potentieel wordt daar nu niet ten volle benut.”
Zijn lesopnames een vloek of een zegen?
“Het is geen zwart-witverhaal. Ik ben voorstander omdat ik van de studenten heb geleerd dat ze die gebruiken tijdens het studeren. Tegelijkertijd vind ik het essentieel dat studenten werkelijk naar de campus komen. Dus in mij vind je geen voorstander van volledig online onderwijs. Studeren is meer dan kennisverwerving alleen. Het is ook een sociaal netwerk opbouwen, sociale vaardigheden trainen en het samen beleven van het studentenleven. Daarom dat we in onze faculteit lesopnames stimuleren, maar niet verplichten.”
Weet u wat u moet doen als een student op u afstapt en grensoverschrijdend gedrag meldt? Werkt het systeem?
“Jazeker, ik weet hoe het werkt. Als decaan heb ik met enkele casussen te maken gekregen. Door te praten met alle betrokken partijen, zowel slachtoffers als daders, kom je soms te weten dat iets al een hele tijd gaande is. Bij het slachtoffer merk je een zekere schroom om ermee naar buiten te komen. Zowel personen uit de directe omgeving als het slachtoffer zelf moeten nog meer het gevoel krijgen dat ze ergens terecht kunnen en dat met hun melding iets gaat gebeuren. De systemen zijn er en het is goed dat ze er zijn. Wat we moeten doen, is het bewaken van de laagdrempeligheid en een cultuur installeren die het evident maakt dat je als slachtoffer of omstaander aan de alarmbel trekt.”
Maatschappelijke problematieken sijpelen door in de universiteit die zichzelf als actief pluralistisch bestempelt. De oorlog in Gaza is er een spijtig voorbeeld van. Wat doet u als rector?
“Ik sta volledig achter de idee dat de universiteit geen politieke, laat staan een activistische speler is. Onze universiteit heeft net een mensenrechtentoets geïnstalleerd en ik denk dat dat een belangrijk instrument wordt. Ik denk ook dat het belangrijk is om niet te vervallen in algemeenheden. Het is niet omdat een politiek bewind in een bepaalde staat slecht is, dat noodzakelijkerwijs de studenten, onderzoekers en universiteiten in dat land de nadelen ervan moeten voelen.”
“Naast een vrijheid van meningsuiting die bijna absoluut is, heb je als academicus ook academische vrijheid. Als je een opiniestuk ondertekent met je naam en je titel, moet je dat doen vanuit je wetenschappelijke expertise zodat het publiek weet dat die persoon spreekt met kennis van zaken. Doe je dat buiten je wetenschappelijke expertise, moet je duidelijk maken dat je je niet beroept op je academische titel. Als rector is dat nog moeilijker omdat je rector bent van de hele universiteit. Je kunt niet zeggen: dit is mijn individuele mening zonder dat het afstraalt op de universiteit. De twee vallen niet los te trekken.”
In 2022 schorste de rector twee docenten na het uitlekken van filmpjes waarin ze beledigende uitspraken deden over studenten. Hoe had u als rector deze situatie aangepakt?
“Ik had niet zo snel gecommuniceerd en eerst gekeken naar wat daar juist aan de hand was. Ik heb de volledige opname bekeken en niet enkel het uitgelekte filmpje: de uitspraken zijn fout, maar er zijn nuances aan te brengen. Een intern gesprek met de betrokkenen en een gesprek tussen de studenten en de lesgevers had veel kunnen oplossen. Dan was de uitkomst mogelijk ook anders geweest.”
Rector zijn is niet alleen beleid voeren. Het is het gezicht zijn van de universiteit. Is dat iets waar u naar uitkijkt of tegenop kijkt?
“Ik heb daar nu geen gevoelens bij. Als decaan heb je ook externe visibiliteit en dat hoort erbij. Als rector zal dat nog meer zijn. Je gaat me niet op X zien opduiken. In zo’n korte tekst ga je nooit een boodschap genuanceerd kunnen brengen. Vooral LinkedIn, maar soms ook Instagram en Facebook, gebruik ik wel. Dat zijn goede kanalen om aan wetenschapscommunicatie te doen.”
Waarom moeten academici en studenten op u stemmen?
“Als het gaat over het bevorderen van de samenwerking, over internationalisering en over het reduceren van administratieve overlast en interne competitie, hebben we een heel ambitieus programma. In tegenstelling tot mijn tegenkandidaat kan ik nog twee termijnen doen. Gezien ons ambitieuze plan dat op de lange termijn is gericht, heb ik ook de ambitie om, als de universitaire gemeenschap dat wil, onze plannen in een tweede termijn verder te realiseren.”
“Ik zie dat het andere team een vicerector studentenzaken heeft. Dat verwondert mij wat, omdat ik vind dat de rector zelf het aanspreekpunt van de studenten moet zijn. Het is absoluut mijn ambitie dagelijks laagdrempelige contacten te hebben met de studenten en personeel. Verder hamer ik op het faciliteren van het studentenleven. Ik heb zelf een rijk studentenleven gehad en het is iets wat vanuit de maatschappij te makkelijk gepercipieerd wordt als een probleem, terwijl het juist een verrijking is.”
Op welke vlakken zijn u en uw tegenkandidaat het roerend eens en welke verschilpunten zijn er?
“Een aantal elementen wijzen in dezelfde richting, maar er zijn ook duidelijke verschilpunten. Tevens zijn wij veel concreter. Denk aan het systeem van het verminderen van interne competitie op basis van doctoraten. We presenteren ons ook echt als een team met ruime beleidservaring en met de juiste expertise in het domein waar we voor staan. En dan kom ik graag nog terug op de verstandhouding die tussen de decanen is gegroeid, dat is redelijk uitzonderlijk en voor de universiteit zeer belangrijk.”
Welke vraag wilt u aan uw tegenkandidaat stellen?
“Het is misschien een stoute vraag, maar Herwig is al zeven jaar voorzitter geweest van de Raad van Bestuur en heeft al kunnen wegen op het bestuur. Waarom ook nog eens vier jaar rector zijn?”
- Login om te reageren