Wij kiezen een thema - deel 1
01/11/2002
🖋: 
Auteur extern
TOV, KDP

Dit academiejaar neemt dwars een stevige aanloop naar de federale verkiezingen van volgend jaar. Met een wervelende artikelenreeks belichten we in elk van onze nummers een heet hangijzer uit de vaderlandse politiek. Daarbij komen telkens ook kort de Vlaamse politieke partijen aan bod; van iedere partij mag één militante student(e) uit het Antwerpse zijn/haar visie op de problematiek uiteenzetten. Voor het laatste nummer plannen we een samenkomst met alle betrokkenen, waar vrijuit gediscuteerd kan worden en ruimte is voor kritiek op de politieke tegenstanders. Het eerste onderwerp is het (gemeentelijk) stemrecht voor migranten.

Als men de veelbelovende regeringsverklaring van onze huidige regering er op na leest, stelt men vast dat er minstens één progressief onderwerp aan het lijstje ontbreekt: het migrantenstemrecht. Bij de eerstvolgende verkiezingen zal men zich in de stembureaus geenszins moeten verwachten aan niet-EU migranten.

 

Het stemrecht voor migranten heet immers ‘niet prioritair’ voor paars-groen, maar hiervoor werd wel gecompenseerd met de zogenaamde snel-Belg-wet (1 maart 2000). Deze wet laat migranten toe snel de Belgische nationaliteit te verwerven (eventueel als tweede), waarmee hen tevens het recht op stemmen te beurt valt. Enkel voor die migranten die hun oorspronkelijke nationaliteit niet willen opgeven, is de strijd nog lang niet gestreden. Zij zijn aangewezen op het migrantenstemrecht om enige inspraak te verkrijgen in het federale of lokale bestuur. Vooral op het vlak van het gemeentelijk bestuur lijkt deze wet de inburgering van niet-genaturaliseerde migranten eventueel te kunnen bespoedigen. Het gemeentelijk migrantenstemrecht brengt hen zeker dichter bij de regeling van alledaagse dingen in de eigen woonplaats. Maar dit recht is ook onlosmakelijk verbonden met een belangrijke plicht, namelijk de wil tot integratie, één van de schaarse criteria van de verder vrij soepele snel-Belg-wet...

 

Een stugge njet

Alhoewel niet prioritair, heeft dit thema al heel wat stof doen opwaaien in de Wetstraat. Eigenlijk is het enkel de VLD die binnen de bonte coalitie de niet-prioriteit van het onderwerp staande houdt. Wat echter niet prioritair is, kan dat wel worden, zo dachten de groenen. Zij kwamen reeds snel na het aantreden van het paars-groene kabinet met een wetsontwerp voor migrantenstemrecht, dat op een stugge njet stuitte in het liberale kamp. Daarop dreigde Agalev-voorman Jos Gysels ermee de terugtrekking van de ministers van zijn partij uit de regering te bevelen. Het bleef echter bij een loos dreigement.

 

Stoere taal?

SP.a voorzitter Patrick Janssens verklaarde op zijn beurt dat hij na de verkiezingen van 2003 niet meer in een regering zou stappen die tegen de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 het stemrecht voor migranten niet zou hebben ingevoerd – de toekomst zal uitwijzen of dit meer dan stoere taal alleen was. Voorts konden enkele gelijkekansenbetogingen en een vurig pleidooi van een migrant voor de bevoegde senaatscommissie het tij in deze discussie niet keren. Ook in maart van dit jaar werd in de Kamer weer een klein vaudeville opgevoerd rond het al dan niet invoeren van het migrantenstemrecht. De VLD hielt het been stijf en de voorstanders bleven weerom in de kou staan.

 

Misschien zou het zinvol zijn, moest het volk de kans krijgen zich over deze maatschappelijke hernieuwing uit te spreken in een volksraadpleging. U begrijpt wellicht dat een dergelijk initiatief ver boven de mogelijkheden van dit studentenblad ligt, dus hielden we het voorlopig bij de mening van enkele mondige militante studenten.

 


 

 

“Het is niet voor niets dat op het lokale niveauwetenschappers eerder spreken van buurtstemrecht dan van migrantenstemrecht.”

 

 

“Reeds sinds haar ontstaan beschouwt Agalev het stemrecht voor migranten als een fundamenteel democratisch recht, totaal onafhankelijk van de nationaliteit. Iedereen die in ons land verblijft – en dus hier woont, werkt, belastingen betaalt en vaak schoolgaande kinderen heeft – heeft het recht om politiek vertegenwoordigd te worden.

 

Vooral op het lokale niveau is de participatie van alle inwoners onontbeerlijk. Gemeentebesturen dienen immers met alle inwoners rekening te houden. Het kan niet dat buurten achtergesteld worden en verloederd raken enkel en alleen omdat er geen stemmen te rapen vallen. Het is niet voor niets dat op het lokale niveau wetenschappers eerder spreken van buurtstemrecht dan van migrantenstemrecht.
Het verlenen van stemrecht aan alle inwoners van dit land is ook van fundamenteel belang voor een goed minderhedenbeleid. Integratie moet van twee kanten komen en betekent dus ook dat men minderheden ernstig neemt en de kans geeft om ook politiek te participeren in onze samenleving. Ervaringen uit landen waar het migrantenstemrecht reeds lang is ingevoerd tonen aan dat dit de goede verstandhouding tussen autochtonen en allochtonen bevorderd heeft.

 

Dat stemrecht wordt gebonden aan nationaliteit is overigens niet meer van deze tijd. Dit leek misschien evident in de vorige eeuw waarin nationalisme tot een ware religie werd verheven – met alle gevolgen van dien – maar in een tijd waar mensen mondiaal mobiel zijn en – om het clichématig uit te drukken – de wereld meer en meer een dorp wordt, doet het er toch niet meer toe welke kleur iemands identiteitskaart heeft om te bepalen of die al dan niet mag deelnemen aan het lokale politieke leven. Laat ons dan ook eindelijk eens die nationaliteitsvereiste vallen en stemrecht verlenen aan alle burgers van dit land.”

 

Ewoud Roes
Jong Agalev

 

“Nieuwkomers en oude rotten moeten wel bereid zijn om samen te leven, in wederzijds respect.”

 

 

“In onze huidige samenleving leven culturele en etnische gemeenschappen volledig naast elkaar. Natuurlijk leidt zoiets tot wederzijds onbegrip en frustratie. Een echt verbonden multiculturele samenleving is daarentegen een enorme verrijking. Elke mens heeft talenten, elke cultuur zijn eigenheid en waarde.

 

Nieuwkomers en oude rotten moeten wel bereid zijn samen te leven, in wederzijds respect. Jonge christendemocraten zien daarbij 2 belangrijke aandachtspunten. Allereerst moeten alle vormen van discriminatie worden tegengegaan, moeten taal- en leerachterstanden bij sommige allochtone kinderen weggewerkt worden en moet informatie over de organisatie van de samenleving (hoe zit het schoolsysteem in elkaar, waar moet ik zijn voor rechtshulp) beter doorstromen.

 

Verder is integratie een sleutelwoord en de hefboom tot participatie. Dit willen we bereiken via 3 wegen: ten eerste moet er werk gemaakt worden van voldoende en betaalbare taal- en integratiecursussen. Ten tweede vragen wij de verstrenging van de snel-Belg-wet. Men heeft het recht Belg te worden, wanner men 5 jaar onafgebroken en legaal in ons land verblijft, wanneer men geen crimineel verleden heeft en moeite doet om ten minste 1 van de landstalen te leren.

 

En ten derde kan elke niet-Europeaan die aan de bovenstaande voorwaarden voldoet mee stemmen bij de gemeente- en provincieraadsverkiezingen.”

 

Caroline Deiteren
JONG-cd&v
Rechten, UIA

 

“Men moet tevens ophouden met het knufffelbeleid jegens allochtonen en hen aansporen om volwaardige burgers te worden in de Vlaamse samenleving.”

 

 

“Als er vandaag soms problemen zijn met allochtonen, is dit enerzijds te wijten aan de migratiepolitiek van het verleden (toen men mensen naar hier haalde om tekorten op de arbeidsmarkt aan te vullen) en anderzijds aan het feit dat er lange tijd van een inburgeringsbeleid geen sprake was. Daarom is het oneerlijk te stellen dat bestaande problemen kunnen opgelost worden door allochtonen, die dikwijls hier geboren zijn, “terug te sturen”. Maar men moet tevens ophouden met het knuffelbeleid jegens allochtonen en hen aansporen om volwaardige burgers te worden in de Vlaamse samenleving.

 

Daarom stelt N-VA een inburgeringstraject voor, waarbij een legaal inwijkeling eerst een tijdelijke verblijfsvergunning krijgt. Als hij zich inburgert (waarbij hem de taal wordt aangeleerd, evenals de hier geldende zeden en gewoonten) en geen correctionele veroordeling oploopt, krijgt hij na vijf jaar een permanente verblijfsvergunning. Op dat moment kan de inwijkeling ook lokaal stemrecht aanvragen, dit om verdere inburgering in zijn plaatselijke leefomgeving aan te moedigen.

 

Na tien jaar verblijf zonder correctionele veroordeling, kan ten slotte op eenvoudige wijze de nationaliteit verkregen worden. Dit geldt als sluitstuk van het hele inburgeringstraject en geeft uiteraard stemrecht op nationaal en Europees niveau. Voor N-VA is het dus duidelijk: geen inburgering, geen stemrecht.”

 

Geert Antonio
Voorzitter Ronduit N-VA!
Arrondissement Antwerpen

 

“Het is mijns inziens immers belangrijker voor migranten om stemrecht te verkrijgen dan om eenvoudig Belg te kunnen worden.”

 

 

“Migrantenstemrecht is één van die onderwerpen waar iedereen wel een mening over heeft, de ene al wat genuanceerder dan de andere. Ook binnen de (Jong-)VLD bestaat er grote onenigheid over wat nu wel en niet kan. Mijn mening is dat migrantenstemrecht een goede zaak is omwille van het principe ‘no taxation without representation’.

 

Er is echter één voorwaarde: de verstrenging van de snel-Belg-wet. Met de huidige gang van zaken is het voor immigranten zo eenvoudig Belg te worden dat het bijna van onwil getuigt het niet te doen. Dit belonen door alsnog stemrecht te geven is een compleet verkeerd signaal.

 

Zo snel mogelijk de voorwaarden om Belg te worden verstrengen dus (bv. koppelen aan een inburgeringstest) en dan pas het migrantenstemrecht invoeren. Het is mijns inziens immers belangrijker voor migranten om stemrecht te verkrijgen dan om eenvoudig Belg te kunnen worden. De reden daarvoor is dat partijen traditioneel niets doen voor mensen die niet tot hun kiezerspubliek behoren, waardoor een hele groep van mensen niet alleen uitgesloten wordt van het democratische besluitvormingsproces, maar ook nog eens genegeerd wordt. Temeer vermits het niet populair is maatregelen ten voordele van migranten te treffen.

 

Neem daar nog bij dat die mensen die op ons grondgebied gevestigd zijn, maar niet mogen stemmen meestal geconcentreerd wonen in bepaalde wijken en buurten en meteen is één van de oorzaken van de zgn. ‘probleemwijken’ verklaard. Migrantenstemrecht mag er van mij dus zeker komen, maar… mits een gondige herziening van de snel-Belg wet.”

 

Bart Laureys
Jong-VLD Beveren
Rechten, UIA



professor Geert Lernout: “...men mag dat zo niet noémen!”
01/11/2002

Over Bologna is de laatste tijd – eindelijk – heel wat te doen in de pers. Aanzet tot die publieke discussie was een brief van 129 proffen, waarin ze zich nogal kritisch uitlieten over de hervormingen, zowel Europees als Vlaams. We trokken Geert Lernout, professor Germaanse en één van die briefschrijvers, voor de microfoon. Tegenover hem plaatsten we Jan Naudts, professor Natuurkunde en, in tegenstelling tot Lernout, best gelukkig met de komende onderwijshervorming. Hoe voor- en tegenstander het zo veel eens kunnen zijn met elkaar...

Op 19 juni 1999 werd door de onderwijsministers van 29 landen het Bologna-akkoord ondertekend. Hoewel het niet bindend is, werd het in Vlaanderen toch zo opgevat. Vanaf wanneer had u door dat het menens was?

Jan Naudts Dat het zo vergaand zou zijn, daar kwam ik ongeveer een jaar geleden achter. Toen zijn we begonnen met wekelijks te vergaderen over de hervormingen. Meteen werd duidelijk dat er van alles stond te gebeuren.

 

Geert Lernout In de faculteit Letteren en Wijsbegeerte was het op de faculteitsraad dat voor het eerst gezegd werd: “De minister meent het: ze wil over een jaar beginnen.” We hadden dus nu al met de ganse hervorming rond moeten zijn. Dat vond ik toen al onnozel en dom.

Voor ons departement (Germaanse, nvdr.) kwam het toevallig wel goed uit, omdat we, in het kader van de eenmaking van de UA, met de UFSIA-collega’s moesten afspreken hoe we het programma gingen samenstellen. Bovendien hadden we ook net een visitatiecommissie (een overheidsorgaan dat de kwaliteit van het onderwijs onder een strenge loep neemt, nvdr.) op bezoek. Het idee was om de Bologna-hervorming er meteen bij te nemen. Wij waren, het is te zeggen, ik was van plan om het programma sowieso radicaal aan te passen.

 

 

Welke acties werden toen in concreto ondernomen om ‘Bologna’ voor te bereiden?

Lernout In de faculteitsraad Letteren en Wijsbegeerte werden de gemeenschappelijke onderwijscommissies aan het werk gezet. Die hebben in de loop van het hele academiejaar onvoorstelbaar hard gewerkt om de zaak rond te krijgen. Ik heb al snel naar de spelregels gevraagd, in het bijzonder naar wat er ging gebeuren met de lerarenopleiding. Het maakt voor studenten in de humane wetenschappen immers enorm veel uit of ze na drie jaar (een bachelor) of na vier jaar (een master) les mogen geven in het middelbaar. In tegenstelling tot bij de wetenschappen, gaan bij ons nog zeer veel studenten in het onderwijs. Ik heb toen gezegd dat men die vraag concreet moest stellen aan de minister en ook aan de VLIR (de Vlaamse Interuniversitaire Raad, nvdr.), die daarin een bemiddelingsrol kan spelen. De faculteit heeft die vraag onmiddellijk gesteld, maar er kwam geen antwoord! Pas toen alles in kannen en kruiken was, kregen we antwoord van de minister. Waar kwam het uiteindelijk op neer? Dat ze net het tegenovergestelde deed van wat de speciale onderwijscommissie haar had voorgesteld. Wordt de lerarenopleiding nu een bachelor of een master? En hoe wordt ze georganiseerd: enkel pedagogisch in de latere jaren, of met extra vakspecifieke cursussen? Men weet het nog altijd niet!

 

Naudts Als voorzitter van de onderwijscommissie natuurkunde heb ik iedere vrijdag een informele vergadering belegd voor alle geïnteresseerden binnen het departement. Na een zevental vergaderingen hebben we een eerste ontwerp gemaakt, dat ik dan voorgelegd heb aan een onderwijscommissie. Tot mijn verbazing werd het onmiddellijk goedgekeurd door de aanwezige fysici. De verklaring daarvoor is redelijk complex. De laatste jaren zijn de natuurkundigen gevoelig voor het feit dat het studentenaantal terugloopt en dat er, hoewel reeds een kwaliteitsverbetering gerealiseerd is, nog veel werk aan de winkel is. De laatste vijf à zes jaar werd er grondig gesleuteld aan ons onderwijs, en dit paste perfect in die context. De faculteit is zich pas later, toen er al een aantal zaken binnen het departement geregeld waren, komen moeien.

 

Wat de minister gaat beslissen

Wat zijn de moeilijkheden die bij het opstellen van het nieuwe programma zijn opgetreden?

Naudts Het werd snel duidelijk, in het begin van het voorjaar, dat het departement natuurkunde binnen de faculteit Wetenschappen een uitzondering was. We hebben er als enige opleiding voor gekozen om tijdens de bacheloropleiding zogenaamde minoren aan te bieden. Dit betekent dat een student, als hij dat wil, voor 45 van de 180 studiepunten uit een andere studierichting vakken kan kiezen. Hetzelfde komt terug op masterniveau. We denken voor die minoren in de eerste plaats aan natuurkundigen die alle vakken wiskunde van de eerste kan meenemen. Er zijn ook besprekingen bezig met de biomedische over de vakken fysiologie en biochemie. De natuurkunde wordt hierin niet gevolgd door de andere departementen binnen de faculteit wetenschappen. Zij vinden dat zij, om iemand op te leiden tot wiskundige of scheikundige, elk uur uit die vijf jaar volledig nodig hebben. Dit zal zeker voor problemen zorgen.
Voorlopig trekken wij ons heel weinig aan van het feit of de minister nu beslist de totale opleiding vier of vijf jaar te laten duren. Wij doen onze zin, met steun van de faculteit weliswaar. Tot hiertoe hebben we weinig problemen ondervonden. Bij jullie, Geert, wordt veel meer afgewacht wat de minister gaat beslissen.

 

Lernout Dat is ook omdat alles wat wij doen afhangt van wat zij uiteindelijk zal zeggen. Het belangrijkste probleem voor ons, ik heb het al gezegd, was dat men nog niet wist hoe het met de lerarenopleiding zat. Het ergste is dat men dat nog altijd niet weet! De studieduur hangt namelijk af van wanneer men de lerarenopleiding kan volgen.

 

Naudts Daar zit een fundamenteel verschil. Wij gaan ervan uit dat een bachelor natuurkunde genoeg kent om in het middelbaar les te gaan geven.

 

Lernout Wij gaan er nu vanuit dat je op vier of vijf jaar twee talen grondig kan bestuderen. Dat kan echter niet in drie jaar, en het is dan volgens ons ook onmogelijk om daar dan ook nog les in te leren geven. Als de minister morgen zegt – en ze zou stom zijn om het niet te zeggen, want anders moet ze nog een jaar langer wachten om het tekort aan leerkrachten op te vullen – dat je om leraar te worden drie jaar moet studeren in plaats van de huidige vier of vijf jaar, dan hebben we een probleem. We kampen ook nog met een logistiek probleem: het organiseren van de te geven vakken. Studenten zullen kunnen kiezen uit maar liefst zes talen, zodat het voor ons organisatorisch bijna onmogelijk wordt om daarbovenop ook nog eens minoren te coördineren. Sommige groepen worden daardoor te groot om degelijk onderwijs te kunnen aanbieden. Anderzijds is er amper mogelijkheid om ze in kleinere groepen op te delen.

 

 

De universiteit stelt geen extra middelen in het vooruitzicht?

Lernout Daar heb ik nog niets van gezien. Ze laten ons doen.

 

Naudts Met de beschikbare middelen kan je doen wat je wil, dat is het uitgangspunt.

 

Lernout In onze faculteit vragen we er al lang om, zeker gezien de verticalisering met geschiedenis en filosofie. Wij kunnen dat niet zonder extra krachten.

 

Naudts Wij krijgen ook personeelsproblemen. Voorlopig zijn we echter, dankzij het onderzoek, goed bezet.

 

Lernout We moeten het doen met de mandaatmensen die we hebben, en die gaan er zeker niet bijkomen. Stel nu daarenboven dat we die vijf jaar krijgen, dan wil dat zeggen dat ieder een kwart harder zal moeten werken dan nu het geval is.

 

 

Gaat u er echt vanuit dat men vijf jaar krijgt voor de opleidingen?

Lernout Nee, ik geloof daar niet in. Wij zijn met politici gaan praten en zij zeggen allemaal: “Droom maar op jongens, jullie krijgen niets meer dan je al had. Tenzij je met héél goede redenen afkomt.”

 

 

Maar zei u daarnet niet dat er bij alle plannen vanuit wordt gegaan dat er toch vijf jaar komen? Maakt u het zichzelf dan niet heel moeilijk?

Lernout Tja. De rectoren willen ook twee masterjaren, maar de minister en de politici rond haar hebben blijkbaar al beslist dat het niet meer mag kosten.

 

Naudts De conclusie die wij dan ook verwachten is dat we wel twee masterjaren zullen mogen inrichten, maar slechts geld zullen krijgen voor één. Wij willen echter die twee jaar, ook zonder extra financiering. Dit, omdat we in competitie zijn met mastodontuniversiteiten die in gans Europa vijf jaar zullen aanbieden. Met vier jaar zouden we daar niet tegenop kunnen boksen. Wij willen dit al vijftien jaar.

 

Lernout Ik vind dat men de hele zaak omgekeerd had moeten aanpakken. Het programma dat binnen de natuurkunde ontwikkeld werd, vind ik fantastisch. Zelf heb ik in de Verenigde Staten gestudeerd. Als men op voorhand had gezegd: “Jongens, daar gaan we naartoe”, dan had ik daar onmiddellijk voor getekend. Men had centraal moeten beginnen nadenken over die hervorming, bijvoorbeeld binnen de VLIR.

 

Amerikaanse universiteit in Vlaanderen

Lernout Als we eerlijk moeten zijn, is het Leuven dat alles bepaald heeft: zij zaten mee achter de Bologna-verklaring. Binnen Vlaanderen zouden zij ermee begonnen zijn, ook als de rest van Vlaanderen op zijn kop was gaan staan. De minister is net op tijd op de kar gesprongen, maar heeft onmiddellijk daarna wel gezegd dat ze er niets mee te maken wil hebben. “Zoek het maar uit”, was haar boodschap. Eigenlijk heeft Antwerpen zijn huiswerk nog heel goed gemaakt, want in Gent en Brussel heeft men niks gedaan. Zij zeggen dat het vroeger twee plus twee was en dat het nu drie plus één zal worden. Hun conclusie is dat er dus eigenlijk niets moet veranderen.

 

Naudts Als er één ding duidelijk is, is het wel dat de minister geen enkele eigen input had. Ze is alles elders gaan halen: een groot stuk uit Nederland, een stuk uit Leuven, en ook een deel uit Antwerpen. Er is zeker wel invloed van hier geweest. Dat vind ik eigenlijk het aantrekkelijke aan de hele hervorming.

 

Lernout Een groot deel van wat er in het decreet staat, zoals de semester- en creditsystemen, zijn dingen die in Antwerpen al jarenlang verworven rechten zijn. Andere universiteiten noemen het nu progressief om daarmee in te stemmen.

 

Naudts Zeker wat betreft het creditsysteem.

 

Lernout Wij waren eigenlijk een Amerikaanse universiteit binnen Vlaanderen.

 

 

Hoe hebt u het ervaren om te werken met het structuurdecreet, het voorstel van de minister om het hoger onderwijs in Vlaanderen te hervormen? De Bologna-hervorming zit daarin vervat. De voorstellen van dit decreet wijzigden soms meerdere keren per maand, zodat niemand nog een poot had om op te staan.

Naudts Ik kan daar onmiddellijk op antwoorden. De onzekerheid die van in het begin heerste, werd nog in de hand gewerkt doordat er wekelijks nieuwe versies kwamen. Dit bleef duren totdat we doorhadden dat we gewoon konden doen wat we wilden. Achteraf zouden we wel proberen om het decreet aangepast te krijgen.

 

Lernout Als ik kritiek heb op het systeem, dan is het omdat men het in het begin helemaal anders had moeten aanpakken. De VLIR had z’n verantwoordelijkheid moeten opnemen. Zo zouden er echt duidelijke krijtlijnen geweest zijn over de faculteiten heen!

 

Naudts Als men dan in de situatie belandt waarin twee universiteiten, Antwerpen en Leuven, wel bereid zijn om iets te doen en Gent en Brussel blijven heel passief, geraakt men ook binnen de VLIR nergens.

 

Lernout De minister had moeten zeggen: “Dames en heren van de VLIR, ofwel geraak je er zelf uit, ofwel doe ik het.” De minister is totaal niet krachtdadig.

 

Naudts Ze heeft gewoon geen invloed en nog minder ideeën op dat punt.

 

Lernout Ze had vroeger een kabinetchef, de heer Luwel. Vorig jaar oktober had ik er een afspraak mee moeten maken. Hij verontschuldigde zich: “Ik kan pas vanaf 1 december, want ik moet nu eerst het hoger onderwijs hervormen.” Gelukkig heeft ie toen z’n bakkes te ver opengedaan in Knack, zodat ie op straat stond. Maar hij was dus van plan om zomaar eventjes op vijf weken te doen, wat wij eigenlijk een jaar eerder hadden zien starten.

 

 

De bedoeling van het Bologna-akkoord was het scheppen van een eenvormige Europese hogeronderwijsruimte, geschoeid op Angelsaksische leest.

Lernout Dat klopt dus niet. Met Angelsaksisch wil men duidelijk zeggen dat het Engels is en niet Amerikaans. Als men ervoor gekozen had om het Engelse, en dus Angelsaksische, systeem toe te passen had men consequent moeten zijn, en ook hun ingangsexamens moeten overnemen, wat op Europees sociaal vlak totaal onaanvaardbaar is gebleken.

 

Naudts Het is duidelijk geworden dat vooral het Verenigd Koninkrijk nu problemen heeft met zich aan te passen aan Bologna. Het komt namelijk niet overeen met hun systeem...

 

Lernout ...terwijl het hier verkocht wordt als het Engelse systeem.

 

Naudts Het Engelse systeem werkt immers duidelijk met ingangexamens...

 

Lernout ...met eenvórmige nationale ingangsexamens. Men heeft het slechtste van de twee systemen gekozen. Of eigenlijk moet ik zeggen dat we overblijven met het slechtste van drie systemen: het Engelse, het Amerikaanse en het systeem zoals we dat hier nu nog hebben. Nu doet men alsof Bologna het Amerikaanse systeem grotendeels overneemt, maar in werkelijkheid is een bachelor daar vier jaar en het is daar ook een veel algemenere opleiding.

 

Naudts Nog een groot verschil: de participatiegraad van de bachelor is ginder bijzonder hoog. Ongeveer iedereen haalt er een bachelor.

 

Lernout Waarom? Omdat het middelbaar onderwijs er niets voorstelt. Een bachelor is in de States een hoger middelbaar.

 

Naudts In België zitten we met het dramatische probleem dat er al geselecteerd wordt in de middelbare scholen. Specifiek voor de wetenschappen betekent dat voor de leerlingen die vrij goed zijn in wetenschappen op talen kunnen buizen en daardoor nooit aan de universiteit kunnen beginnen.

 

Lernout (probeert iets te zeggen)

 

Naudts Ik zeg niet dat dat uw fout is, maar het is de fout van een verdoken selectiemechanisme in de humaniora.

 

Lernout Laten we echter vooral niet het Amerikaanse systeem idealiseren, want daar laten ze er bijna iedereen door. Je levert er mensen af die niks kunnen en die toch een universitair diploma hebben. Van de Engelsen hebben we dan weer de benaming overgenomen en het feit dat men na drie jaar bachelor is. Wel bestaat er in Engeland een hiërarchisch systeem van universiteiten, waar je een ingangsexamen hebt. Daar moet je een aantal punten op halen om toegelaten te worden tot Oxford of Cambridge. Haal je die punten niet, dan moet je naar de tweede categorie. Indien je ook dat niet haalt, dan kom je terecht in de polytechnic om de hoek.

 

Utopisch Bologna

Hoe had Bologna er ideaal uitgezien voor jullie? Is er wel een goeie hoger onderwijsvorm?

Lernout Die van de natuurkunde. Daar zou ik voor getekend hebben.

 

Naudts (glimlacht) Wij nemen voor een groot deel het Amerikaanse systeem over. Wij zijn al enkele jaren bezig om de selectie in de kandidaturen te verzachten. Wij mikken er resoluut op – dat gebeurt in Leuven trouwens ook – om een verdubbeling van het aantal studenten te hebben in de bachelor. We hopen zo de échte selectie te laten plaatsvinden in de overgang van bachelor naar master. Enkel goeie studenten zullen dus die overstap maken.

 

 

Dat betekent dus normverlaging.

Naudts Nee, da’s geen normverlaging...

 

Lernout ...men mag het zo niet noémen.

 

Naudts Het is duidelijk een normverlaging in de zin dat de bachelor drie jaar zal zijn van wat nu twee jaar en half is van de kandidaturen en de gemakkelijkere vakken uit eerste licentie. De moeilijke vakken verhuizen naar de master, omdat dat gespecialiseerde vakken zijn. Een bachelor zal echter niet kennen wat een huidige student na de eerste lic kent.

 

 

Kan ik samenvatten dat u beide als ideaal het Amerikaanse systeem verkiest, maar dan met een significante normverhoging?

Naudts Wij hebben duidelijk hogere normen dan de Amerikanen, dankzij het niveau van de middelbare scholen. Enkel zou ik willen dat bij ons de verdoken selectie die daar bestaat, expliciet gemaakt wordt. Zo weet een leerling tenminste waarvoor hij faalt. Hij moet daarna nog altijd iets kunnen doen dat complementair is.

 

Lernout Het sociale onrecht dat er nu is, heeft niet te maken met de universiteiten, maar met de middelbare scholen. Daar moet men heel dringend iets aan doen.

 

Naudts Daar moet iets aan gebeuren! De selectie moet gewoon explicieter. Dat is een verantwoordelijkheid van de minister van onderwijs.

 

Lernout En die houdt zich met totaal andere dingen bezig, zoals de wedde van haar leerkrachten.

 

 

Ter afronding: hoe ziet u de toekomst van ons onderwijs?

Lernout Zwart. Ik zie het zwart in.

 

Naudts Ja? Ik zie het eerder rooskleurig.

 

Lernout Je kan niet contrastiever werken dan ons naast elkaar te zetten.

 

 

Wat kunnen we er nog aan doen?

Lernout De regering laten vallen. Ach nee, het is al te laat. Het is in heel Vlaanderen te laat. Ik ben niet specifiek tegen het structuurdecreet, maar tegen de implicaties ervan. Bijvoorbeeld de uitstroom na drie jaar zal een sociale ongelijkheid stimuleren:goede studenten die het thuis niet breed hebben, zullen binnenkort eerder stoppen en gaan werken, omdat ze een waardevol diploma hebben.

 

 

Ik dank u voor dit gesprek.

Naudts U bent ook bedankt.

 

Lernout We zijn blij dat we het eens tegen iemand kunnen vertellen.

 

 

Wordt er niet geluisterd?

Lernout Och meneer, ik mag bij mij thuis in ieder geval niet meer over BaMa beginnen.



editoriaal
01/05/2002
🖋: 

Mogen wij stiekem een beetje trots zijn? Ik meen van wel. Na een lange periode van onzekerheid kon een groepje enthousiaste studenten dit jaar van start gaan met het eerste studentenblad van de Universiteit Antwerpen. We noemden het dwars, en legden het ook zo.

Een vraag werpt zich hierbij echter spontaan en onontkoombaar op: waren we wel dwars genoeg? Ik bedoel: voldoende constructief kritisch, analytisch? Soms heb ik het gevoel van niet. Met betrekking tot sommige kwesties zijn we niet “tot op het bot” gegaan. De eengemaakte UA voert naar buiten toe een schone goednieuwsshow op – en vaak met reden, daar niet van. Er loopt echter met de samenwerking tussen de drie instellingen af en toe wel wat mis. Het bijeenvoegen van drie bedrijfsculturen, in dit geval zelfs met een soms fundamenteel verschillend gedachtegoed, is nooit eenvoudig. Er worden op vele niveau’s kleine oorlogjes gevoerd. Wat zijn de gevolgen van het feit dat bepaalde proffen en andere vast aangestelde personeelsleden elkaar niet kunnen uitstaan? Welke UA-beslissingen worden er door naijver of persoonlijke ambities geboycot? Het gebeurt, volgens sommigen regelmatig, maar steeds venijnig op de achtergrond. Is het de taak van dwars om daarover te berichten? Ik zou hierop “niet altijd” willen antwoorden, maar dan redeneer ik me weer vast op de vraag “wanneer dan wel?” Als het invloed heeft op de studenten misschien? Dat heeft het op één of andere manier altijd.

 

Momenteel is de UA nog volop afhankelijk van de drie universiteiten UFSIA, RUCA en UIA. Bij elke kritiek die we leveren, kunnen of zullen we beschuldigd worden van een vorm van ‘partijdigheid’. En inderdaad, welke versie van de waarheid krijgen wij studenten eigenlijk te horen?

 

Ben ik in mijn beschrijving hierboven te vaag en te pessimistisch? Ik denk het wel, maar ik moest het even kwijt. Ik hoop dat dwars ook volgend academiejaar op zoek zal gaan naar een evenwichtige, relevante, interessante, aangename, constructief kritische en vooral door studenten gevormde berichtgeving. Ik hoop dat ik daarbij ook op u zal kunnen rekenen. Hoe u het ook draait of keert, dwars is dit jaar van start gegaan, met de bedoeling om niet meer te stoppen! Dat we nog moeten groeien, staat als een paal boven water. Maar als ik zie wat we dit jaar reeds konden verwezenlijken, heb ik er een gezond vertrouwen in. En daarom zijn wij stiekem een beetje trots ook, na deze eerste jaargang.

 

Ik wens u in ieder geval een succesvolle examenperiode en een wervelende vakantie. Tot volgend jaar!



prof en internationaal rechter Chris Van den Wyngaert
01/05/2002

Tijdens de paasvakantie werd in New York de oprichting van het Internationaal Strafhof aangekondigd. Dit werd mogelijk doordat meer dan zestig landen het Verdrag van Rome hebben geratificeerd. De oprichting van dit tribunaal kan een mijlpaal in de geschiedenis genoemd worden, en ze is tekenend voor een tijd waarin men de straffeloosheid op de allerhoogste niveaus wil aanpakken. De internationale rechtspraak is nu meer dan ooit actueel. Daarom trokken we naar professor Chris Van den Wyngaert, rechter bij het Internationaal Gerechtshof voor de zaak Yerodia, binnenkort rechter bij het Joegoslavië-tribunaal en vooral expert ter zake.

U was de Belgische rechter die in het Internationaal Gerechtshof zetelde bij de zaak Yerodia, die een geschil behandelde tussen de België en Kongo over het Belgische aanhoudingsbevel tegen de Kongolese minister van buitenlandse zaken Yerodia. We hebben toen in de pers kunnen lezen dat u het helemaal niet eens was met de beslissing van de rechtbank, hoewel u er zelf in zetelde.

Chris Van den Wyngaert Die werkwijze is eigen aan zo’n rechtbanken. Als een rechter het niet eens is met de meerderheid van de rechters, schrijft hij dat uit. In België worden er ook beslissingen meerderheid tegen minderheid getroffen, maar de rechters die eventueel een andere mening hebben, worden niet geacht dat ook te motiveren. Dat maakt zo’n internationale rechtbanken toch helemaal anders, omdat je daar je als rechter je individuele verantwoordelijkheid moet nemen.

In het arrest [haalt het boek uit haar boekenkast] leest men eerst de uitspraken, en per uitspraak wordt neergeschreven welke rechters voor en tegen hebben gestemd. Dan schrijven verschillende rechters na het arrest hun mening, met een “opinion individuelle” of een “opinion dissidente”, al naar gelang hij voor of tegen heeft gestemd. In mijn persoonlijke opinie, die achteraan steekt aangezien ik de jongste rechter was, verwoord ik waarom volgens mij de beslissing verkeerd is.

 

Waarom is die dan wel verkeerd?

Van den Wyngaert Men poogt met het het instandhouden van de onschendbaarheid om een chaos te vermijden door een potentiële resem van aanklachten aan buitenlandse ministers te beperken. Volgens mij loopt men echter het risico dat regeringen oorlogsmisdadigers benoemen tot ministers om ze buiten schot te houden. Het is deze vrees die ik mijn opinie uitdruk. Men kan ministers alsnog vervolgen als de zendstaat de onschendbaarheid opheft. Het is volgens mij echter onwaarschijnlijk dat staten dat zullen doen.

 

Geheimhouding

Is de werking van zo’n tribunaal dan volledig open, of blijven er toch bepaalde dingen onuitgesproken?

Van den Wyngaert Er is een zekere plicht tot geheimhouding, die zich beperkt tot de interne keuken. Het was moeilijk tot het punt waarop het arrest geveld was, omdat tot dan echt niets bekend mocht zijn. Ik mocht er met niemand over spreken, zelfs niet met collega’s. Dat was een eenzame periode van een aantal maanden, ook door de afstand die je moest bewaren omdat je je mening echt alleen moest vormen; enkel binnen de rechtbank mocht er over gesproken worden. Achteraf was ik dan ook blij dat ik mijn mening kon vrijgeven als bijlage bij het arrest. Ik kom graag uit voor mijn mening, en zou niet graag worden geassocieerd met de rechters die voor hebben gestemd.

In het Joegoslavië-tribunaal kan je bijvoorbeeld ook afwijkende meningen hebben, maar daar is zeker niet iedereen overtuigd van het voordeel ervan. Stel dat Milošević wordt veroordeeld door drie rechters, waarbij één heeft tegengestemd en die ene legt uit waarom hij vindt dat hij volgens hem niet schuldig is. Wat heeft hij daar dan aan? Verliest de uitspraak dan niet aan legitimiteit? Je kan dat een goede of een slechte zaak vinden; zelf ben ik voorlopig voorstander van de mogelijkheid tot het formuleren van dissenting opinions.

 

Voorlopig?

Van den Wyngaert Je hebt zo van die onderwerpen waarbij je mening zich vormt in de loop van de tijd. Misschien verandert die wel als ik een tijd heb meegedraaid in het tribunaal. Het is goed mogelijk dat u me binnen tien jaar met deze uitspraak kan confronteren. Il faut avoir le courage de changer d’opinion.

 

Genocidewet

Wat vindt u van de omstreden genocidewet?

Van den Wyngaert Ik vind de genocidewet in België juridisch wel correct, en daarom denk ik dat het hof het bij het verkeerde eind heeft als het de wet net op deze juridische gronden veroordeelt. Het volkenrecht verbiedt volgens mij niet dat ministers vervolgd kunnen worden. Integendeel, de laatste jaren gaat de tendens weg van de straffeloosheid. Maar of het politiek verstandig is om te doen wat er in België nu gebeurt? Een Sharon voor het gerecht te brengen tijdens het conflict in Israël, vind ik persoonlijk toch niet zo’n goed idee. De genocidewet maakte het overigens oorspronkelijk niet mogelijk ministers of staatshoofden in functie te vervolgen, maar in 1999 heeft men de wet uitgebreid, naar aanleiding van de zaak Pinochet, een ex-staatshoofd. Een deel van het probleem bestaat eruit dat België een heel slachtoffervriendelijke wetgeving heeft. Slachtoffers kunnen bij ons vrij gemakkelijk de juridische machine op gang trekken; er zit geen enkele rem op. Op die manier heeft de staat geen enkele controle op de zaken die voor de rechter komen. Dat is uniek in de wereld.

 

Is dat een voordeel of een nadeel?

Van den Wyngaert Ik vind dat een nadeel. Slachtoffers moeten rechten hebben, maar de mate waarin slachtoffers het ritme van het proces kunnen dicteren kan hinderend werken. Als je dit principe koppelt aan het internationaal recht, ga je tot in het extreme dergelijke zaken aantrekken. Vermits de rechtbanken echter effectief bevoegd zijn om deze zaken te behandelen, kan je ze niet zomaar afwijzen. Wegens het arrest in de zaak Yerodia zijn de rechtbanken echter niet meer bevoegd ten aanzien van ministers van buitenlandse zaken.

 

Wat is het gevolg van het Yerodia-arrest voor de zaak Sharon?

Van den Wyngaert Inmiddels werd beslist dat de zaak niet kan worden voortgezet, maar hiertegen is dan weer Cassatieberoep aangetekend. “The first thing we do, let’s kill all lawyers”, zei Shakespeare destijds, al moet men uiteindelijk wel steeds oplossingen vinden.

 

Merkt u dat er in deze zaak chauvinistisch werd gestemd, dat de rechters binnenskamers rekening hielden met nationale gevoeligheden?

Van den Wyngaert Helemaal niet, het zijn onafhankelijke rechters die een eigen mening hebben en die in eer en geweten beslissen. Er wordt geen druk uitgeoefend door de staten.

 

Milošević

Dat brengt ons bij de volgende zaak, waarin nationale gevoeligheden wel een belangrijke rol spelen. U bent ook rechter in het Internationaal Strafhof voor voormalig Joegoslavië, waarin u zetelt als een van de 27 tijdelijke rechters die de vaste 16 moeten bijstaan. Wat zijn uw ervaringen met Den Haag?

Van den Wyngaert Ik ben nog niet in functie getreden, maar ik ben er wel al vaak geweest. Het Joegoslavië-tribunaal is een interessant laboratorium, omdat je moet werken met rechters van verschillende rechtssystemen, en daar speelt het chauvinisme. Dat chauvinisme wordt niet uitgespeeld op de rug van de verdachten, maar wordt uitgevochten op het punt van de structuren: hoe het systeem moet functioneren. Een voorbeeld: in België kennen we een Openbaar Ministerie dat bewijzen moet zoeken op een objectieve manier, zowel ten laste als ter verdediging van de beklaagde. Dit is in tegenstelling tot the Common Law van de Angelsaksische landen. Daar is het Openbaar Ministerie enkel verantwoordelijk voor de bewijzen à charge, en moet de verdachte zelf de getuigen en de bewijzen die zijn onschuld aantonen aanvoeren. In ons systeem mag dat zelfs niet, bij ons heeft de advocaat van de verdachte geen actieve rol in het opzoeken van getuigen en bewijzen. De tendens is momenteel dat men gaat naar een meer Engels en Amerikaans systeem, maar voor veel Angelsaksische collega’s lijkt het tribunaal dan weer veel te continentaal.

 

Wat vindt u persoonlijk van het Joegoslavië-tribunaal?

Van den Wyngaert De start van het Milošević proces was voor mij een heel belangrijk moment, omdat het bewijst dat de internationale strafrechtsjustitie kan werken. Het proces heeft zijn moeilijkheden, onder meer door de manier waarop Milošević zijn verdediging voert, maar dat is eigen aan dat soort verdachten. Hij stemt zijn discours immers niet af op de rechtbank, maar op het thuispubliek. Voor zover ik begrijp uit de media is de polarisatie in Joegoslavië helemaal niet teruggedrongen door dit proces, integendeel. Dat komt de zaak zeker niet ten goede, omdat zo’n tribunalen enkel functioneren als de staten zelf meewerken.

 

Laboratorium-tribunaal

Dit brengt ons dan het op te richten Internationaal Strafhof. U noemde het Joegoslavië- tribunaal “een interessant laboratorium”, wat insinueert dat de ervaringen met het ene gebruikt kunnen worden bij het andere. Zijn de plannen voor het permanente Internationaal Strafhof dan nog niet helemaal uitgetekend?

Van den Wyngaert Neen. Het verdrag is wel getekend en geratificeerd, wat wil zeggen dat het statuut klaar is. Nu zal men de rechters en het Openbaar Ministerie aanduiden, waar maanden overheen kunnen gaan. Men verwacht begin 2003 te kunnen beginnen.

 

Voelt u zich goed bij het voorliggende verdrag?

Van den Wyngaert Ach, men moet zien wat haalbaar is. Het verdrag heeft een aantal beperkingen, die je er vanuit een ideale wereld misschien liever niet zou zien instaan, maar internationaal recht kan enkel tot stand komen voor zover de staten meewerken. We hebben een verdrag dat door een 180-tal staten is ondertekend, maar waar een aantal belangrijke staten (Verenigde Staten, India, China, Israël, nvdr.) dwars liggen. Als je het kwantitatief bekijkt, zal er ongeveer een derde van de staten het verdrag hebben geratificeerd, maar wat betreft de politieke machtsverhoudingen en bevolkingsaantallen is dat minder dan een derde. Ik geloof wel dat als het permanent Internationaal Strafhof zijn werk goed doet, het wantrouwen van verschillende staten zal afnemen.

 

Kwesties zoals de oorlog in Afghanistan en de wederzijdse wreedheden in het Midden-Oosten kunnen geenszins voor dit Internationaal Strafhof verschijnen, maar enkel zaken die zich na de inwerkingtreding voordoen.

Van den Wyngaert Inderdaad. Vanuit een idealistisch standpunt kon men hopen dat het verder zou gaan, maar dat is niet zo. Er is natuurlijk altijd de mogelijkheid dat er een strafhof voor Afghanistan of Israël komt, maar enkel en alleen als de staten zelf meewerken. Die kans is dus zeer klein. Het Strafhof moet men bekijken als een internationale organisatie, los van de Verenigde Naties, dat zelfstandig werd opgericht door een zestigtal staten. Daarin verschilt het van het voorvermelde Internationaal Strafhof voor voormalig Joegoslavië, dat orgaan is van de Verenigde Naties. Merk op dat een jaar of tien geleden niemand ervan durfde dromen dat het Internationaal Strafhof er zo snel zou zijn.

 

Wat vindt u de voornaamste oorzaken van het wantrouwen tegen het Strafhof? Is dat het opportunisme dat bepaalde staten burgers uit de VS of Israël willen aanklagen enkel om politieke redenen?

Van den Wyngaert Sinds het aantreden van de regering Bush zijn de VS een veel eenzijdiger politiek gaan voeren. De regering Clinton was al niet heel enthousiast voor het Internationaal Strafhof, maar deze regering gaat veel verder en voert een actieve obstructiepolitiek. Landen die het verdrag wel hebben geratificeerd, worden onder druk gezet om er eventueel uit te treden! Wat de VS vrezen is dat Amerikaanse onderdanen voor het Hof in Den Haag gedaagd zouden worden en daar door een niet onafhankelijke rechtbank worden veroordeeld. Zij zien onvoldoende in dat het Strafhof geen verplichte rechtbank zal zijn, in tegenstelling tot het Joegoslavië-tribunaal omdat dat een orgaan is van de Veiligheidsraad. Het permanente tribunaal zal enkel bindend zijn voor landen die het Verdrag van Rome hebben geratificeerd. Daarenboven is in de eerste plaats het land waar de feiten gepleegd zijn zélf verantwoordelijk om te zorgen dat de beklaagden voor de rechter komen. In de tweede plaats is dat het land van wie de daders de onderdanen zijn.

 

Europa versus VS

Hoe ziet u in de toekomst de samenwerking tussen Europa en de VS?

Van den Wyngaert Het zal niet noodzakelijk moeilijk worden, maar Europa begint zijn identiteit wel meer te ontwikkelen, van een economische naar een politieke en zelfs militaire gemeenschap. Wij vragen ons misschien af waarom er zo weinig gebeurt, en zo traag, maar vanuit Amerikaans perspectief gaat het razendsnel hier in Europa.

 

Vindt u dat Europa in geval van het Internationaal Strafhof misschien ook speelt vanuit een zeker opportunisme? Is het voor ons niet voordeliger om mee te doen dan voor de VS? Zij staan militair zeer sterk in de wereld, voor de EU is het misschien interessant om via het strafrecht op wereldniveau te kunnen meespelen?

Van den Wyngaert Ik denk niet dat de Europese staten dat zien als een vorm van compenserend imperialisme. Het is gewoon het voortzetten van een idee dat zeker sinds Wereldoorlog II wordt beleden, namelijk dat als er zware internationale misdaden worden gepleegd, er een soort hygiëne van het rechtssysteem verwacht wordt; dat men pas naar een systeem van vrede kan overgaan als de zwaarste verantwoordelijken van het conflict worden gestraft.

 

Waar ligt dan het enorme verschil tussen de mentaliteit van Europa en Amerika in dit geval?

Van den Wyngaert Tja, misschien hebben we in Europa een groter vertrouwen in de internationale instellingen omdat we er meer ervaringen mee hebben. In de jaren vijftig bestond er in Europa veel weerstand en wantrouwen tegen het Europees Hof voor de rechten van de mens, maar het heeft bewezen dat het degelijke rechtspraak aflevert. Het draagt ook bij tot het verbeteren van de internationale rechtssystemen. Bovendien kan een staat zoals België, die op internationaal vlak niet veel voorstelt, zich op dat vlak toch versterken door in internationale context mee te draaien.

 

Antwerpen als thuishaven

U staat bekend als een echte sinjoor. Hoe ziet u de Antwerpen als studentenstad evolueren?

Van den Wyngaert Ik woon niet meer in Antwerpen, maar ik voel me nog altijd Antwerpenaar. Ik heb wel in Brussel gestudeerd, aangezien toen ik de studies rechten begon, die richting niet volledig werd aangeboden in Antwerpen. En wat betreft de huidige evolutie van de Antwerpse universiteit, denk ik dat het een goede beleidsbeslissing is om de instellingen RUCA, UFSIA en UIA samen te brengen in de UA, en om vele faculteiten naar het centrum van de stad te verhuizen. De UA is een van de meest dynamische Vlaamse universiteiten. Doordat we vrij jong zijn hebben we misschien wat groeiproblemen, maar ik denk dat we een heel goeie docentenpopulatie hebben, en een gedreven studentenbevolking.

 

Een beeld dat men wel eens heeft van rechtenstudenten is dat ze uiterst gemotiveerd beginnen in hun eerste kandidatuur, maar dat ze als geslepen advocaat uitkomen, enigszins ontdaan van hun aanvankelijk idealisme.

Van den Wyngaert U bedoelt dat een rechtenstudie afstompend zou werken? Ik denk dat het eerder tegenovergesteld is. Je gaat natuurlijk meer relativeren, omdat je tijdens je studie vijf jaar lang met je neus op alle verschillende problemen wordt geduwd die er kunnen optreden. Je moet een zeker idealisme hebben, maar je moet toch steeds gaan zoeken naar evenwicht.

 

Is idealisme op zo’n hoog niveau nog wel mogelijk?

Van den Wyngaert Zeker, zelfs juist op dat niveau. Soms heb je een te groot verwachtingspatroon, en dat is wat bij sommige mensen snel tot ontgoocheling leidt. Dat moet je net zien te vermijden. Bij de zaak Yerodia had ik bijvoorbeeld een andere uitkomst gehoopt, maar nu het arrest is geveld leg ik me daar bij neer en ga ik voort.

Conflicten worden meer en meer beslecht op een internationaal niveau, en daar is het meestal balanceren tussen gevoeligheden. Als je kijkt welke problemen we hebben in ons landje tussen Vlaanderen en Wallonië, dan kan je dat vergelijken met de moeilijke relatie die er vroeger bestond tussen bijvoorbeeld Dendermonde en Aalst. Men ziet de schaal vergroten. Uiteraard horen daar compromissen bij, maar je kan niet op alles gelijk halen, en je moet kunnen aanvaarden dat het soms een andere richting uitgaat.

 

U speelt mee op het allerhoogste niveau van de internationale rechtspraak, en ontvangt ook heel wat internationale erkenning, zoals een recent eredoctoraat van de Universiteit van Uppsala. Hoe ziet u uw eigen toekomst?

Van den Wyngaert Je zal me zeker blijven zien in Antwerpen. De posities die ik als rechter bekleed doe ik er graag bij, maar voor het moment zie ik me toch niet in een andere functie dan als professor. Daar heb ik toch het meeste genoegen aan. Ik waardeer het doen van wetenschappelijk onderzoek, en het vrij kunnen spreken. Het verschil met de positie die je als rechter moet aannemen, is zeer groot.

 

Wat is het verschil tussen het (permanent) Internationaal Strafhof en het Internationaal Gerechtshof?

 

Van den Wyngaert Het Internationaal Gerechtshof is een rechtbank die over geschillen tussen staten beslist. Er staan geen personen terecht die kunnen worden gestraft, het gaat puur om geschillen tussen staten onderling. De regels zijn al veel meer gevestigd, omdat het een oude discipline is. Het internationaal strafrecht is heel nieuw. In theorie gaat het honderden jaren terug in de tijd, maar in de praktijk waren er enkel de processen van Tokio en Neurenberg.



column
01/05/2002
🖋: 

Om de doorstroming binnen onze universiteit wat te bevorderen, heb ik besloten om dit jaar af te studeren. Een niet noemenswaardig moeilijke zaak. Je schrijft een werkje, je verdedigt het tegenover een groepje baarden, je legt de gebruikelijke examens af en je krijgt een diploma. Ik zou het niet verteld hebben als ik niet op een verneukeratief aspect ervan gestoten was. Zonder dat je het merkt, word je klaar gestoomd voor een akelige periode in je leven: de toekomst.

De toekomst is een episode waarover niemand voordien veel gesproken heeft en die wij, de jeugd, in handen schijnen te hebben, maar die we voor onszelf niet teveel mogen bepalen. En de toekomst wordt grotendeels ingevuld door een job waarnaar we eerst moeten solliciteren. Solliciteren is het afsmeken van een stukje van de toekomst voor jezelf. En het is juist op dit terrein dat ik op een verneukeratief punt beland ben.

 

Kijk, het staakt-het-vuren met de wereld om me heen hangt nogal af van hoe de wereld om me heen mij behandeld. Meestal valt dat goed mee. Als ik iets niet begrijp, legt men het me graag uit, als ik iets zoek, helpt men het vinden. Ook ik tracht bijvoorbeeld mijn medestudenten met die houding te benaderen en ik heb me nooit in extrema teleurgesteld gevoeld in de gedachte dat het zo ook hoort. Je hoort wel eens lelijke verhalen over streberige collega’s die uit gebrek aan emotioneel kapitaal anderen vloeren en afhouden van wat hen toekomt, maar daarmee probeer je je niet te bemoeien. We horen bij elkaar en we komen voor elkaar op. Toch?

 

Wel, als het om solliciteren gaat, blijken alle sociale regels te vervallen. Waaraan het ligt, weet ik niet, maar bij het verlaten van de alma mater zijn de zwaarden geslepen en de reflexen verscherpt. Achterbaks gekonkel en het in ruggen duwen van messen zijn niet alleen aan de orde van de dag, maar worden door voorheen redelijke mensen vergoelijkt en als normaal en zelfs terecht bestempeld. Zelf ben ik bezig voor een baan in de toekomst te solliciteren en de grootste tegenslag is niet zozeer de schaarste van adequate werkverschaffers, maar veeleer de lage en anticollegiale houding van jaargenoten. De ontwijkende blikken, het gezwijg, de misleidende informatie. Nee, ik lieg, de grootste tegenslag is mijn eigen gedrag (van de hoofdredacteur mag ik niet meer te veel morele suprematie ventileren, de hoofdredacteur is een lichtgeraakte salonpoliticus, maar dat terzijde).

 

De wereld gaat aan vlijt ten onder. Ik zou niet alleen moorden voor een goede baan, ik zou ù ervoor vermoorden. Jammer dat de vriendschappelijke sfeer aan het einde van de studie wel zeer voorwaardelijk bleek. Dat we toch allemaal haaien bleken. Dat het een tegenvaller is hoe men omgaat met elkaar zodra er een beetje eigenbelang in het spel komt. Sociaal is uit. Misschien dat er toch iets te kort geschoten heeft in onze opvoeding.



Bologna bij de noorderburen
01/05/2002
🖋: 
Auteur extern
Ides Büscher

Nederland is een uitgelezen kennismaatschappij: de economie maakt zich vooral sterk op het vlak van diensten en innovatieve industrieën.

Dit wordt mede mogelijk gemaakt door de kwaliteit en de prestaties van de Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstellingen. Samen leveren ze 2,75% van ‘s werelds wetenschappelijke publicaties. Dat dit geen prut is, kunnen we vaststellen uit het alom geprezen keurmerk in de onderzoekswereld: citaties. Jawel, het totale Nederlandse volume artikels mag zich beroepen op 20% meer citaties dan het wereldgemiddelde. Goed voor de derde plaats na de VS en Zwitserland. Een mooie score, die men graag behoudt. Enige omzichtigheid is dus op zijn plaats bij de invoering van de Bachelor-Masterstructuur (BaMa) in het hoger onderwijs. Het Bologna-akkoord wil de diploma’s binnen de EU vergelijkbaar maken en de academische mobiliteit van studenten verbeteren. Maar deze hoofdzaken dreigen te verwateren en neveneffecten van de uniformisering worden gevreesd.

 

Voordeel voor de rijken

De Nederlandse BaMa zal, in tegenstelling tot de Vlaamse, bestaan uit drie Bachelor- en twee Masterjaren. De meeste opleidingen krijgen er zo een jaar bij. Op het eerste zicht een goede zaak en het leunt dichter aan bij de realiteit. De Nederlandse student is immers gewend om zijn eigen tempo te kiezen bij de samenstelling van zijn vakkenpakket en het voltooien van het eindwerk. Een vijfde en zelfs zesde jaar zijn in de praktijk meer regel dan uitzondering en dit zonder het brandmerk van ‘bissen’. Het blijft afwachten of de BaMa hier voor een trendbreuk zorgt. Al heerst er enige bezorgdheid bij de studenten over het hoge studietempo van de BaMa. Zo zou vrije tijd, voor zelfontplooiing en een bijbaantje om de studiekosten te dekken, schaars worden. Op deze manier zullen rijke studenten in staat zijn hun studie eerder af te ronden.

 

Exclusieve topmasters

Een ander gevaar van de gelijkvormige Europese opleidingsruimte is het ontstaan van een marktsituatie voor diploma’s. Universiteiten grijpen de hervorming daarom aan om zich te profileren. Zo plande Den Haag de inrichting van dure, exclusieve topmasters voor uitblinkers. Studentenprotest kon dit voorkomen, maar er kan donder op gezegd worden dat onderwijsinstellingen andere manieren vinden van marketing. Neem als voorbeeld de TU Delft, goed voor jaarlijks 13.000 studenten en 1.500 ingenieursdiploma’s. De ambitie van de TU Delft luidt officieel: "Behoren tot de top 5 van de technische universiteiten wereldwijd." Voor de BaMa betekent dit uitsluitend Engelstalige Masters. Verder worden er enkel Masteropleidingen opgericht als een sterke onderzoekskern die kan dragen. En omdat de Master door de instelling gezien wordt als een eerste professionele ervaring, moet de Bachelor hiervoor selecteren. Indien nodig door een zwaarder eerste jaar. Vandaag is het collegegeld voor buitenlandse studenten op deze instelling al hoog in vergelijking met andere Nederlandse universiteiten.

 

Het ziet er dus naar uit dat het protest tegen selectie en hoog collegegeld voor de topmasters tevergeefs is. Het initiatief voor elitevorming is gewoon verschoven van de politiek naar de instellingen. Beide partijen zijn vast erg gelukkig. De universiteiten gaan de concurrentie aan voor de beste eerstejaars. Wel spijtig voor de studenten op het Binnenhof in Den Haag. Niet dat we vies zijn van elites, hoor.



door de VVS georganiseerd
01/05/2002
🖋: 
Auteur extern
JA

In de eerste week van juli organiseert de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) een “vormingsweek”. Deze staat open voor studenten en niet-studenten (proffen, beleidsmakers, ...) en zal gaan over de huidige grote thema’s in het hoger onderwijs. De vorming gaat steeds door van 14u-17u in het kabinet van Onderwijs (Conscience gebouw) in Brussel en is gratis.

 

Het programma zal er als volgt uitzien:

1 juli: geschiedenis, structuur en werking van de VVS.

2 juli: De Bologna-hervorming; geschiedenis, beweegredenen, inhoud...

3 juli (vanaf 10u reeds): het structuurdecreet; hét topic van de laatste maanden (associaties, bachelor-master, accreditering, ...)

4 juli: the commodification of education; gaat over de “vermarkting van het hoger onderwijs” (GATS en Transnational Education)

5 juli: sociale voorzieningen en studiefinanciering; de huidige en de ideale situatie (volgens de VVS, en volgens u).

 

Je kan heel de week volgen of enkel voor één of meerdere sessies. Alles gaat door in een zeer informele sfeer en het debat zal niet uit de weg gegaan worden.

 

 

Neem voor verdere informatie contact op met cindy.vandeweyer@vvs.ac, of bezoek www.vvs.ac



Verslagje uit Maynooth
01/05/2002
🖋: 
Auteur extern
Nele Sels

Heel lang was Erasmus niets dan een vaag idee, zo van “dat wil ik ooit nog wel eens doen”. Vorig jaar een hele hoop papierwerk. Vijf maanden geleden een vliegtuigticket naar Dublin. En voor ik het goed en wel besefte was het al 8 januari en tijd om te vertrekken. Huilende mama, ongeruste papa en broertjes die er al geweldig naar uitkeken om mijn kamer in mijn afwezigheid met de grond gelijk te maken.

Hoe langer hoe fijner

Dat is intussen alweer bijna vier maanden geleden. Het begin is niet altijd even gemakkelijk : je kent niemand, moet overal de weg vragen en verstaat dan nog niets van de uitleg die gegeven wordt ook. Maar dat gaat snel voorbij. Hoe langer ik hier ben, hoe fijner het wordt. De Ierse pubcultuur is niet te evenaren, ik ben helemaal verliefd geworden op het Iers accentje en heb hier zalige mensen leren kennen.

 

Binnen 16 dagen, 5 uur en 7 minuten stap ik weer op een vliegtuig richting Charleroi, met gemengde gevoelens. Thuiskomen zal heerlijk zijn, afscheid nemen van het Ierlandavontuur daarentegen…



Duurzame ontwikkeling: niet langer modewoorden?
01/05/2002
🖋: 

De vraag of een windmolenpark op een zandbank voor Temptation Island zou zorgen voor meer duurzaamheid in het in(ter)humane spanningsveld op het eiland zelf, kent hetzelfde antwoord als de vraag of de verschillende campussen van de UA de voorbije jaren hebben kunnen weerstaan aan de verleiding van dag en nacht kunstmatig verlichte aula’s en enkelzijdig bedrukt cursuspapier.

Dit laatste echter moet binnen afzienbare tijd volledig tot het verleden behoren en zal enkel herinnerd worden als een exuberante uitspatting van de kortzichtigheid van een vorige eeuw. In 1999 ondertekende de UA namelijk het Copernicus-charter “The University Charter for Sustainable Development”. Dit charter moet er mee voor zorgen dat hoofdstuk 36 – over educatie – van het lijvig document, Agenda 21 getiteld, wordt uitgevoerd.

 

Agenda 21 is een wereldwijd actieplan dat het resultaat is van de V.N. Conferentie Milieu en Duurzame Ontwikkeling, gehouden te Rio de Janeiro in 1992. Volgens het Brundtland-rapport, het referentiepunt bij uitstek, betekent duurzame ontwikkeling een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de noden van de huidige generatie zonder de behoeftevoorziening van de toekomstige generaties in het gedrang te brengen. De ondertekening van het Copernicus-charter door de UA vereist dus een implementatie van het begrip duurzame ontwikkeling op velerlei vlakken.

 

Leve de kwaliteit!

Romantisch gesteld moet duurzame ontwikkeling een brug slaan tussen de economie, de ecologie en het sociaal-culturele, om te komen tot een evenwichtsoefening die de levenskwaliteit verbetert, evenals de solidariteit tussen de mensen van zowel de huidige als de toekomstige generatie en de solidariteit tegenover het milieu. De concrete uitwerking situeert zich op drie gebieden: onderzoek, onderwijs en management. Op het vlak van het universitair onderzoek komt het er voornamelijk op aan de verschillende vakgebieden meer interdisciplinair te laten opereren in plaats van met oogkleppen op naast elkaar explorerend trekwerk te verrichten. Ook wat onderwijs betreft moet een interdisciplinaire werking, naast de integratie van het thema duurzame ontwikkeling in de verscheidene vakgebieden en/of de behandeling ervan als zelfstandig vakgebied, zorgen voor de broodnodige mentaliteitswijziging.

 

Wijzigen die mentaliteit

Ook al worden vakken als ethiek momenteel soms stiefmoederlijk behandeld, het feit dat ze worden gedoceerd zal sowieso zijn weerslag kennen in het denkproces van de toekomstige werkmens. Dezelfde redenering is toepasbaar voor de subject duurzame ontwikkeling. Het derde luik is dat van het management van de UA. Dit is wellicht de meest tastbare component van het duurzaam ontwikkelen. Hier worden kritische vragen gesteld over bijvoorbeeld het waterverbruik, het gevoerde gelijkekansenbeleid, de fietsvergoedingen, enz. Uiteraard wordt er dan ook gezocht naar gepaste maatregelen om het beleid bij te sturen. Men streeft naar een ingrijpende aanpak die niet dictatoriaal of repressief mag zijn, maar een waarvan de student de katalysator kan zijn. Vandaar de uitdrukkelijke wens van de cel duurzame ontwikkeling om vanuit de dagdagelijkse praktijk voorstellen te genereren die kunnen worden omgezet in effectieve beleidsdaden. Eigenlijk komt het erop neer de campussen te zien als laboratoria van het toekomstig maatschappelijk denken over duurzame ontwikkeling. Zo kunt u als proefdier reeds beginnen te broeden op ideeën over het jaarthema van 2003: wat dacht u van mobiliteit?

 

Met dank aan de duurzame flexibiliteit van tom.waas@ua.ac.be (03/820.21.35) en monique.sys@ua.ac.be (03/820.21.31), bij wie u terecht kan met verdere vragen en/of suggesties.

 

Ook personen of studentenclubs die actief willen deelnemen aan het beleid zijn van harte welkom bij hen!



01/05/2002
🖋: 

Pro

Voor alle doorwinterde mannen begint straks de zomer, door hen ook wel beschreven als ‘het seizoen van de korte rokjes’. Ook wij, vrouwen, kunnen dankbaar gebruik maken van dit onthullende kledingstuk.

 

Inderdaad, de jongens hebben een reden om jaloers te zijn. Want wat is er aangenamer voor een professor om op een hete, broeierige examendag een verfrissende ontmoeting te hebben met een meisje met een rokje?

Maar ook voor ons kan het een bron van verkoeling zijn in plaats van die lange, warme broek.

Een korte rok hoeft ook helemaal niet vulgair te zijn; mits de juiste stof en kleur kan het best wel stijlvol wezen, een streling voor het (meestal mannelijke) oog. Dus meisjes, één raad, laat zien die blote benen.

 

(mb)

 


Contra

Ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik zelf geen rokjes in mijn kleerkast heb liggen die de benaming minirok waardig zijn.

 

Maar moet een meisje altijd haar benen helemaal laten zien om aantrekkelijk gevonden te worden? Waar zit de fantasie van de mannelijke bevolking? Er bestaan nog vele andere varianten die
minstens even mooi zijn: een kwartsrok, een rok net boven of net onder de knie, een enkellange rok,…

De korte rok brengt namelijk veel problemen met zich mee. Het is niet alleen vreselijk onhandig op de fiets, je moet ook goed uitkijken hoe je een trap opgaat. En willen we bovendien niet beoordeeld worden op onze kennis in plaats van op de lengte van onze rokken?

Ik blijf erbij; alles heeft zijn tijd en plaats, zo ook de minirok!

 

(el)