editoriaal
01/05/2003
🖋: 

Toen ik in het vorige nummer van dwars mijn voorwoord schreef, was de oorlog in Irak nog nét niet begonnen. Nu is de strijd zo goed als gestreden, althans op het slagveld. De pers zal weldra naar andere fronten geleid worden, doch niet noodzakelijk omdat het daar interessanter is. De show is nu wel afgelopen, en er wordt aangeraden om het bij dit happy end te houden en het schrijnende vervolgverhaal liever niet te vertellen.

Bij het maken van een maandblad zoals dwars, kunnen brandend actuele kwesties bij het verschijnen al snel lauwe pap worden. Soms is het een kwestie van gokkend anticiperen, wat zelden écht lukt. Een groot voordeel aan deze inertie is echter de mogelijkheid tot reflectie. Net doordat we het nieuws noodgedwongen wat trager en minder frequent brengen, is het natuurlijker om meer beschouwend uit de hoek te komen. In dit nummer van dwars bekijken we zo de uitbreiding van de Europese Unie. Met het Antwerpse Europarlementslid Kathleen Van Brempt vragen we ons af waarom Europa geen thema is in de aanstormende federale verkiezingen. Daarnaast geven we de visie van EU-commissaris Günter Verheugen over de uitbreiding van de Unie.

 

De reeks politieke artikels wordt in dit nummer van dwars afgerond. Het was een boeiende reis met jonge Antwerpse gidsen van verschillende kleuren langsheen enkele mogelijke verkiezingsthema’s.

 

Deze politieke reeks én het dossier over de EU-uitbreiding, maken van deze dwars een nogal politiek nummer. We proberen echter het universitaire leven niet uit het oog te verliezen. Daarop zullen we ons in het volgende laatste nummer van het academiejaar toespitsen. Want hier in Antwerpen gebeurt er aan de universiteit een heleboel. De eenmaking is door het Vlaams parlement goedgekeurd, wat wil zeggen dat we op 1 oktober 2003 definitief van start gaan met de enige echte Universiteit Antwerpen. Vaarwel UFSIA, RUCA en UIA.

 

Ook de studenten bleven niet stilzitten. Zo stelden ze, samen met de academische overheid, een ‘Statuut van de UA-student’ op. Dit document zal de basis vormen van de rechten en plichten van de studenten aan onze nieuwe universiteit. In het vorige nummer van dwars verscheen hierover een kritische lezersbrief, tot mijn spijt echter zonder voorafgaande redactionele kadering en achtergrond. We hopen in ons volgende nummer dit Statuut nader toe te lichten in samenwerking met onder andere de overkoepelende studentenverenigingen. De krijtlijnen van de ganse Antwerpse universiteit zijn nu grotendeels getrokken en ze worden ook duidelijk. Een helder verslag is gewenst. Spek naar onze bek, en wel volgende maand.



Europarlementslid en Antwerps gemeenteraadslid Kathleen Van Brempt
01/05/2003
🖋: 

Naar aanleiding van de aanstormende federale verkiezingen, hadden we op een prille, maar mooie lentedag een gesprek met de prilste en mooiste vertegenwoordigster van l’état belge in het Europees Parlement: Kathleen Van Brempt, tevens Antwerps gemeenteraadslid. Over de rol van de nationale regeringen in Europa, de plaats van het Europees Parlement, de communicatie, of het gebrek eraan, en de publieke opinie. Waarom Europa een thema zou moeten zijn, maar er geen zal zijn.

De federale verkiezingen zijn in aantocht, maar Europa is daarbij geen thema. Gezien de structuur van de verschillende Europese instellingen, zou je toch kunnen verwachten dat Belgische politici zich enigszins Europees proberen te profileren. Waarom doen ze dat niet?

Van Brempt Daar zijn twee redenen voor. Enerzijds heb je de grote vragen omtrent de toekomst van Europa, de institutionele vragen, de uitbreidingsvragen. Kortom: waar willen we met Europa naartoe? Daarover bestaat min of meer een consensus over de verschillende partijgrenzen heen, zodat de partijen zich niet kunnen profileren. De vergissing die echter altijd gemaakt wordt, is dat men enkel naar Europa kijkt in termen van die grote Europese dossiers. Anderzijds wordt er dus volledig abstractie gemaakt van de wetgevende bevoegdheid die Europa heeft op gewone thema’s, zoals milieu, volksgezondheid, consumentenzaken. In tegenstelling tot de grote thema’s is er op dit vlak geen algemene consensus tussen de politieke partijen. Over die alledaagse thema’s zou ik graag een open discussie zien, maar dat gebeurt zelden of nooit. De media focussen ook nooit op deze thema’s, mede omdat ze het besluitvormingsproces binnen Europa niet begrijpen. Om iets te mediatiseren, wat dan ook de grondslag vormt voor het politiek debat, heb je bepaalde tegenstellingen nodig. Die heb je in Europa niet omdat er in Europa geen verkozen regering is.

 

Het zijn toch net de nationale regeringen die een grote invloed kunnen uitoefenen op Europa door het zenden van hun mandatarissen naar de Europese Raad of de Raad van de Europese Unie. De nationale politici vormen dé link tussen de publieke opinie en Europa. Waarom is er dan zo weinig belangstelling vanwege die nationale politici wat Europa betreft?

Van Brempt Zowel op het niveau van de administratie als op het niveau van de politiek is men slecht georganiseerd en te weinig geïnteresseerd, met alle gevolgen van dien.

 

Wat gebeurt er nu: er wordt een richtlijn uitgeschreven door de Commissie. Het Europees parlement begint daaraan te werken en daarna de Europese Raad, waarin slechts enkele diplomaten het voorbereidend werk doen. Tot dan wordt er eigenlijk politiek geen discussie gevoerd, behalve in het Europees Parlement. Ik ben nogal voorstander van het systeem dat in Denemarken wordt gehanteerd. Daar bekijkt men in het nationaal parlement wel alle belangrijke richtlijnen en voorstellen die van de Commissie komen. Men debatteert erover en geeft zijn minister een mandaat voor de Raad. Een minister heeft toch maar de legitimiteit die hij krijgt van het parlement? In België is dat dus absoluut niet het geval. Zodoende ligt er op het einde van de rit een richtlijn voor waarvan men zegt: “Wat hebben jullie daar gedaan? Deze richtlijn is op geen enkele wijze aangepast aan de Vlaamse of Belgische noden.”

 

Europa wordt op die manier bij de publieke opinie niet echt in een goed daglicht gesteld.

Van Brempt De ministers zijn ook niet van plan om daar verandering in te brengen, want het komt hen bijzonder goed uit. Als het een goede richtlijn is, zoals een betere bescherming van de consument of een milieurichtlijn, dan zwijgen ze erover dat het de omzetting van een Europese richtlijn is. Als het een slechte of een moeilijke richtlijn is, zoals bijvoorbeeld het mestactieplan, dan zegt men dat men ‘moet’ van Europa. Maar er is niemand die zegt: “Maar mevrouw of mijnheer de minister, u had dat toch al beslist in de Raad, of uw voorganger.” Dat wordt nooit, nooit gezegd. De beslissing is daar echter politiek wél genomen en onze minister heeft ook meebeslist.

 

Mankementen aan Europa

Kunnen jullie daar als enige democratisch verkozen politici van Europa iets aan veranderen?

Van Brempt Wij zijn slechts met 25 in België en kunnen bijgevolg niet iedereen persoonlijk overtuigen van de noodzaak van Europa. De publieke opinie kan enkel overtuigd worden als de leiders van de lidstaten erin geloven. België is zeker niet het slechtste voorbeeld als het erop aankomt om te proberen van Europa iets positiefs te maken en dat dan ook nog positief te communiceren naar de bevolking toe. Ik kan tot mijn grote consternatie wel vaststellen dat de mankementen aan Europa erg groot zijn en dat één en ander ertoe leidt dat mensen meer tegen dan voor Europa zijn. Wat hebben de mensen de laatste jaren van Europa gezien? We hebben geen stem in de wereld, dat is de laatste weken zeer duidelijk geworden. Daardoor zijn we niet in staat om de Verenigde Staten op andere gedachten te brengen als het gaat over wereldorde, democratie, mensenrechten, etc.

 

Er zijn echter ook positieve evoluties. In het dossier rond de GGO’s (Genetische Gemodificeerde Organismen, nvdr.) bijvoorbeeld heeft Europa gewerkt aan een eigen wetgeving over de traceerbaarheid en de labeling van GGO’s. En nu dwingt ze de VS om haar te volgen in deze strikte wetgeving, terwijl de VS voorheen alles bij elkaar goot in één en dezelfde silo. Heel het debat over de milieuproblematiek is een echte communautaire bevoegdheid en daar ligt ook juist het verschil: waar we de bevoegdheid hebben lukt het wel om een standpunt op Europees niveau te hebben. Dat standpunt moet de Commissie dan zien af te dwingen in de rest van de wereld.

 

Hoe kijkt u als Europarlementslid aan tegen de rol van de Commissie?

Van Brempt De Commissie heeft enorm veel macht. Sommigen vinden te weinig, ik vind bijzonder veel. Bovendien heeft ze die macht zonder enige democratische legitimiteit, omdat niemand haar verkozen heeft. Ze heeft enkel verantwoording af te leggen aan het parlement en dan nog op een heel bizarre manier. Iedereen vindt dat een normale regering dat wel zou moeten doen.

 

In het kader van de richtlijn over de haven, heb ik bijvoorbeeld bijzonder veel vragen gekregen van dokwerkers over mevrouw de Palacio (Europees Commisiaris voor Energie en Transport, nvdr). Wie is dat? Kunnen wij ervoor stemmen? Wat ze bedoelden is uiteraard: kunnen we ertegen stemmen. Neen. Kunnen de Spanjaarden daar dan voor stemmen? Neen. Dat krijg je toch niet uitgelegd!

 

Ligt een rechtstreekse verkiezing van de Commissie in het verschiet?

Van Brempt De conventie zou dit op het spoor moeten zetten. Het zou toch niet meer dan normaal zijn dat zo’n machtig orgaan rechtstreeks verkozen zou worden. Maar het zal wel toekomstmuziek blijven. Vele lidstaten willen geen rechtstreeks verkozen Europese Commissie. Het Verenigd Koninkrijk en Zweden bijvoorbeeld, willen niet afwijken van de federale methode die je nu ongeveer in België hebt. Zij willen hun bevoegdheden die ze nu hebben niet allemaal naar Europa doorschuiven. Ik weet zelfs niet of dat de bedoeling is van Nederland. Onze bedoeling is het alleszins wel.

 

Toch is het de facto zo dat het federale niveau wordt uitgehold doordat er meer en meer bevoegdheden enerzijds naar Europa en anderzijds naar de gemeenschappen en gewesten gaan. De nationale politiek doekt zichzelf op, maar wil er niet over praten.

Van Brempt Het klopt dat ze zichzelf eigenlijk constant aan het opdoeken zijn, maar dat heeft een dynamiek waar ik het wel mee eens ben. Ik vind subsidiariteit goed. Alleen wordt het dikwijls misbruikt in het kader van Europa. Het betekent eigenlijk dat je zoveel mogelijk bevoegdheden zo dicht mogelijk bij de bevolking moet leggen, zodat er een goed beleid gevoerd kan worden. Op hele lange termijn kan dat resulteren in een Europa van regio’s. Maar dan mag je volgens mij bijvoorbeeld Vlaanderen niet als definitie van een regio nemen. Het kan goed zijn dat voor infrastructuurwerken of andere economische belangen West-Vlaanderen dichter bij Noord-Frankrijk ligt dan bij de rest van Vlaanderen. Dat is echter nu nog lang niet aan de orde.

 

Schröder

Blijft het feit dat Europa momenteel niet echt leeft bij de publieke opinie. Ziet u dat in de toekomst ook niet verbeteren?

Van Brempt Europa leeft wel bij de publieke opinie, maar het leeft een beetje op de verkeerde manier. Ik denk wel dat mensen een mening hebben over Europa. Ik denk ook dat die mening vooralsnog positief is. Wat ik wél vaststel, is dat die mening steeds minder positief wordt. Doordat Europa enkel op economisch vlak naar buiten komt en de sociale aangelegenheden niet worden overgenomen door Europa.

 

Een en ander zou bijvoorbeeld wel kunnen verbeteren, mochten er echte Europese partijen worden opgericht, in plaats van de samenraapsels van nationale partijen, waar een beetje Europese desinteresse heerst, die ze nu zijn. Als er echte Europese partijen zouden zijn, kunnen die zoals nu op nationaal niveau gebeurt, door de media en de publieke opinie op hun verantwoordelijkheden gewezen worden.

 

De consequentie van zo’n Europese partij zou kunnen zijn dat er bij de Europese verkiezingen bovenaan een lijst in Vlaanderen bijvoorbeeld de naam Schröder staat. Dat zou de debatten opentrekken. Dan zou er wel gediscussieerd worden over de toekomst van de Europese socialisten.

 

Wordt het Europees parlement daarvoor momenteel niet te veel beschouwd als een laatste rustoord voor nationale politici?

Van Brempt Dat is de verantwoordelijkheid van de politieke partijen, die de lijsten samenstellen. Het klopt wat je zegt, het is de ideale landingsbaan, je hebt er iets meer status en een goede wedde. Dat is aan het veranderen, maar traag. Wat wel erg is, en dat geldt voor alle politieke partijen, is dat je geen stem hebt. Je krijgt van de partij uit alle steun om te doen waar je mee bezig bent, maar ze zijn niet echt geïnteresseerd. Je krijgt al onze steun, maar zwijg er vooral over. Dit is grotendeels te wijten aan de ingewikkelde besluitvorming in het Europese parlement. Deze moet er echter wel zijn om het broze evenwicht tussen de Raad en het Parlement te bewaren.

 

Ook het feit dat de fractie in het Europese parlement zeer klein is, maakt dat we tegenover de fractie van de kamer weinig gewicht in de schaal kunnen leggen. Er is een verschil tussen interesse hebben voor een bepaald thema en er een verkiezingsthema van willen maken.

 

Heerst er dezelfde loyaliteit binnen de Europese fracties als binnen de nationale?

Van Brempt Ja, voor de meeste communautaire thema’s val je terug op je fractie. Als er controversiële aspecten opduiken, dan worden die binnen de fractie besproken. Het thema Irak bijvoorbeeld heeft de socialistische fractie verdeeld: Labour had helemaal niet dezelfde mening als wij of de Spaanse socialisten. Alles welbeschouwd is de socialistische fractie één van de coherentste, zolang er niet al te veel nationale belangen in het spel zijn.

 

Meerderheidsprincipe

In de kwestie Irak blijkt toch dat de nationale politici zich zouden moeten realiseren dat het veel effectiever is om te werken via Europa zonder eerst solo slim te spelen en dan te proberen in Europa tot een consensus te komen.

Van Brempt Het buitenland blijft een geval apart. Over het buitenlands beleid heeft de Europese Unie eigenlijk geen bevoegdheid. Er zijn reeds stappen genomen in die zin, maar of het stappen vooruit of achteruit zijn, zal nog moeten blijken. Aangezien het geen bevoegdheid is, moet er unaniem worden overeengekomen om iets te ondernemen. En dus heeft elk land een veto, met alle gevolgen van dien. Het is een beetje onrechtvaardig ten opzichte van Verhofstadt wat je zegt, omdat België altijd een voortrekkersrol gespeeld heeft binnen Europa om tot een consensus te komen. Ik denk dat Irak en de crisis errond Europa zo fundamenteel verscheurd heeft in de opties die worden genomen, dat je hieromtrent nooit een consensus kan bereiken.

 

Dit geeft het deficit van Europa nog maar eens aan, niet?

Van Brempt Ja, maar dat is de politieke realiteit: het standpunt van het Verenigd Koninkrijk en het standpunt van Frankrijk, met daartussen Duitsland en België… en Aznar, die zich volledig verkocht heeft aan Blair, en Nederland dat een zeer onduidelijke middenpositie aanneemt. Vooral de twee uitersten kan je op dit moment niet verzoenen omdat de publieke opinies zo fundamenteel verschillend zijn, en dat is iets waar je in de Europese Unie telkens rekening mee dient te houden. Je mag nog zo’n mooie instellingen creëren en de communautaire methode zoveel als mogelijk naar voor schuiven, je moet er altijd rekening mee houden dat er verschillende publieke opinies en verschillende culturen binnen Europa bestaan.

 

Met nog meer lidstaten wordt het toch nog moeilijker om tot een eenduidige besluitvorming te komen?

Van Brempt Als we er nu met 15 niet uitgeraken, waarom zouden we er straks dan met 25 wel uit geraken. Hetgeen we nu proberen te doen, en dat is tevens de uitdaging van de Conventie, is veel meer te werken met het meerderheid-minderheids principe. Alle bevoegdheden waar je unanimiteit voor nodig hebt, daar kan je geen kant meer mee uit, afgezien van enkele uitzonderingen. Daarom proberen we zoveel mogelijk bevoegdheden te beheren met het meerderheids-minderheids principe. De politieke discussie over de uitbreiding moet daarover gaan. Weet je wie de grootste voorstanders zijn van de Europese Unie? De Verenigde Staten.

 

Berlijnse muur

Het is toch helemaal te gek dat de nieuwkomers in de Europese Unie in de Irakkwestie de kant kiezen van de Amerikanen, wetende dat Europa een stem tracht te hebben in de wereld.

Van Brempt Er zijn twee dingen die je tegen elkaar moet afwegen wat betreft de uitbreiding Waarom is er zo snel gehandeld? Na de val van de Berlijnse muur was er de mogelijkheid om Europa één te maken, een cruciaal gegeven wat zekerheid en vrijheid in Europa betreft. Dit historisch feit afwegen tegenover een Europa dat een stem heeft in de wereld, een Europa dat ook de norm zet in de wereld, is bijzonder moeilijk. En je moet inderdaad ergens zeggen: hier ligt de grens. Europa is altijd een verband geweest van solidariteit met armere regio’s en landen, door ze een perspectief te geven op economische groei. Dat weegt voor mij toch wel op tegen de heel reële dreiging dat we een verwaterd Europa krijgen.

Een Amerikaans diplomaat zei me: ”Vroeger probeerden we alles wat Europa besliste tegen te werken of te vertragen. Nu proberen we hetgeen Europa beslist te amenderen, omdat we weten dat wat Europa beslist een norm wordt in de wereld.” We beseffen allemaal dat de eensgezindheid nog verder zal verwateren vanaf 2004. Daarom proberen we er nu nog snel zoveel mogelijk door te krijgen.

 

Is er in verband met de uitbreiding niet opnieuw een probleem met de communicatie naar de publieke opinie toe?

Van Brempt We kampen hier werkelijk met een democratisch probleem: alle politieke partijen zijn voor de uitbreiding van de Unie. Een bijzonder groot percentage van de publieke opinie is echter tegen de uitbreiding: 40% is expliciet tegen de uitbreiding, 40 à 50% is dan weer voor de uitbreiding en 20% onbeslist. Dus moet er minstens een debat over de uitbreiding komen in ons land. Niet over de uitbreiding die reeds beslist is, daar kan men niet meer op terugkomen, maar over Turkije bijvoorbeeld. Daar is geen consensus over binnen de publieke opinie.

 

“Een groot deel van de publieke opinie” steunt dan bovendien nog slechts op ongeveer 50% van de kiesgerechtigden bij Europese verkiezingen.

Van Brempt In België hebben we dat probleem gelukkig niet, aangezien er stemplicht is. Er is echter wel een groot nadeel aan het feit dat we onze Europese verkiezingen samen organiseren met andere verkiezingen. Volgend jaar vallen ze samen met de verkiezingen van het Vlaams parlement. Je kan er nu al zeker van zijn dat het thema niet Europa zal zijn. Het thema zal mobiliteit zijn, onderwijs, allerlei Vlaamse thema’s. Maar het thema zal niet Europa zijn.

 

 

Kader: Europa in ‘t kort

Europese Commissie: bestaat uit 20 onafhankelijke leden. Wordt benoemd voor vijf jaar en dient het vertrouwen te krijgen van het Europees Parlement, waarvoor het verantwoording moet afleggen. Heeft het initiatiefrecht voor de communautaire wetgeving, voert het Europees gemeenschappelijk beleid, voert de begroting uit en ziet toe op de naleving van de Verdragen.

Europese Raad: bestaat uit staatshoofden en regeringsleiders van de lidstate, bijgestaan door de ministers van Buitenlandse Zaken en de voorzitter van de Europese Commissie. Komt sinds 1975 minstens 2 keer per jaar bijeen (de Top). Stelt de hoofdlijnen van het beleid van de Unie vast en behandelt de grote internationale problemen.

Raad van de Europese Unie: samengesteld uit de ministers van alle lidstaten; samenstelling wisselt naargelang de behandelde onderwerpen. Komt regelmatig in Brussel of Luxemburg bijeen om de communautaire wetgeving vast te stellen. Het voorzitterschap van de Raad wordt bij toerbeurt gedurende 6 maanden door een lidstaat uitgeoefend.

Europees Parlement: samengesteld uit 626 afgevaardigden uit de verschillende landen; wordt om de vijf jaar rechtstreeks verkozen. Heeft in een reeks van opeenvolgende verdragen (Maastricht ‘92, Amsterdam ‘97) steeds ruimere bevoegdheden gekregen. Deelt met de Raad de begrotingsbevoegdheid en op het gros van de domeinen de wetgevende taak. Oefent democratische controle uit op de Commissie; keurt de benoeming van de leden van de Commissie goed en is bevoegd een motie van wantrouwen tegen die benoeming aan te nemen.



EU-Commissaris Günter Verheugen heeft een duidelijke visie
01/05/2003
🖋: 
Auteur extern
Tom Vander Sande

De uitbreiding van de EU met tien nieuwe landen is in 2004 een feit. Het is een historische gebeurtenis die verstrekkende politieke en economische gevolgen zal hebben. De praktische organisatie van de Unie van vijfentwintig is op zich al een tour de force, maar daarnaast moeten ook een aantal politieke obstakels overwonnen worden. Zowel bij de kandidaat-lidstaten als bij de huidige leden bestaan er nog heel wat twijfels over de haalbaarheid van het project. De man die moet trachten de hele operatie te stroomlijnen is de Duitser Günter Verheugen. Hij is de EU-Commissaris voor de uitbreiding. Het is dan ook eigen aan zijn ambt dat hij een absoluut voorstander is van de uitbreiding. Onlangs kwam hij op uitnodiging van Absoc in de Lessius Hogeschool zijn visie verdedigen.

De kerngedachte bij de oprichting van de EU was het waarborgen van stabiliteit en vrede in een regio die juist de Tweede Wereldoorlog achter zich had. Na de val van de Berlijnse Muur kwam er een grote uitdaging bij: het brengen van vrede in het gebied tussen de Baltische en de Zwarte Zee. De EU besliste dat de beste oplossing de moeilijkste weg was, namelijk het opnemen van de landen in de Unie. Er is immers geen alternatief voor de uitbreiding. Moreel is het niet te verdedigen een deel van Europa uit te sluiten en praktisch is het niet mogelijk stabiliteit te waarborgen indien de ‘nieuwe’ staten geen deel uitmaken van een verenigd Europa. Bovendien wordt de geopolitieke situatie er beter door. Het is immers veel gemakkelijker – en op lange termijn goedkoper – om stabiliteit te bewaren dan instabiliteit te bestrijden. Sinds de beslissing in 1993 om de toetredingsvoorwaarden vast te leggen is er door de kandidaat-lidstaten en de EU hard gewerkt om de violen gelijk te stemmen. Deze inspanningen hebben ervoor gezorgd dat de positieve resultaten nu al merkbaar zijn. De landen hebben stabiele regeringen en betrouwbare administraties ontwikkeld. De basis voor de vrijhandelszone is er, en het groeiend aantal investeringen van bedrijven uit de EU bewijst dat ze vertrouwen hebben in de nieuwe economische structuren van de voormalige Oostbloklanden.

 

Subsidies volgens andere criteria

Verheugen benadrukt dat de publieke opinie in het Westen de inspanningen die geleverd zijn soms onderschat. De politieke communicatie die tot stand kwam tussen de EU en de kandidaatlidstaten was voor beide partners compleet nieuw. Onderhandelingen op deze schaal waren nooit eerder gevoerd, maar door wederzijds enthousiasme werd een momentum gecreëerd dat snelle en doorgevoerde aanpassingen mogelijk maakte in alle domeinen van de samenleving. Het probleem dat zich nu enkel nog stelt is een pakket financiële maatregelen die uitklaring nodig hebben. Het centrale pijnpunt is het Europese landbouwbeleid. Een uitbreiding van dit beleid is onmogelijk gezien de omvang van het bijkomende landbouwareaal. Bovendien functioneert het beleid binnen de EU op dit moment ook niet zoals het hoort. De subsidiëring van productie is essentieel een fout principe. Hierdoor worden achtergestelde markten vernietigd. Regio’s die meer produceren krijgen immers meer geld en hierdoor komen we terecht in een spiraal van lokale overproductie. De EU zou de toekenning van subsidies moeten koppelen aan andere criteria, zoals kwaliteit, aandacht voor het leefmilieu, technologie en diversiteit. In de kandidaat-lidstaten wordt dit principe al ruimer toegepast dan binnen de EU. We zouden ons dus eerder op hen moeten richten en onze politiek aanpassen dan het probleem als excuus gebruiken om een toetreding af te houden.

 

Turkije niet

Men kan de EU ook niet verwijten dat ze over één nacht ijs is gegaan. De voorwaarden voor de toetreding zijn immers zeer strikt. Verheugen hecht bovendien zeer veel belang aan de mate waarin de regeringen van de kandidaatlanden vertrouwen inboezemen. Hij is ervan overtuigd dat de tien op dit moment ons vertrouwen verdienen en dat het in de toekomst ook zo zal blijven. Dit vertrouwen is in zijn ogen ook de voornaamste reden waarom Bulgarije, Roemenië en Turkije op dit moment nog niet kunnen toetreden. Zij kunnen nog niet voldoende garanties bieden. In Turkije spelen bovendien andere belangrijke aspecten mee, zoals de mensenrechten en de invulling van de ‘zuivere’ democratie.

 

Een ander aspect dat tegenstanders van de uitbreiding benadrukken is het feit dat de Europese instellingen niet naar behoren functioneren. Zij vinden het noodzakelijk dat de EU eerst de eigen structuur moet uitdiepen. Als het met vijftien leden niet mogelijk is om een coherent beleid te voeren zal het met vijfentwintig zeker niet lukken. Verheugen is het niet eens met deze visie. In de eerste plaats is het niet te verantwoorden dat je de kandidaat lidstaten die reeds zoveel inspanningen hebben geleverd confronteert met nieuwe structuren net voor ze toetreden. Anderzijds is Europa niet in staat om snel zijn structuur te optimaliseren. De trage vorderingen van de Europese Conventie bewijzen dit eens te meer. Het is daarom noodzakelijk de twee evoluties – uitbreiding en verdieping – parallel te laten verlopen. De toetreding van de nieuwe lidstaten zal de verdieping versnellen omdat structurele veranderingen snel noodzakelijk worden.

 

Relatie met de VS

De huidige crisis in Irak en de standpunten van de kandidaat-lidstaten hieromtrent is door sommige EU leden aangegrepen om te wijzen op de verschillen die er nog zouden bestaan. Deze demarches houden volgens Verheugen echter geen steek als men de positie van Groot-Brittannië, Spanje en andere lidstaten binnen de EU in acht neemt. Zij steunen de VS immers veel openlijker. Bovendien is het standpunt van de kandidaat-lidstaten niet verwonderlijk. Zij zijn er immers nog steeds van overtuigd dat de VS hun beste bondgenoot was bij het openen van het IJzeren Gordijn. Een concreet buitenlands beleid binnen de EU zou echter een nieuw ijkpunt kunnen vormen voor deze landen, die net als de EU zelf nog op zoek zijn naar een duidelijke positie in de wereld.



een reporter op zoek naar het kind in zichzelf
01/05/2003
🖋: 

Na een kwartiertje aanschuiven voor de tickets en een kort treffen met Peter Hoogland, volgt reeds het eerste hoogtepunt van de avond: plaatsen op de vierde rij, en het waren niet eens de duurste tickets. Nog nét iets enthousiaster – het waren echt wel goede plaatsen – ging ik zitten en speurde het publiek af. Toch wel veel kinderen eigenlijk... Veel tijd om te bezinnen over deze vaststelling had ik niet, "cause the lights went out and the show began..."

Ik was er, ik zag en ik genoot. Gène Bervoets was aangenaam als Antoine de Saint-Exupéry/piloot – in zijn niet-Swingpaleis-gedrag is hij best wel te pruimen – en Dimitri Oppov alias de kleine prins was schattig, lief en overtuigend. Er waren enkele versprekingen en er waren tekens van een opkomende verkoudheid, maar storend vond ik dit niet.

 

Wat ik persoonlijk heel mooi vond, was de muziek (geschreven door Alex Callier). Heel gepast, zelfs sfeervol maar in een zekere zin ook zwaar: een weerspiegeling van het verhaal. Hooverphonic-kenners zullen trouwens af en toe stukjes herkennen uit het lied ‘Frosted Flake Wood’ uit de CD ‘The Magnificent Tree’.

 

Een dronkelap

En dan het verhaal... Eerlijk gezegd heb ik er nooit bij stil gestaan hoe metaforisch het wel is: een radicale aanval op de leefwereld en fantasieloosheid van de volwassen mens. Het begint al bij de aanvang van het verhaal: Gène Bervoets toont een tekening en zegt: ‘Dit is een boa-constrictor die een groot dier heeft opgegeten. Volwassenen zien dit niet. Voor hen is dit een hoed.’ U mag drie keer raden wat ik zag... inderdaad: een hoed. Deze gedachte blijft de onderliggende draad doorheen het hele verhaal.

 

De mensen die de prins ontmoet tijdens zijn reis zijn steeds personificaties van – in de ogen van kinderen – foute kenmerken en waarden van volwassenen: een dronkelap, een ijdeltuit, een ernstig zakenman, enzovoort. Bovendien wijst men er voortdurend op dat volwassenen alleen maar het materiële zien, zij begrijpen niet dat iets banaals, in het geval van de kleine prins een roos, toch heel belangrijk kan zijn: “Alleen met het hart kun je goed zien. Voor je ogen is het wezenlijke onzichtbaar.” Maar “volwassenen begrijpen niet hoe belangrijk het is.”

 

Schaamrood

Tevreden gesteld en met het schaamrood op mijn wangen ben ik buiten gegaan. “Alle grote mensen zijn eerst kinderen geweest (maar slechts een enkele herinnert het zich).” Een waarheid als een koe...

 

 

De kleine prins kan je nog tot 01/06/2003 in de Stadsschouwburg gaan bekijken. Meer info is te verkrijgen op www.musichall.be en 0900/00.991.



Onze eindredacteur cultuur verkent Wenen, en zingt jolig haar lof
01/05/2003
🖋: 

Waar er Wurst mit Senf is
En geen fritkot maar Imbiss
Ja, op elke hoek van de straat
Waar FPÖ erop los knoeit
En de Donau in‘t blauw vloeit
En men haast geen proper Duits praat

 

Waar een diploma een kick geeft
En je leven een zin heeft
Waar de Führer ooit heeft geparadeerd
Waar het volk wat kortaf is
Maar een lach nooit veraf is
Waar men faalt, en de Duitsers blameert

 

Oostenrijk boven
Waar men de Heer trouw gaat loven
Waar er overal Schnitzels zijn
En de Kaffeehäuser talrijk zijn Oostenrijk buiten
Waar Weense zangknaapjes fluiten Oostenrijk ons land
Aan de rechterkant!

 

Waar de Uni ook bier maakt,
Men de weg heel rap kwijt raakt
Waar de les nooit op tijd begint
Waar men klopt op de banken
Als de prof stopt met janken,
En men opstaat en naar buiten sprint.

 

Waar een Vlaming toch Frans praat?
En men wel heel erg graag rechts
staat
Op de roltrap, of in de politiek
Waar de voetbal wel rond is
Maar het niveau dikke stront is
Zelfs in de ogen van een Belgisch
publiek!

 

Oostenrijk boven
Waar men de Heer trouw gaat loven
Waar er overal schnitzels zijn
En de Kaffeehäuser talrijk zijn
Oostenrijk buiten
Waar Weense zangknaapjes fluiten
Oostenrijk ons land
Aan de rechterkant!

 

De Stephansdom, de Wiener Walz
De wondermooie muziek
Een Sachertaart
Het LipizzanerpaardDe Weense romantiek!
 

Op melodie van ‘Vlaanderen Boven’ van Raymond van het Groenewoud

 

 

foto linksboven
Zicht over de Heldenplatz en op (een stuk) van het optrekje der keizers, alwaar Hitler de Anschluss uitriep en heden ten dage zo´n twee miljoen boekjes verblijven.

 

foto linksonder
Binnenhofarcaden der Universität Wien. Alle knappe koppen die hier geleerd werden, staan hier op een sokkel.

 

foto rechtsboven
De „Steffl“ is zogezegd hoger dan „onzen toren“ (back home). Hij is alvast niet schoner.

 

foto rechtsonder
En toch zijn ze hier zó rechts nog niet.



Een onderzoek naar studiecomfort
01/05/2003
🖋: 

Misschien wel, misschien niet. En daar kunnen we allemaal over meespreken, wie herkent zich niet in deze situaties? Je bent er eindelijk in geslaagd om één van de computers op de studielandschappen van de UIA in te palmen om je ‘already-long-overdue’-paper af te maken en net wanneer je van plan bent om je fantastische werk op te slagen op je diskette, vallen alle computers één voor één uit. Tja, je had maar elke vijf minuten je werk moeten bewaren.

Je bent helemaal afgezonderd op je kot druk aan het blokken wanneer je plots telefoon krijgt van één van je lotgenoten. Er is één van je examens vervroegd en je hebt plots nog maar een halve dag om die 300 bladzijden tellende cursus te herhalen en toch nog een geweldig examen af te leggen. Waarom konden ze dat nu niet enkele dagen geleden online hebben gezet?!

Tja, je had maar elke dag naar de valven moeten komen kijken.

 

Stel je tenslotte het volgende voor naar de hervormingen toe. Het academiejaar begint, je komt de eerste dag op de campus aan, je strompelt naar het studentensecretariaat, nog verdwaasd van de ongewoon vroege morgen, de voorbije maanden van zon, zeilen en veel vrije tijd nog vers in het geheugen. Daar krijg je plots je nieuwe lessenrooster in de handen gegooid. Tot dusver misschien wel spijt dat de vakantie gedaan is, maar nog geen echte problemen. Tijdens de volgende dagen krijg je van elke prof te horen welke boeken en cursussen je dit jaar weer moet verorberen. En dan dringt het tot je door: de cursusdienst! En omdat het nog niet erg genoeg is dat je elk jaar uren staat aan te schuiven in meterslange rijen, hebben ze nu de cursusdienst verhuisd naar een andere campus. Met de éénmaking van de universiteit zou het immers toch al te gek zijn om drie cursusdiensten te hebben; reorganiseren is de nieuwe trend op de UA.

Tja, je had maar moeten meedoen met de nieuwe webenquête.

 

Maar het is nog niet te laat!

Ieder jaar starten binnen de faculteit PSW een tiental leeronderzoeken. Elke groep houdt zich gedurende 2 jaar bezig met een onderzoek van de Universiteit Antwerpen. De bedoeling is in de praktijk geconfronteerd te worden met alle aspecten van een echt wetenschappelijk onderzoek. Eén van die groepen studenten heeft de zware opdracht gekregen om onder begeleiding van Prof. Dimitri Mortelmans en Britt Dehertogh mee te werken aan het onderzoek “Maak dat de ganzen wijs! Zijn er problemen met studiecomfort aan de UIA?”

 

Ridicule beslissingen

In het kader van de hervormingsplannen heeft de algemene studiedienst hen deze opdracht gegeven. De bedoeling is om de eerste opvang en studiebegeleiding van studenten enerzijds en het studiecomfort aan de UIA anderzijds te optimaliseren. Bij studiecomfort denken we bijvoorbeeld aan het gebruik van bibliotheek en studielandschap, de werking van de studenten-administratie en de toegankelijkheid van lesgevers.

 

In eerste en belangrijkste instantie zal er een webenquête verspreid worden onder de studenten. Vervolgens zullen de onderzoekende studenten de resultaten daarvan, samen met de gegevens van talrijke interviews die afgenomen werden bij het personeel van de verschillende studentgerichte diensten, gebruiken om de studiedienst bij te staan in hun beslissingen. Met andere woorden, dit onderzoek zal er voor zorgen dat er geen al te ridicule beslissingen worden gemaakt die ons studentenleven nog meer zouden kunnen verzwaren. Tegelijk zal van de gelegenheid gebruik gemaakt worden uit de fouten te leren en de nieuwe inzichten voor het goede te gebruiken, zijnde voor de student en zijn comfort.

 

Wanneer je dus één dezer dagen die enquête in je mailbox aankrijgt, wacht dan even voor je ze automatisch bij het SPAM gooit. Het is belangrijk voor het onderzoek om te weten te komen hoe de studenten tegen de dingen aankijken die met studiecomfort op het UIA te maken hebben. Bovendien heb je kans om één van de duo-filmtickets te winnen.

 

 

Meer info op www.uia.ac.be/comfort



Gedaan met de toelatingsexamens Burgerlijk Ingenieur
01/05/2003
🖋: 

Nu het ingangsexamen Burgerlijk Ingenieur wordt afgeschaft, lanceren de rectoren van KUL en RUG het idee om een ‘oriënteringsproef’ in te stellen. Deze niet-bindende proef moet alle inkomende studenten exacte wetenschappen toetsen, en dit op alle universiteiten. Het doel is om het slaagpercentage van de eerste-kan studenten te doen stijgen. Wat deze proef zal inhouden weet men nog niet en de meningen erover zijn erg verdeeld. Wij vroegen ons af wat de studenten erover denken. Ik had een hartig gesprek met Jeroen Meeusen en Johan Diels, beide eerste lic studenten biologie aan de UIA.

Er leeft vooral grote bekommernis over het afschrikkend effect dat de oriënteringsproef zou kunnen hebben. Jongeren, die net uit het secundaire onderwijs komen, zijn veelal onzeker over de keuze die ze maken. Een slecht resultaat zou iemand ervan kunnen weerhouden de door hem/haar gekozen richting te volgen, hoewel hij/zij er eigenlijk bekwaam genoeg voor is. Sommigen kunnen door een goed resultaat uiteraard wel gesterkt worden in hun keuze, maar studenten die echt twijfelen zullen ook na de test hoogstwaarschijnlijk nog steeds onzeker zijn.

 

Een oriënteringsproef is daarenboven slechte reclame voor de exacte wetenschappen die sowieso nooit veel studenten tellen. Dat kan toch zeker niet de bedoeling zijn!

 

Ook onder zeer goede studenten uit het middelbaar onderwijs is het slaagpercentage immers laag.

 

Pootjes laten hangen

Een tweede belangrijke vraag is of zo’n proef wel het juiste profiel kan schetsen voor dé ‘wetenschappen student’. Immers, een student wiskunde verschilt in sterke mate van iemand die scheikunde gaat studeren. Bovendien bepaalt de opleiding die studenten gekregen hebben in het secundaire onderwijs grotendeels hun vorming. Is het niet net één van de bedoelingen van de kandidaturen om eventuele hiaten weg te werken? Ook onder zeer goede studenten uit het middelbaar onderwijs is het slaagpercentage immers laag. Je kan het echter ook positief bekijken. De test kan een goed beeld geven van waar je beperkingen liggen en waaraan je harder zal moeten werken. Je bent als leerling toch kritisch genoeg om eventueel negatief advies dat je krijgt door een slecht resultaat te relativeren en je eigen kunnen goed in te schatten. Als je de studenten beschouwt als ‘watjes’ die hun pootjes laten hangen omwille van slechte resultaten, dan zou je niemand meer mogen testen.

 

Tot slot moet de student zich afvragen wat hij er voor over heeft. Wat is mijn motivatie? Kan en wil ik er tijd voor vrijmaken?

 

Infodagen

De test zal in elk geval in een ruim kader moeten passen zodat hij oriënterend en raadgevend kan zijn. Hoe doe je dat in één momentopname? Misschien moet het eerder een soort karakterschets worden die je met de neus op de feiten drukt en peilt naar je potentieel. Het organiseren van de oriënteringsproef zal hoe dan ook veel inspanning vergen, terwijl de efficiëntie ervan duidelijk in vraag gesteld kan worden. Is het daarom niet veel gemakkelijker de studenten op een andere manier te bereiken en hen beter te informeren over wat de richting inhoudt? Door bijvoorbeeld het organiseren van meer uitgebreide infodagen, het inrichten van een niet verplichte ‘doe-stage’ in de zomervakantie of een beter promoten van het overbruggingsonderwijs, waar je ook getest wordt op je basiskennis.

 

Bedankt Jeroen en Johan voor jullie mening.



wij voeren de lier
01/05/2003
🖋: 

“Verdord”, wist de Vlaamse dichter Albrecht Rodenbach in lang vervlogen tijden en ik zou zelfs, me bewust in het cyberspacetijdvak bevindende, durven opperen dat de wonderknape destijds geen ongelijk had. Dichtkunst bekoort, begeestert, ontroert, is van alle tijden. Beste lezer/lezeres, mocht u vergeten zijn wat poëzie werkelijk is en deigt u zodoende in een passieloze duisternis dreigt te verdwalen, geen nood. Ook vandaag worden er nog wonderknapen gevonden die bereid zijn in deze duisternis hun dichterlijk licht te laten schijnen. Meer zelfs, ze bevinden zich ook in de dichte populatie onzer universitaire campussen.

Carl de Strycker (eerste lic Germaanse) is één van hen. Onlangs stelde hij te Antwerpen zijn nieuwe dichtbundel “Bladstad” voor. De dichter neemt de lezer in deze verzorgde bundel mee op een wandeling doorheen een stad, die weliswaar enkel op papier schijnt te bestaan en waar gevoelens, geborgenheid en een al dan niet met erotiserende saus overgoten liefde primeren op het alledaagse, het materiële dat een grootstad kenschetst. De bladstad wordt doorkruist in 35 korte, ritmische gedichten. Het thema dat in deze bundel het meest terugkeert is zonder twijfel “de liefde”. U zult dit waarschijnlijk een vrij banaal onderwerp vinden, het is zonder meer verbazingwekkend hoe de dichter er keer op keer in slaagt dit universeel menselijke gevoel in assonanties en alliteraties te gieten.

 

De romantische zielen onder U wezen gewaarschuwd. Deze gedichtenbundel zou U wel eens van pas kunnen komen wanneer U Uw eerstvolgende date een poëticaal cachet wenst te geven. We kregen van de auteur reeds de toestemming om e ter illustratie van zijn bijdrage aan deze eeuwenoude kunst enkele poëmen van zijn hand te publiceren. Geniet U even mee:

 

je spreekt je woorden
in de wind en zint op
mijn kaak de oerzin
van het bestaan: dat
je houdt van mij
maar je woorden zijn
gelikt en gelogen
je wraak is zout
en het blad waartegen
je sprak mijn huid dat
vergankelijk behang
krimpt in rimpels
en ik ben bang dat ik dan
oud door jou jong
zal moeten sterven

 

De hele bundel is volledig verkrijgbaar. Mits een kleine pecuniaire tegemoetkoming ten bedrage van 8 euro kan U ook een exemplaar van de bundel bekomen. Haast U dus naar de dichtstbijzijnde boekhandel, anders bent U de
sigaar. Voor wie dit laatste het geval zou zijn, nog een tabaksgedicht:

 

Je hebt me door elkaar geschud
Je hebt me ingerold
Je hebt me aangestoken

 

Tussen twee bleke vingers hield je
Me stevig vast liet me niet meer
Los had je me nodig

 

Op je tong aan je lippen in je mond
Maar alles wat je van me in je
Nam kwam er snel weer uit en

 

Zo langzaam in en uit tot je
Me op had en er genoeg van
Dan liet je me vallen

 

En trapte

 

 

Carl de Strycker: “Bladstad”, 2003,  Uitgevrij DiVers Amsterdam, 50 p. ISBN 90 7663 323 1, prijs 9,95 euro.



Daar is de lente, daar is de zon?
01/05/2003
🖋: 
Auteur extern
ja

Een kleine selectie van de redactie zit ‘s avonds laat in het lokaal. Het is net geen middernacht. De laatste lege vlakken in huidige dwars worden langzaamaan opgevuld. Een fotograaf en eindredacteur proberen de auteur van dit stukje af te leiden met grapjes over ‘Prior de Post-Egel’ (foto rechtsonder), die ze willens nillens op deze achterflap willen zien. Ik weiger categoriek. U merkt wie het hier voor het zeggen heeft.

De esthetische reflex van sommigen ijvert voor drie lege vlakken in plaats van dit gezeik. “Ik zal het overwegen.” Maar eigenlijk droom ik van de lente die door het terrasjesweer en deze natuurfoto’s mijn bronstigheid aanzwengelt.“ Wat komt ‘s nachts tot leven, en prikt als je eraan likt?” U merkt dat de zwoele lentebriesjes de grappen in het lokaal tot een ongekend niveau tillen.

 

“Welke slangen weven een web?” is ook een van de raadseltjes die aan de wervelende breinen van de huidige vormgevers ontspruit. Het antwoord vind je linksonder. Maar je kan het ook aan onze goede vriend Noël de Spin-doctor vragen. Lacht u mee? Wij proberen. Maar de lente roept te sterk.



Wij kiezen een thema - deel 4

01/04/2003

Op 13 februari werd in de Kamer de nieuwe en tevens vrij omstreden drugswet goedgekeurd. Het laatste woord over dit geval is nog lang niet gezegd. Dat dit nieuwbakken wetkundig gewrocht geen greintje luciditeit in zich draagt, was te merken aan de golven kritiek die de opstellers ervan te verduren kregen. We polsten weerom de militante medewerkers van dit blad om dit al dan niet gevaarlijke akkefietje van paars-groen beargumenteerd te wikken en te wegen. Drugs is immers een thema dat vooral jongeren en dus ook ons studenten sterk aanbelangt.

De nieuwe drugswet is misschien wel één van de meest bekritiseerde wetten die deze regering in haar ambtstermijn wist te realiseren. Op dinsdag 13 februari was het zover. De groenen die voor het grootste deel het auteursrecht van deze wet mogen opeisen werden massaal gesteund door hun coalitiepartners. Het debat eindigde met de goedkeuring van de wet (oppositie-meerderheid 40-75). De nieuwe drugswet regelt het persoonlijke gebruik van cannabis. Het is voortaan toegestaan dit (genots)middel te nuttigen, weliswaar buiten het bereik van minderjarigen en niet op problematische wijze. Minister van justitie Verwilghen spreekt van problematisch gebruik als men meer dan 5 gram cannabis op zak heeft. Een kleine weegschaal zal in de toekomst dus deel moeten uitmaken van de basisuitrusting van een agent. Genoteerd mijnheer Lamine? Volgens de wet moeten de pakkemannen er tevens over waken dat geen enkele potroker een grotere cannabisoogst heeft dan voor zijn of haar persoonlijk gebruik nodig is. Het kweken van cannabisplantjes wist men met deze laatste regel dan ook min of meer aan banden te leggen, hoewel het moeilijk te bepalen valt hoe groot de dosis voor iemands persoonlijk gebruik mag zijn. Stel nu dat je gecontroleerd wordt wanneer je oogst meer dan 5 gram bedraagt. Een mens moet maar pech hebben. Vanuit het paars-groene perspectief zou men deze wet uiteraard als een overwinning kunnen beschouwen, hoewel men in dat geval best de ogen sluit voor de karrenvrachten binnenlandse en buitenlandse kritiek die er achteraf tegenaan werden geworpen.

Het is maar de vraag of deze wet nu werkelijk aan de volkswil tegemoetkomt.

 

Criticasters van heinde en ver

Het is maar de vraag of deze wet nu werkelijk aan de volkswil tegemoetkomt. Onmiddellijk na de stemming van voornoemde wet stond het parlementaire halfrond in rep en roer door het luidruchtig protest van het Comité “Ouders tegen drugs”. De actievoerders, veelal bezorgde grootouders, werden genadeloos van de publiekstribune geschopt. Ook de wijze opmerking van De Croo, die zich momenteel nog kamervoorzitter mag noemen: “zijn de duiven hier neergestreken of wat?” kon blijkbaar door de beugel. Iets genuanceerdere opmerkingen kwamen uit het christendemocratische kamp. De CD&V verwijt de liberalen een wettelijk verankerd gedoogbeleid inzake cannabisgebruik te hebben gerealiseerd, terwijl ze de indruk probeerden te wekken dat de nieuwe drugswet juist een strengere beregeling zou voorzien. Stefaan de Clerck kondigde op de commerciële TV-zender reeds aan dat de CD&V voetstoots komaf zou maken met deze drugswet, wanneer ze deel uitmaken van de volgende regering. Voorts heeft Agalev zich weerom van haar hypocrietste kant laten zien. U herinnert zich vast hun venijnig protest tegen de tabaksreclame? Toen ging de volksgezondheid boven alles. Wanneer blijkt uit wetenschappelijk onderzoek dat cannabis tweemaal schadelijker is dan gewone tabak kan men de consequentheid van de groenen gerust in twijfel trekken. Het schadelijkste gebruik van cannabis is trouwens het roken van een joint. Dat neemt echter niet weg dat cannabis ook zijn goede kanten heeft. Het product kent enige toepassingen in de geneeskunde als pijnstillend en kalmerend middel. Over dergelijke toepassingen is spijtig genoeg niets in de wet opgenomen, wat niet wegneemt dat mensen die cannabis écht kunnen gebruiken wel van de wet kunnen profiteren. Ook buiten onze landsgrenzen werden er kritische bedenkingen bij de nieuwe drugswet geplaatst. De International Narcotic Control Board in Wenen keurde ons drugbeleid ten zeerste af. Volgens de VN is het risicovol het gebruik van klein spul toe te laten, aangezien de kans om zwaardere middelen later te legaliseren dan aanzienlijk groter wordt. Dat was zeker geen mis te verstane blaam. Onze militante studenten krijgen nu alle ruimte om deze stelling bij te treden of te verwerpen.

 

Minister van justitie Verwilghen spreekt van problematisch gebruik als men meer dan 5 gram cannabis op zak heeft.

 


 

“De roep om een nultolerantie ten aanzien van softdrugs is niet alleen paternalistisch, maar ook hypocriet.”

 

 

“Eerst en vooral denk ik dat het belangrijk is de fabel uit de wereld te helpen dat een gedoogbeleid ten aanzien van cannabisgebruik jongeren aan zou zetten tot druggebruik. Het enige Europese land waar het gebruik van softdrugs bij jongeren daalde was vorig jaar immers Nederland (-2%). Dit is te danken een een goede preventie. De combinatie gedogen en preventie werkt dus wel.

 

Een tweede fabel is dat de regering een gedoogbeleid zou ingevoerd hebben. Dat is volledig onjuist. Druggebruik blijft strafbaar, maar krijgt de laagste vervolgingsprioriteit. De nieuwe drugwet is op vele punten strenger dan de vorige. De straffen die staan op productie en verkoop zijn hoger. Het enige wat de wet gedoogt is een meerderjarige die een kleine hoeveelheid gebruikt en dan nog niet te vaak. Daar is m.i. toch niets verkeerd mee!? Iemand die op een niet-problematische manier cannabis gebruikt niet in het bijzijn van minderjarigen en zonder overlast te bezorgen brengt zichzelf niet in gevaar en dan is het niet de taak van de overheid daar tegen op te treden.

 

De roep om een nultolerantie ten aanzien van softdrugs is niet alleen paternalistisch, maar ook hypocriet. Er zijn zoveel mensen die op een onproblematische manier cannabis roken dat bijna iedereen er wel kent. Zijn dat dan allemaal verslaafden, moeten die allemaal als criminelen beschouwd worden? Men kan zich inderdaad afvragen of het verstandig is cannabis te roken, net als men zich kan afvragen of het verstandig is dronken te worden, maar moet men meteen gestigmatiseerd worden wanneer men het wel doet? Vergeten we immers niet dat een veroordeling ernstige gevolgen kan hebben, bv. op de arbeidsmarkt. Gebruik van cannabis gedogen lijkt me dus boven al een realistisch beleid.”

 

Bart Laureys
Jong-VLD Beveren
student rechten

 

“Drugsbeleid is in de eerste plaats een zaak van volksgezondheid, niet van justitie.”

 

 

“Het positieve aan het cannabisbeleid in de nieuwe drugnota is vooral dat er nu eindelijk een beleid is. En ondanks de verwarring die erover gezaaid is, is het een vrij duidelijk beleid. Inhoudelijk is het ook een stap in de goede richting. Het houdt de erkenning in dat cannabisgebruik maatschappelijk meer en meer aanvaard wordt en niet noodzakelijk tot problemen leidt. Maar laat ons er geen doekjes om winden: geen enkele drug of genotsmiddel is onschadelijk. En ze zijn ook niet weg te denken, laat staan in het parlement weg te stemmen. Het is dan ook noodzakelijk dat de overheid zich ermee bezig houdt.

 

Jong Agalev pleit reeds lang voor een redelijk en realistisch drugsbeleid. Het huidige beleid gaat reeds in die richting, maar schiet toch nog op een aantal punten tekort. Zo lijkt een minimumleeftijd van 16 jaar ons realistischer dan de huidige grens van 18 jaar, die midden door de groep jongeren snijdt die uitgaat, festivals bezoekt, enz.16 is ook de leeftijd waarop dit wettelijk allemaal mag en een leeftijd waarop je doorgaans weet wat je doet.

 

Ook blijft het gebruik van cannabis in de strafwet en blijft elk gebruik door minderjarigen strafbaar. Nochtans zijn “voor jonge cannabisgebruikers de gevolgen van juridische tussenkomsten dikwijls negatiever … dan de gevolgen van het gebruik op zich” (Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen), m.a.w. door cannabisgebruik te criminaliseren, maakt men het probleem alleen maar erger. Drugsbeleid is in de eerste plaats een zaak van volksgezondheid, niet van justitie. Wij pleiten er dan ook voor dat cannabisgebruik uit het strafrecht wordt gehaald. Net zoals voor alcohol is een goed informatie-, preventie- en opvangbeleid prioritair. Wie een drugsprobleem heeft – jong of oud – moet worden geholpen en niet gestraft.”

 

Ewoud Roes
Jong Agalev
Aanvullende Studie Internationale Politiek

 

“Een gedoogbeleid brengt trouwens enorm veel onbekende risico's met zich mee, kijk maar naar Nederland.”

 

 

“Door de nieuwe drugswet gaan we van een principiële ‘neen’ tegen drugs, naar een gedoogbeleid. Individueel gebruik door meerderjarigen wordt toegelaten op voorwaarde dat het niet gaat om problematisch gedrag en dat het geen overlast schept. De regering geeft hiermee het signaal dat het er niet toe doet of drugs slecht of goed zijn, zolang je de ander maar niet schaadt. Dit is een filosofie van absolute vrijheid die weinig of geen bescherming biedt voor kwetsbare mensen; een visie op mens en samenleving die niet strookt met die van de christen-democratie.

 

Een gedoogbeleid brengt trouwens enorm veel en onbekende risico’s met zich mee, kijk maar naar Nederland. Daar is men er nog steeds niet uit wat de gevolgen zijn voor gezondheid en veiligheid, maar het is duidelijk dat die niet positief zullen zijn. Men denkt er zelfs sterk aan om het gedoogbeleid terug te schroeven. Op dat moment moeten wij hier het natuurlijk invoeren. De overheid stuurt een verwarrende boodschap de wereld in: we raden je af om het te doen, maar er komt geen reactie als je het toch doet. Dit is niet geloofwaardig en heel het preventiebeleid wordt hierdoor ondermijnd.

 

Het is ook hypocriet: je mag individueel wel cannabis hebben en gebruiken, maar de vraag blijft dan hoe men er aan moet geraken. Zullen we de handel ook legaliseren en coffeshops installeren, met alle gevolgen vandien?

 

Dat de regering 4 jaar heeft geruzied over deze drugswet, gaat mijn petje te boven. Als ze in die tijd inhoudelijk met drugsbeleid waren bezig geweest, had drugspreventie nu niet veel te weinig middelen gehad en waren de wachtlijsten voor drugsverslaafden die zich willen laten behandelen korter geweest. Dan doe je tenminste iets nuttig.”

 

Caroline Deiteren
lid JONG-cd&v
studente eerste lic rechten

 

“De N-VA is klaar en duidelijk: wij willen druggebruik niet legaliseren.”

 

 

“Het drugsbeleid van de paars-groene regering vormt eigenlijk een typevoorbeeld van hoe het zeker niet moet. Al jaren rollen de verschillende partijen hierover al vechtend over straat. Uiteindelijk heeft de regering een besluit genomen, maar niemand weet nu eigenlijk nog wat mag en wat niet mag. Als je het aan een politicus van Agalev vraagt dan krijg je een heel ander antwoord dan wanneer je diezelfde vraag aan een minister van de VLD stelt. Zo weet niemand nog iets.

 

De N-VA is klaar en duidelijk: wij willen druggebruik niet legaliseren. Waarom? Omdat je anders elk middel verliest om op te treden tegen probleemgebruik, al was het maar om de betrokkene tegen zichzelf te beschermen. Wij vinden heus niet dat een jongere die betrapt wordt op een jointje de gevangenis in moet en wij vinden evenmin dat het gerecht en de politie zich moeten bezig houden met het opsporen van gebruikers van cannabis of andere softdrugs. Bovendien geef je als overheid, wanneer je druggebruik legaliseert, het signaal dat drugs mag en kan. Daarenboven is de huidige regeling toch wel wat hypocriet: je mag softdrugs gebruiken, maar je mag het niet kopen van een dealer.

 

Ja, het klopt dat er al twee drugs wettelijk en sociaal aanvaard zijn: alcohol en nicotine. Maar dat wil toch niet zeggen dat er nog maar eentje moet bij kunnen? Wij vinden dat de overheid meer inspanningen moet leveren om het gebruik van de reeds aanvaarde en gelegaliseerde drugs terug te dringen. Het medisch gebruik van bepaalde softdrugs moet men toelaten en ondersteunen. Wetenschappers krijgen zo de mogelijkheid om legaal klinische studies uit te voeren met softdrugs, zoals cannabis, in de strijd tegen bepaalde (chronische) ziekten.”

 

Geert Antonio
Ronduit N-VA!
arrondissement Antwerpen

 

“Vlaamse jeugd wordt het slachtoffer van de paars-groene ‘alles moet kunnen’-mentaliteit.”

 

 

“De nieuwe drugwet bepaalt dat de politie geen proces verbaal meer zal opmaken bij zogenaamd ‘niet-problematisch’ cannabisgebruik. Daarmee wordt het gedoogbeleid tegenover zogenaamde ‘softdrugs’ – tijdens de vorige legislatuur in het leven geroepen – in een wet gegoten. Hiermee wordt opnieuw een verkeerd signaal gegeven richting Vlaamse jeugd, alsof ‘alles moet kunnen’ en ook druggebruik ‘OK’ is. De nefaste resultaten van het gedoogbeleid zijn echter nu al te merken. In oktober publiceerde de EU een enquête waaruit bleek dat maar liefst 64,3% van de Belgische jeugd tussen 15 en 24 jaar in school of in de omgeving aan drugs kan geraken, een van de hoogste cijfers in Europa! Een recent onderzoek van de Universiteit Gent onder 16.560 Vlaamse jongeren wees uit dat 25% van de 15- en 16-jarigen al cannabis had gebruikt, in 1994 was dit slechts 11%!

 

Het Vlaams Blok heeft zich – als enige partij - steeds consequent verzet tegen een legalisatie of gedoogbeleid. De CD&V is hypocriet: nu de partij in de oppositie zit trekt zij van leer tegen de nieuwe wet, maar het was CD&V-minister Van Parys die in de vorige legislatuur de politie opdracht gaf softdruggebruik niet meer te verbaliseren. Het Vlaams Blok wil druggebruik – ook van cannabis – in de strafwet houden. Het aantal problematische gebruikers van cannabis – mensen die ervan afwillen, maar niet meer kunnen – neemt immers alsmaar toe. Het legaliseren van ‘softdrugs’ zal voor jongeren de ‘kick’ bovendien doen verschuiven naar ‘harddrugs’. Cannabis is ook zeer ongezond: langdurig gebruik vernietigt het afweersysteem, is zeer kankerverwekkend, leidt tot psychische stoornissen, enz. Wil het Vlaams Blok elke joint-roker dan in de cel? Uiteraard niet. Onze partij is wel voorstander van alternatieve straffen: zo zouden jonge gebruikers als het aan ons ligt verplicht een cursus moeten volgen over de gevaren van druggebruik.”

 

Wim Van Osselaer
Vlaams Blok-jongeren
arrondissement Antwerpen