editoriaal
01/11/2003
🖋: 

Al wie in de zomer stillag, heeft van oktober gebruik gemaakt om zich weer zoetjesaan op gang te trekken. Wat nieuwe cursussen – voor zover ze al beschikbaar waren – aangeschaft, een vers setje markeerstiften gekocht en hier en daar een lesje bijgewoond. Verder nog geproefd van wat bier op de vorige cantus en genoten van zorgeloos uitgaan tot halfzes. Maar wat is dat eerste semester toch kort en wat nestelen die examens zich ongegeneerd vroeg in het achterhoofd van de student. Van de meeste toch.

Voor studenten in het laatste jaar van hun universitaire opleiding primeert die examenstress al lang niet meer. Niet omdat ze het onderhand wel gewoon zijn geraakt, ook niet omdat die examens gevoelig in aantal slinken en een echt gezellige kerst voor het eerst in jaren weer tot de mogelijkheden behoort. Studenten in het laatste jaar van hun universitaire opleiding beginnen stilaan aan de tijd na juni beginnen denken. Aan het nieuwe hoofdstuk dat traditioneel volgt op de mooiste tijd uit hun leven. En dat zorgt voor nerveus geschuifel en slapeloze nachten telkens als dat onderwerp ter sprake komt. Een brief voor een jobdag bij een advocatenkantoor, een vriendin die naast de gewone lessen ook de lerarenopleiding volgt om ‘meer mogelijkheden op de arbeidsmarkt’ te hebben, grootmoeders die vragen ‘of je het nu stilaan al weet, want dat begint nu toch tijd te worden’. Je zou voor minder uitkijken naar een extra specialisatiejaar of een doctoraatsstudie.

 

Het cohort afstuderenden is op dit ogenblik opgedeeld in een groepje ambitieuze carrièreplanners wiens grootste zorg de naam van het bedrijf is waarin ze zullen terechtkomen, en een zootje ongeregeld – veruit de grootste groep – voor wie na die laatste warme zomer een gigantisch zwart gat gaapt. Ikzelf behoor ook tot die laatste groep, maar ik heb een doeltreffend wapen gevonden tegen die knagende onzekerheid. Elke keer zo’n gedachte door mijn hoofd spookt, beslis ik gauw dat ik de job ga doen die op dat moment als eerste bij me opkomt. Meteen gerustgesteld, weg vervelende gedachten. Opmerkingen dat een dergelijk kortetermijndenken geen oplossing is en dat ik toch maar eens echt werk moet maken van mijn toekomst, zijn dan ook niet aan mij besteed. Ik word toch advocaat, denk ik.



Robert Voorhamme Antwerps schepen voor onderwijs
01/11/2003

Op 15 oktober jongstleden trok de eerste studentparade door de Antwerpse binnenstad. Bij aankomst aan de Rijnkaai kregen de meelopers in deze stoet een pakje friet. Gratis. Wilde weldoener was de Stad Antwerpen die hiermee het project Antwerpen Studentenstad lanceerde. Dat Antwerpen een echte studentenstad is, lijkt ons evident. Waarom dan zo’n project? Wie beter dan Robert Voorhamme, Antwerps onderwijsschepen en lid van de Hoge Raad van de UA, kan ons op die vraag – en vele andere – een antwoord geven.

Wat houdt het concept ‘Antwerpen Studentenstad’ eigenlijk in?

Robert Voorhamme Het stadsbestuur is vertrokken van de vaststelling dat universitaire instellingen en hogescholen zich al geruime tijd in Antwerpen concentreren. Dat brengt met zich mee dat er ondertussen zo’n 25.000 studenten in Antwerpen studeren. En als de huidige verschuiving van studentenpopulaties zich voortzet, zal Antwerpen binnenkort nog veel meer studenten herbergen. De Stad deed tot voor kort niets met die rijkdom. In tegenstelling tot Leuven en Gent, waar de verhoudingen tot het totale bevolkingsaantal van de stad natuurlijk ook anders liggen, beschouwt men de studenten hier nog altijd als een vreemd lichaam in de stad. Dat is niet verstandig.

 

Antwerpen heeft heel wat troeven naar jonge mensen toe. Velen komen hiernaartoe voor cultuur, vrije tijd, shoppen, feesten. Er is in Vlaanderen geen enkele andere stad die zulke troeven in handen heeft. Waarom ze dan niet uitspelen op een manier waar iedereen baat bij heeft?

 

We moeten echter eerst nagaan hoe we kunnen inspelen op de behoeften van jonge mensen, zonder dat het een verhaal wordt van ‘we hebben hier een zak goudstukken gevonden en die gaan we nu eens kwistig rondstrooien’. Dat zal onder geen beding gebeuren. Wel kunnen we stappen zetten om de samenwerking met de studenten vlotter te laten verlopen en het beleid systematischer te laten inspelen op haar behoeften. Het is onze ambitie om Antwerpen studentvriendelijker te maken. Het aantrekken van jonge mensen is niet alleen belangrijk voor de sfeer in een stad, maar zorgt ook voor dynamiek. Zeker in een stad als Antwerpen, die op kop loopt wat betreft de vergrijzing, is zo’n dynamiek essentieel. Een deel van de mensen die in Antwerpen hebben gestudeerd, zal er misschien ook na zijn studies willen blijven wonen. Aan de andere kant is het aantrekkelijk maken van Antwerpen als studentenstad een goede zaak voor de betrokken hogescholen en universiteit. Zij krijgen meer recruteringsmogelijkheden. Zo kom je tot een win-win-situatie.

 

Zijn er al concrete plannen, of blijft het voorlopig bij gratis frieten tijdens de studentparade?

Voorhamme We moeten oppassen dat we geen ideeën gaan lanceren, waarvan later blijkt dat er niet veel mee te doen valt. Misschien onrechtstreeks, maar binnenkort wordt aan de Kammenstraat een nieuwe jeugdherberg ingericht. De oude bevindt zich te ver buiten het centrum van de stad en een echte stadsjeugdherberg kan Antwerpen als Hoger Onderwijsstad bij buitenlandse jongeren beter bekend maken. Ook met de Lijn zijn er onderhandelingen aan de gang over een betere dienstverlening naar studenten toe. Ieder uur een bus moet haalbaar zijn. Europese Studentenstad Binnenkort, als BaMa er helemaal is en de mobiliteit van de student een feit is geworden, zal er een grotere internationalisering plaatsvinden. Ook binnen het onderwijs. In die richting willen we graag verder denken. We zouden Antwerpen tijdens het academiejaar 2005-2006 daarom ook graag profileren als Europese Studentenstad. Maar ook hier wil ik geen lege doos verkopen. Er moet in de komende jaren nog veel opgebouwd worden, alvorens we in 2005- 2006 eventueel kunnen genieten van de resultaten van een goeie samenwerking tussen het openbaar bestuur en de studentenpopulatie en haar instellingen.

 

Hoe wil u die samenwerking stimuleren?

Voorhamme We hebben er reeds voor gezorgd dat er een tweemaandelijks overleg plaatsvindt met de studentenkoepels van universiteit en hogescholen. Zo ontstaat een vast orgaan dat alle wederzijdse bekkomernissen aan bod laat komen. We kunnen samen naar oplossingen voor de grotere en kleinere problemen van de studenten zoeken, en die ook opvolgen. Ik denk dat dat heel belangrijk is. Het is meer dan enkel een symbolische daad; het accent ligt echt op stelselmatige samenwerking. Ook op andere terreinen zijn al initiatieven genomen. Zo overleggen we bijvoorbeeld met de verhuizende instellingen uit de Associatie. We willen die verhuis mee sturen omdat het voor de stad van groot belang is te weten waar en hoe nieuwe inplantingen zullen plaatsvinden. Deze bepalen namelijk mee de ontwikkeling van bepaalde stadsdelen. Als de instellingen meer geconcentreerd zijn, brengt dat bijvoorbeeld heel wat mobiliteit op gang, heel wat spin-offactiviteiten.

 

Verder gaan we ook na hoe de student die het geluk heeft te wonen in deze stad – toch de stad in Vlaanderen waar het meest te doen valt – beter geïnformeerd kan worden over wat hier allemaal leeft. Studenten, die niet altijd goed bij kas zitten, zouden een tegemoetkoming moeten kunnen krijgen, waardoor ze ten volle van dat geluk kunnen genieten. De Stad wil een intermediaire rol spelen tussen de verschillende studentenorganisaties in de zoektocht naar een eenvormig systeem.

 

In welke mate worden ook de verschillende studentenclubs bij dat beleid betrokken, want zij zijn toch degenen die het studentenleven in grote mate vorm geven?

Voorhamme De toekomst is aan de Associatie. We mogen daarin niet achteroplopen. Bij elke organisatie moet dan ook vertrokken worden vanuit een goede vertegenwoordiging van alle studenten. Een structureel overleg is niet mogelijk met vijftig man, en kan enkel indien de gesprekspartners representatief genoeg zijn. Dat is vooral bij de hogescholen, waar de traditie van vertegenwoordiging toch nog anders is dan bij de universitaire instellingen, niet evident. Wanneer studenten au sérieux willen genomen worden door de overheid, vraagt dat een andere structurering van hun verenigingen dan wanneer men zich beperkt tot het organiseren van feesten en dergelijke. Representativiteit wordt dan essentieel.

 

Feestzalen

Toch blijft feesten een belangrijk onderdeel van het studentenleven. En het gebrek aan feestzalen een oud zeer. Moet dat probleem dan niet au sérieux genomen worden?

Voorhamme Natuurlijk. Heel concreet zijn we op zoek naar meer feestruimte die ook financieel beter toegankelijk is. De Stad is zelf aan het investeren in feestzalen. Die liggen wel niet vlakbij de campus, maar ik vind niet dat stadsmensen dezelfde eisen moeten stellen als mensen op het platteland. De stad heeft haar kenmerken en die brengen specifieke problemen inzake mobiliteit met zich mee. Bovendien is investeren in de binnenstad een dure grap. Om die redenen investeren we nu in een zaal aan de Diksmuidelaan (in Berchem, nvdr.) en in Hof ter Loo. Ook in Fort 8 in Hoboken willen we een feestruimte installeren.

 

Daarnaast proberen we ook afspraken te maken met anderen. Onder andere met vijf voor twaalf, een officieel erkend muziekcentrum. Als Stad hebben we alle financiële middelen geleverd om hun de kans te geven de oude magazijnen van Katoennatie om te vormen tot twee zalen voor optredens en concerten, een beetje in de stijl van de Ancienne Belgique. Als tegenprestatie vragen we ‘stadsdagen’: een aantal dagen per jaar waarop de ruimte als feestzaal aan een variabel tarief door de stad ter beschikking kan gesteld worden. Daar zouden eventueel ook studentenactiviteiten kunnen doorgaan. Als het aanbod van ruimten op die manier toeneemt, zal dat ook de prijs van de privé-zalen gaan beïnvloeden. Dit zou reeds in de loop van 2004 resultaten moeten opleveren.

 

Tenslotte zijn we ook bezig met een soort studentenpas en met een initiatief rond systematische info over wat er in de stad te doen valt.

 

Specialiseren

Bent u ook van plan Antwerpen als studentenstad te doen groeien door bijvoorbeeld het aantrekken van meer studierichtingen of academische activiteiten te stimuleren?

Voorhamme Het zou volkomen misplaatst zijn mezelf in te laten met de academische inhoud van universiteiten en hogescholen in mijn hoedanigheid van stadsbestuurder. Als parlementariër en lid van de Hoge Raad van de universiteit heb ik wel meegewerkt aan de éénmaking van de UA. Ik heb ook genegocieerd dat er voor de universiteit een aantal studierichtingen bijkomen. Op die manier heb ik dus bijgedragen tot de ontwikkeling van het academische orgaan in Antwerpen. Maar dat verandert niets aan mijn opvatting dat de tijd voorbij is dat men vanuit de politiek zaken door de strot van de instellingen duwt. Al wat gebeurt, moet van onderuit gedragen worden. Ik vind dat men in deze stad dringend beter moet gaan samenwerken wat betreft wetenschappelijk onderzoek. De dualisering van het onderwijs in Antwerpen moet worden tegengegaan. Daar moeten we binnen de Associatie aan werken. Een voorbeeld: de Stad is gestart met een project rond onderwijsvernieuwing. Daarvoor is samenwerking nodig tussen de lerarenopleiding aan de Antwerpse hogescholen – de grootste in Vlaanderen – en de nieuwe studierichting onderwijskunde aan de UA. Zo’n samenwerking moet de Associatie stimuleren, niet de politiek.

 

U hecht kennelijk veel belang aan de Associatie. Is Antwerpen als Associatie wel krachtig genoeg? De Lessius Hogeschool associeert met Leuven, Antwerpen beschikt niet over belangrijke troeven als opleidingen psychologie en burgerlijk ingenieur. Kan Antwerpen zich als studentenstad dan wel hard maken tegen de grote broers uit Leuven en Gent?

Voorhamme Dat denk ik wel. Je hebt natuurlijk twee grote universiteiten in dit land, maar Antwerpen komt daar net achter. Onderzoek heeft bovendien aangetoond dat de UA op een aantal studiedomeinentopprestaties levert. Daar moet verder aan gewerkt worden. Ik denk niet dat alle universiteiten in alles top moeten en kunnen zijn; er moeten strategische keuzes gemaakt worden. Zelfs door Gent en Leuven. Volgens mij is het een voordeel dat Antwerpen niet alle studierichtingen organiseert. Kijk naar Brussel, waar wel alles wordt aangeboden. Zoiets leidt tot versnippering van middelen en mensen, en op den duur dreig je in alles middelmatig te worden.

 

Je moet enerzijds rekening houden met de mogelijkheden op de markt van het hoger onderwijs, anderzijds ook met je eigen specifieke voordelen. Zo is Antwerpen het economisch zwaartepunt van Vlaanderen. Het zou gek zijn niet te willen ambiëren dat Antwerpen ook in de economische studierichtingen zou overheersen. Dat betekent dat de universiteit radicaal moet gaan voor kwaliteit, en dààrop haar beleid moet oriënteren. Ook in de grote hogescholen moet die kwaliteitskeuze gemaakt worden. Iedereen die met hoger onderwijs in Antwerpen te maken heeft, heeft er daarom alle belang bij dat zo snel mogelijk werk gemaakt wordt van de uitbouw van de associatiestructuur en de internationale profilering daarvan. In Antwerpen is men totnogtoe echter op gebrekkige wijze omgegaan met internationale connecties. Via het project ‘Antwerpen Studentenstad’ wil de Stad deze onontbeerlijke relaties mee opbouwen, zodat Antwerpen in de toekomst internationaal niet alleen als haven- en diamantstad, maar ook als (hoger) onderwijsstad bekend wordt.

 

In welke mate kan uw dubbelmandaat van Schepen van Onderwijs en lid van de Hoge Raad van de UA een rol spelen bij die grootse plannen?

Voorhamme Dat is zeker belangrijk. Het decumul-discours van de voorbije jaren heeft ervoor gezorgd dat een parlementair in totaal maar anderhalve keer zijn parlementaire wedde kan verdienen. Ik ben dus een goedkope schepen voor de Stad. Tegelijk kan ik echter mijn rol van voortrekker van het Hoger Onderwijs wel ten volle uitspelen binnen het college. Daarnaast kan ik ook in het parlement alle dossiers opvolgen. Ik denk dat ik op die manier het onderwijs in Antwerpen zeker een goede dienst kan bewijzen. Ik wil die rol dan ook graag blijven spelen.

 

Ziet u dan voor uzelf ook een rol weggelegd binnen de Associatie, nu die toch op zoek is naar een sterke voorzitter?

Voorhamme Ik denk dat het fout zou zijn daar een actief politicus te plaatsen. Politici zoals ik kunnen een belangrijke rol spelen, maar binnen onze eigen branche. Ook Luc van den Bossche (voorzitter van de Gentse Associatie, nvdr.) is geen politicus meer. Hij is voorzitter van die associatie geworden dankzij zijn diepgaand inzicht in de onderwijsmaterie. Het is noodzakelijk dat de voorzitter van de Associatie Antwerpen de Associatie en haar geledingen door en door kent, dat hij een geloofwaardigheid heeft die gedragen wordt door de basis, en dat hij tevens een goede communicatie met het politieke niveau kan onderhouden. Hij moet de belangen van het Antwerps onderwijs op alle niveaus kunnen behartigen. Maar het is niet aan de politiek zijn naam te noemen.

 

In welk licht plaatst u de nakende rectorverkiezingen dan?

Voorhamme Het zou flauw zijn te zeggen dat het van geen belang is wie de rector wordt van de UA. Dat is onzin. Als je goed wil kunnen samenwerken, is het van groot belang wie er de leiding heeft. Maar nogmaals, het is niet aan de politiek om een veto te stellen, of een naam naar voor te schuiven.

 

Studentenparticipatie

Vindt u dat studenten zich in die materie ook moeten kunnen uitspreken?

Voorhamme Dat moet zeker kunnen, als de interesse ervoor aanwezig is. Ik vind dat Antwerpen als jonge Associatie eens goed zou moeten nadenken over de manier waarop zij een volwaardige studentenparticipatie kan waarmaken. Het grote probleem bij zo’n participaties blijft dat studenten een ‘tijdelijk iets’ zijn. Op de hogescholen heb je veel driejarige opleidingen, en na de BaMahervormingen zullen ook meer studenten na drie jaar de universiteit verlaten als Bachelor. Dat is een groot praktisch probleem. Er moet echt naar oplossingen voor dit participatieprobleem gezocht worden. De student is de klant van de universiteit. Dat betekent niet dat de universiteiten en hogescholen op hun knieën moeten kruipen voor de student, maar hij moet wel als essentieel, volwaardig onderdeel beschouwd en behandeld worden.

 

In de dialoog met de Stad hebben we, zoals reeds gezegd, representatieve studentenvertegenwoordigers nodig. Die vertegenwoordigers kunnen hun mandaat echter ook uitspelen binnen de instellingen zelf. Ik denk dat dat vandaag onvoldoende is uitgebouwd. Het zou goed zijn dat de studenten op een actieve wijze kunnen participeren in het beleid van de instellingen, maar dan moeten ze er zelf toe georganiseerd zijn. Als hun positie niet ook niet van onderuit geschraagd wordt, door de studenten, is ze al te gemakkelijk doorprikbaar.

 

Tot slot nog een heel concrete vraag: hoe is de stad van plan de komende weken/ maanden op de studenten toe te treden?

Voorhamme Een volgende stap zal pas gezet worden na de eerste bijeenkomst met de studentenvertegenwoordigers die binnenkort plaatsvindt. Het zou niet serieus zijn daarvoor reeds bepaalde zaken als beslist naar voor te schuiven. Alles tegelijk zal niet lukken, er zullen zeker keuzes gemaakt moeten worden, maar initiatieven gaan er absoluut komen.



Onderwijs: voor verbetering vatbaar
01/11/2003
🖋: 

Dit academiejaar is onderwijsinnovatie een toverwoord geworden. Je kan geen folder van de UA openslaan of je ziet de nieuwigheden haast schreeuwerig op je afkomen. Wij gingen op zoek naar de bron van die vernieuwing, en vonden ze bij Ilse Verachtert en Gert Vanthournout, experts op vlak van onderwijs, en Filip Seuntjes, coördinator van Blackboard.

De universiteit blijkt op verschillende niveaus rond onderwijsinnovatie te werken. Zo is er het Onderwijsontwikkelingsplan waarin de visie op de innovatie voor de komende 5 jaar vastligt.

 

Ilse De Onderwijsraad stelt het studentgecentreerd en competentiegericht leren als streefdoel voor de onderwijsinnovatie. In het hedendaagse onderwijs willen we het leren van de student steeds centraal stellen. Het oude model is louter gestoeld op kennisoverdracht van docent naar student. Je kan de student daarbij vergelijken met een leeg vat dat door de docent wordt volgegoten met kennis. Een student moet de kans worden geboden zich vrij te ontwikkelen. Hij moet kritisch kunnen omgaan met informatie en deze ook kunnen presenteren. Hij moet leren rapporten te schrijven en in team te werken, of zelfs een open mondiale en milieubewuste houding aan te nemen.

 

Op visite

Het departement onderwijs staat onder andere in voor kwaliteitszorg. Iedere 8 jaar worden alle opleidingen geïnspecteerd door een visitatiecommissie van externe experts. Zij polsen zowel docenten, studenten als afgestudeerden. Vaak leidt een dergelijke controle tot vernieuwing of verbetering van het onderwijs.

 

Ilse Een visitatiecommissie is een systeem van externe kwaliteitszorg en werkt enkel adviserend. Toch kunnen ze veel invloed uitoefenen op de opleidingen. De visitatie voor de geneeskundige opleiding is me in dat opzicht het meest bijgebleven. De bevoegde commissie formuleerde een zeer kritisch rapport over alle opleidingen in Vlaanderen, wat er mee toe leidde, dat de richting aan de UA volledig werd vernieuwd. De medische opleiding start nu vanaf het eerste jaar en het onderwijs wordt georganiseerd in interdisciplinaire modules.

 

In de toekomst zou het adviserend karakter van de visitaties wel eens kunnen veranderen omdat ze de basis zullen vormen voor de accreditatie. Alle opleidingen zullen moeten beantwoorden aan bepaalde normen die de Vlaams-Nederlandse overheid vastlegt in een accreditatiekader. Als ze daaraan niet voldoen kunnen ze hun financiering kwijtspelen en zelfs opgedoekt worden.

 

De praktijk

Docenten zijn vooral bezig met nieuwe onderwijsvormen. Zij proberen het studentgecentreerd leren, al dan niet ondersteund, zo goed mogelijk te organiseren. Sommigen willen hun studenten nauwer bij hun hoorcollege betrekken, anderen proberen het met een leer- en toetsplatform. Het departement onderwijs functioneert in deze enkel als bron van informatie en expertise. Niemand wordt verplicht om nieuwe technieken toe te passen.

 

Gert We voorzien reeds een jaaropleiding voor beginnende docenten en een semesteropleiding voor assistenten. Minstens 5 maal per jaar worden er korte namiddagsessies ingelast. Ten slotte is er een studiedag voor het academisch personeel en een UA-dag over onderwijsinnovatie. Bij deze initiatieven vetrekken we steeds van het idee practise what you preach’. Op de sessies kunnen de docenten ideeën uitwisselen, met elkaar discussiëren en opdrachten oplossen.

 

Vaak volgen de docenten de projecten zelf op. Sommigen praten erover met hun studenten, anderen laten een vragenlijst invullen. Een enquête is niet verplicht, maar veel docenten die met onderwijs en onderwijsvernieuwing begaan zijn, vinden dat nuttig. Voor falende ideeën is er echter geen echt vangnet. Gert: Ons project verloopt stap voor stap, zodat nooit ‘alles’ in het honderd kan lopen. Af en toe komen de docenten nog voor onverwachte problemen te staan. Ik heb wel het gevoel dat ze zich daar keer op keer uit weten te redden.

 

Blackboard

De eerste grote vernieuwingsimpuls dit academiejaar is de invoering van Blackboard. Eigenlijk moet je spreken van DELTA, De Elektronische Leeromgeving Toepassen in Antwerpen. Het is meer dan zomaar een plannetje, het is een gigantisch project. De elektronische leeromgeving moet, los van zijn of haar financiële mogelijkheden, voor elke student toegankelijk zijn, zodat hij of zij het leerproces in eigen handen kan nemen. Bovendien garandeert het systeem de studenten een directe en gepersonaliseerde communicatie met academische en administratieve diensten.
Het feit dat Blackboard geen radicale breuk met het huidige onderwijs zal inluiden, is een belangrijk pluspunt. Dit systeem kan immers complementair, parallel of vervangend werken voor de contactmomenten. De docent bepaalt zelf hoe ver hij met Blackboard wil gaan in zijn onderwijsvernieuwing.

 

Filip Wij pleiten vooral voor een didactisch verantwoord gebruik met een duidelijke meerwaarde voor docent en student. Ik weet niet of een eventuele verplichting dit in de hand zal werken. De boodschap voor ons is goed te luisteren naar de behoeftes en vragen van gebruikers. Vervolgens is het onze taak daar zo snel en zo goed mogelijk op in te spelen. De rest volgt vanzelf.

 

De gebruikersstatistieken liegen er niet om: dagelijks zijn bijna 2000 studenten actief bezig met Blackboard, de afgelopen weken zelfs meer dan 3300. Enkele honderden cursussen zijn reeds voorhanden en dit aantal vermeerdert elke dag. Voor een massa docenten en studenten is DELTA op korte tijd dus tot een onmisbaar systeem uitgegroeid.

 

Deze maand wordt een nieuwe versie van Blackboard geïnstalleerd met een portaal-functie. Met deze functie kunnen werkgroepen gecreëerd worden. Commissies, onderzoeksgroepen, raden, maar ook organisaties en clubs kunnen zo op een eenvoudige en veilige wijze intern communiceren of documenten uitwisselen. Verder wordt er gedacht aan gepersonaliseerde koppelingen met collegeroosters, examenroosters en examenresultaten. Ook cursusoverschrijdende informatie voor studenten behoort tot de mogelijkheden. Het gebruik van Blackboard is zeer evenwichtig gespreid over de drie campussen en over alle faculteiten, én verspreid onder alle docenten. Ze dienen echter geen technologische drempel te overschrijden, gezien een opleiding slechts een halve dag duurt.

 

Filip Ik vermoed dat ervaren docenten snel inzien waar Blackboard effectief en efficiënt ingezet kan worden. Een grondige evaluatie moet echter meer inzicht bieden in kwantiteit en kwaliteit van het gebruik. Misschien zijn ze allemaal wel verlekkerd op de eerste DELTA-award die jaarlijks uitgereikt zal worden.
Zouden de beste ‘gebruikers’ ook in aanmerking komen?



01/11/2003
🖋: 
Auteur extern
Ronny Blust

Water is een van de belangrijkste grondstoffen op aarde en absoluut noodzakelijk voor elke vorm van biologisch leven. Planten en dieren bestaan voor ongeveer 80 tot 90% uit water waarvan dagelijks een deel moet worden aangevuld om verliezen te compenseren.

Levende wezens kunnen niet zonder water en dit moet dus in voldoende hoeveelheden voorradig en beschikbaar zijn. Hoewel de aarde over enorme waterreservoirs beschikt bestaat 97,5% van deze voorraden uit zoutwater en dus slechts een klein deel uit zoetwater. Daarbij moet opgemerkt worden dat ongeveer 2/3 van dit zoetwater opgesloten zit in pool-en bergijs. Planten en dieren die op het land leven, waaronder de mens, zijn volledig aangewezen op deze zoetwatervoorraden.
De meeste land- en zoetwaterorganismen zijn immers niet in staat om zeewater te gebruiken als waterbron, juist omdat het teveel zouten bevat. Daling van de zoetwatervoorraden door slecht beheer en gebruik of een vermindering van de kwaliteit door chemische en biologische vervuiling vormen een directe bedreiging voor tal van levensvormen, levensgemeenschappen en ecosystemen. In principe is de hoeveelheid water op aarde constant en zijn de zoetwatervoorraden grotendeels hernieuwbaar. Zoetwater komt in de atmosfeer door verdamping van oppervlaktewater en evapotranspiratie van de vegetaties. Het verspreidt zich over de aardbol door precipitatie en komt zo weer terecht in de oppervlaktewaters, bodem en vegetaties. Vanuit deze compartimenten komt het al dan niet rechtstreeks terug in de atmosfeer. Deze zogenaamde hydrologische cyclus is sterk afhankelijk van het evenwicht tussen aanvoer en afvoer.
Door verschillen in klimaat bestaan er grote verschillen in aanvoer en afvoer en dus ook grote verschillen in de verspreiding van de zoetwaterreservoirs over de aarde. Verstoring van de delicate evenwichten, bijvoorbeeld door relatief kleine veranderingen in temperatuur, kunnen belangrijke gevolgen hebben voor de hydrologische cyclus en daardoor de beschikbaarheid van zoetwater ernstig beïnvloeden.

 

Op dit ogenblik gebruikt de mens reeds ongeveer 8% van het jaarlijks hernieuwbare zoetwater, waardoor hij een grote impact heeft op de hydrologische cyclus. Globale effecten zoals veranderingen in klimaat, al dan niet het gevolg van menselijke activiteiten zoals het broeikaseffect, maar ook meer lokale ingrepen zoals irrigatiewerken, hebben een zeer belangrijke invloed op de hoeveelheid beschikbaar zoetwater. Daarbij gaat de mens bovendien onzorgvuldig om met de hem beschikbare waterbronnen. Zowel chemische als biologische vervuiling zorgen ervoor dat de kwaliteit van het water afneemt en niet meer geschikt is voor gebruik.

 

Vandaag komt ongeveer 2 miljoen ton door de mens geproduceerd afval per dag terecht in het oppervlaktewater. Het betreft hier een veelvoud van stoffen waarvan in vele gevallen de effecten op lange termijn niet of slecht gekend zijn. Een voorbeeld van zo’n gevolg is de verstoring van de geslachtsontwikkeling en voortplantingscyclus door blootstelling aan zogenaamde endocriene verstoorders. Dit is de verzamelnaam voor een diverse groep van chemicaliën die de hormonale regulatie verstoren en daardoor allerlei afwijkingen veroorzaken. Zo zijn er reeds heel wat gevallen bekend waarbij geslachtsveranderingen vastgesteld werden in populaties van vissen uit verontreinigde rivieren en estuaria. Deze stoffen hebben ook belangrijke effecten op de mens, zoals storingen in de foetale ontwikkeling, vermindering van de kwaliteit van de voortplantingscellen en immunologische effecten.

 

Het is duidelijk dat water een zeer kostbaar goed is en dat de wijze waarop wij met deze absoluut levensnoodzakelijke grondstof omgaan niet verantwoord is. Zowel de effecten van waterschaarste als vervuiling worden het eerste en het sterkst gevoeld in de ontwikkelingslanden. Vandaag wordt geschat dat ongeveer 50% van de bevolking in die landen het moet doen met verontreinigde waterbronnen. Hierin verandering brengen vereist een globaal initiatief, gebaseerd op de principes van duurzame ontwikkeling, gebruik en beheer.
Dergelijk initiatief heeft echter enkel kans op slagen wanneer dezelfde principes zowel op het globale, regionale als lokale niveau worden toegepast. De Verenigde Naties heeft 2003 uitgeroepen tot het Internationaal Jaar van het Zoetwater. Aanhoudende aandacht voor dit prangend probleem zal echter nodig zijn om de noodzakelijke gedragsveranderingen in de manier waarop de mens met water omgaat, te realiseren.

 

 

Ronny Blust, Hoogleraar,
Departement Biologie, UA

 

Sessie van de USOS-Tweesprakencyclus met Ronny Blust en Riccardo Petrella (UCL) op maandag 8 december, Stadscampus, 19h00, lokaal R.008.



Patagonië, Argentinië
01/11/2003
🖋: 
Auteur extern
Els Vermeulen

De zon schittert op het blauwe water, het zand danst in de wind. Een walvis verschijnt aan de oppervlakte en verdwijnt weer. Een prachtig zicht. We bevinden ons in Patagonië, misschien wel één van de meest betoverende plaatsen op aarde.

Lang droom ik van walvissen en dolfijnen, van hun schoonheid en magie. Van kinds af aan wist ik dat ik mijn leven met hen wilde delen. Ik ging dan ook Biologie in Antwerpen studeren. Voor mijn licenties ben ik in Brussel terechtgekomen. Daar heb ik de kans gekregen een thesis te maken op zuidkapers in Patagonië. Twee maanden verbleef ik bij deze dieren.

Nu een jaar later ben ik terug op Península Valdés, maar deze keer als pas afgestudeerde biologe. Het is een schiereiland gelegen aan de noordelijke grens van Patagonië en is ongeveer een 3000 km² groot. Het staat volledig onder de bescherming van UNESCO.

Valdés bestaat voornamelijk uit pampa, een semi-woestijn. Dit dorre gebied heeft een fauna om van weg te dromen.

 

Gull harassment

Península Valdés omringt twee grote baaien, Golfo Nuevo en Golfo San José. Elk jaar rond mei komen zuidkapers hier om te paren en te jongeren. Bijna de helft van de totale populatie passeert elk jaar door deze baaien. Dat maakt ongeveer 3600 individuen per jaar. Península Valdés is dus één van werelds beste plaatsen om walvissen te zien! De thesis die ik vorig jaar maakte bestaat uit twee delen: fotoidentificatie en ‘Gull harassment’. Dit laatste is de studie van hoe de lokaal groeiende meeuwen-populatie walvissen aanvalt. Zuidkapers hebben een uniek callositie patroon op hun hoofd dat gebruikt wordt voor de identificatie van individuele dieren. Foto-identificatie maakt het mogelijk om gedragingen en demografische parameters waaronder reproductie cyclus, migratie en interactie beter te begrijpen. Uiteindelijk is er een catalogus van elf walvissen samengesteld.

Het tweede deel van de studie werd ondernomen vanop de kliffen van Península. Met een telescoop werden observaties gemaakt van hoe meeuwen het vet van de walvissen pikken en in welke mate dit het gedrag van de zuidkapers verstoort.

De aanvalsfrequentie is gestegen de voorbije jaren, hoewel de meeuwenpopulatie kleiner is geworden. Dit kan verklaard worden door een stijging in voedselcompetitie tussen de meeuwen als gevolg van een beter management van de lokale afvalbergen. Gedragsobservaties suggereren echter een gedragsverandering van de walvissen. Ze blijven langer onder water dan vroeger werd geobserveerd. Door de aanvallen van de meeuwen spenderen moeder en kalf 19% van hun tijd aan hogere zwemsnelheden. Ook blijkt dat in 30% van de gevallen het zogen wordt verstoord.

Dit is een belangrijk probleem en interessant om verder te onderzoeken. Ik zal mij hier volgend jaar op focussen en proberen een doctoraat te starten op het zooggedrag van zuidkapers. Bovendien zullen we nagaan of het echt de aanvallen van meeuwen zijn die het zooggedrag van de dieren verstoren.

 

Meseta de Somuncura

We doen hier ook meer dan enkel aan onderzoek. Samen met enkele plaatselijke wetenschappers willen we een ‘brug’ bouwen tussen Argentinië en België voor uitwisseling van ideeën, studenten en wetenschappers. Ook materiaal en vooral sponsering is noodzakelijk.

In het binnenland van Chubut is er een immens groot plateau, zo’n 35.000km² groot. Het heeft lange tijd gediend als een refugium voor vele planten en dieren. De Meseta de Somuncura is ‘opgekocht’ door de provincie Chubut samen met United Nations. Het is het huis van puma’s, lynxen, paarden, papegaaien, endemische kikkers en tal van onbekende soorten. De Meseta is één van de weinige plaatsen in Zuid-Amerika die nog puur natuur is. We mogen dan ook fier zijn dat wij samen met de overheid van Chubut en Rio Negro en de lokale wetenschappers hier een reservaat van kunnen maken. Dit zowel op biologisch als op sociaal vlak. Het plateau wordt immers bewoond door Gaucho’s, de echte Argentijnse ‘boeren’, en is omringd door een aantal kleine authentieke dorpjes.

Het hele project zal jaren duren en zal zowel veel wetenschappelijke als politieke kennis vragen. Het is echter meer dan de moeite waard als het kan helpen in het behoud van deze pracht.



Verkiezingen studentenvertegenwoordigers
01/11/2003
🖋: 
Auteur extern
Kris Cox

Uittreksel uit het Statuut van de Student (goedgekeurd in de Raad van Bestuur van de Universiteit Antwerpen van 1/10/2003): Artikel 31: Wanneer vacatures ontstaan, organiseert de “Verenigde UAStudenten”, afgekort “VUAS” de verkiezingen onder de studenten.

Toen wij van VUAS, in de loop van voorbije zomer, aan onze taken begonnen, wisten we dat het niet makkelijk zou worden en dat er ontzettend veel tijd in zou kruipen. VUAS was immers iets totaal nieuw. Met zes personen instaan voor de vertegenwoordiging van tienduizend studenten, dat was en is onze niet te onderschatten taak. Het Statuut van de Student bestond, dus er werd ons een kader aangeboden waarbinnen we zouden opereren. Voor de rest moesten we zelf maar uitdokteren hoe en wat. En zo moet het ook. Een legitieme studentenvertegenwoordiging moet in een zo groot mogelijke onafhankelijkheid haar taken kunnen vervullen.

 

Evident

Dat nog niet alle studenten van ons bestaan afweten, beseffen we maar al te goed. We zijn immers nieuw, en het werk dat we verrichten is ook niet altijd meteen op de campus te bespeuren. We merken spijtig genoeg ook dat men binnen vele gedecentraliseerde besturen (departementen, faculteiten) ofwel niet afweet van ons bestaan, en bij uitbreiding van het Statuut van de Student, of  – en dat zou nog erger zijn – men er wel van afweet, maar gewoon verkiest ons én het Statuut te negeren. Dit bleek althans toen we één van de ons toegewezen taken trachtten uit te voeren.

 

Die taak houdt in dat VUAS de verkiezingen organiseert voor de studentenvertegenwoordigers in de academische organen. Concreet bestaat deze taak erin dat VUAS alle vacante mandaten voor studenten verzamelt voor faculteitsraden, onderwijscommissies, departementsraden, de onderwijsraad,…; deze mandaten bekendmaakt en kandidaatstellingen voor deze mandaten verzamelt om daarna de verkiezing te organiseren en de uitslag bekend te maken. En dit dus voor de gehele Universiteit Antwerpen op hetzelfde moment. Verre van evident, zo bleek.

 

Een échte erkenning beperkt zich niet tot een erkenning op papier.

 

Het verzamelen der vacante mandaten was immers in ware Kafka-stijl. Zo heeft elke faculteit, onderwijscommissie of elk departement een verschillend aantal studenten nodig. Een administratieve soep dus, die de verkiezingen er niet eenvoudiger en doorzichtiger op zou maken. Maar niet onoverkomelijk. Wanneer men dan echter bovendien, bij het verzamelen van die vacante mandaten regelmatig doodleuk te horen krijgt dat men zelf wel studenten zal aanduiden, of sterker nog, reeds heeft aangeduid, gaat het toch echt wel te ver. Niet alleen maakt dat VUAS het werk quasi onmogelijk, maar bovendien is dat flagrant in strijd met het Statuut van de Student, een bindend document.
Laten we hopen dat dit alles te wijten is aan het nieuw zijn van VUAS. Want als men, zoals artikel 13 van de opdrachtverklaring van de Universiteit Antwerpen stelt: “De Universiteit Antwerpen erkent de student als volwaardige partner (…)” zou men toch mogen beginnen met het erkennen van de legitieme vertegenwoordiging van alle studenten aan de universiteit. Een échte erkenning beperkt zich niet tot een erkenning op papier.

 

Deze tekst is enkele dagen voor de eigenlijke verkiezingen geschreven. Hopelijk zijn ze een succes geworden, met minstens één kandidaat per vacant mandaat én een massale opkomst aan het stembureau. In elk geval, bedankt aan alle besturen die ons bijgestaan hebben door hun vacante mandaten meteen ter beschikking te stellen. Zij hebben tenminste begrepen dat de éénmaking van de Universiteit Antwerpen niet enkel een naamsverandering inhoudt. En voor de anderen, volgende keer beter.

 

 

Namens het VUAS-presidium, Kris Cox
Secretaris VUAS 2003-2004



01/11/2003
🖋: 
Auteur extern
tov

Uit Schamper ‘het blad van papier’: De gewezen radio- en televisiepresentatrice Sophie Dewaele (filosofe van opleiding) liet de erudieten van de VRT achter zich. Genoeg gefilosofeerd aan de Reyerslaan! Onlangs werd zij aangesteld tot universitair woordvoerster van de RUG. Beste Schamperaars, gelieve ons op de hoogte te houden over verdere aanwinsten die het wetenschappelijk potentieel van Gent dienen op te krikken.

 

Veto liet deze maand de preses van de Vlaamse Technische Kring, Joris Vermeiren, aan het woord. Voorwaar een uitgelezen visitekaartje voor zijn zware ambt.

De man studeert ingenieurarchitectuur, maar houdt zich dag en nacht ledig met zijn club, heeft ongeveer evenveel pinten nodig om “canard” te worden dan zijn ontzaglijke presidium leden telt, en deelt de Leuvense collega’s mede dat zijn eindverhandeling er eind 2005 wel zal liggen. Preses zijn en studeren: ’t is inderdaad een kwestie van prioriteiten, Joris.



01/11/2003
🖋: 

Jan Fabre, Salvador Dali, Fred Bervoets, Pierre Alechinsky en Hugo Claus zijn de bekendere namen uit een talrijk peleton kunstenaars die de imeubelen van de UA en hun nabije regionen oreert. Niet altijd zo goed zichtbaar op de radar van de studenten bevinden zich de zilvermunten, niet allemaal even blinkend, die samen een overvolle schatkist uitmaken. Willekeurig op de 3 campussen liet het diafragma het netvlies van onze camera kennismaken met de lichtweerkaatsingen van enkele parels.

Daar komt het loze visertje al vissend in het riet ... met zijne lapzak, met zijn reeds genuttigde studentikoze knapzak... ‘Waterverkoper’ (maak dat mijn strijkstok wijs), Philip Aguirri y Otegui. Dit individu ziet het, zoals een student betaamt in een iets bredere context. “Laat de vraag- en aanbodcurven in lokaal C 301 hun bekrompen aardse, eng kapitalistische werk maar doen terwijl ik over de oneindige melkweg raas”. ‘Big Astro’, Paul van Hoeydonck

 

Een decompositie van een dichtbundel: opengeslagen boekbladen voorzien van tekening (Alechinsky) en tekst (Claus). Als reactie tegen de opeenstapeling van allerhande nijpende budgettekorten zou het afvloeien van dit spontane, kinderlijke, levensblije werk nogal wat avantgardistische putten kunnen vullen. ‘Zoek de zeven’ nullen die het prijskaartje van deze cobra cachet geven.

 

Frisbeezwangerschappen met een punthoofd. ‘Alleen in het geheugen neemt de werkelijkheid vorm aan’, Reinhoud d’Haese.

 

Jean student met de pet fluistert nu en dan al eens iets in het oor van een compagnon. Platte propaganda die het artistiek bewuste onderbewuste moet aanzetten tot zachter gekreun in de aula’s. zonder titel, Jean Bilquin.

 

Hangt men hier de vuile was van de pasgeboren Associatie buiten? Of verbleekt het niet- Nederlands gebrabbel van deze zuigeling zelfs bij dat van de gemiddelde Dash-promo? Zonder titel, onbekend.

 

Gesteld dat er morgen een beeldende kunst-storm zou waaien, wie zou er overmorgen merken dat X-aantal penseeltrekken en Y-ton gekneed brons verdwenen zijn? Wat doet die ‘alles in vraag stellende’ quatsch tegen alle mogelijke muren? Een sterk steek houdende filosofie serveert het antwoord op een schoteltje: “Een rijke historische fundus en de aanstekelijke creativiteit van hedendaagse kunstenaars vormen een ideale voedingsbodem voor gedreven wetenschappelijke arbeid.” ‘Kunst op de Campus’ wil op doortastende wijze de grenzen tussen creator en mecenas doen vervagen zodat de nadruk komt te liggen op het zich voortdurend in vraag stellen en een constante vernieuwing, de navelstreng tussen kunst en de universiteit.

 

Het versmelten van alle instanties van de drie in de Associatie deed ook de verschillende kunstorganen tot één verworden: de UA kunstcommissie. Deze post-prematuur is samengesteld uit vier leden van elk van de drie campussen en een studentenvertegenwoordiger, allen onder voorzitterschap van professor emeritus Emiel Vanlommel. De gepote politiek is erop gericht meer klantgericht te werken. Daar de student dus de koning is, is VUAS (Verenigde UA Studenten) gelast met de taak een studentenvertegenwoordiger voor te dragen. Deze vacature staat open voor alle Jan/nine Hoeden onder jullie. Uw motivatiebrief dient binnen te zijn voor 20 november. De eigenlijke verkiezingen voor de studentenraad vinden plaats op 5 december.

 

Our real illiteracy is our inability to create. De meesten onder ons zijn geen halfgoden nedergedaald om meesterwerken bij de vleet te bouwen, maar ongeletterd zijn we niet, toch? Wil je met je tag het kunstbeleid kleur geven, geen censuur die de arty in je tegen houdt.



Erasmus uit
01/11/2003
🖋: 
Auteur extern
Ruben Vanleene

I chose not to choose Spain, I chose something else. En zo ben ik voor een half jaar in Kopenhagen beland, de hoofdstad van Scandinavië zoals de Denen zeggen. Beter bekend is Kopenhagen als de stad van Hans Christian Andersen en het kleine zeemeerminnetje.

Zij verdween enkele weken terug echter eventjes uit het stadsbeeld na een tragisch voorval. Ze werd namelijk opgeblazen met dynamiet. Het was niet de eerste keer dat het arme meisje hardhandig werd aangepakt. Ze verloor al meermaals haar hoofd na uit de hand gelopen studentengrappen. Nu moest het kind een volledige chirurgische ingreep ondergaan. Niet dat ik medelijden had met alle Japanners die Kopenhagen speciaal bezoeken om een foto van dit beeldje te maken. Die namen toch lustig foto’s van het voetstuk of speelden zelf voor zeemeermin.

 

Gelukkig is in Kopenhagen nog wel meer te zien dan het voetstuk van een verdwenen zeemeermin. Naast de langste winkelstraat van heel Europa vind je in centrum Kopenhagen Tivoli, het oudste en tevens meest kitscherige pretpark van Europa. Als je de naam van dit pretpark omkeert, krijg je – inderdaad – I lov it. Spijtig genoeg is dit lichtelijk overdreven. Wat wel de moeite is: Nyhavn. Dit gezellige haventje is langs de zonnekant bezaaid met cafés en bistro’s, en wordt tijdens de zomermaanden de langste toog van Kopenhagen genoemd.

 

In de wijk Christianshavn, eveneens midden in het centrum, kun je even het Koninkrijk Denemarken verlaten en je toevlucht zoeken in de onafhankelijke staat Christiania. Deze vrijstaat werd in de jaren zeventig opgericht door een handvol hippies in een verlaten legerkazerne aan het water. Er wonen op dit moment ongeveer vijfhonderd mensen in Christiania, waaronder echte, overjaarse hippies, maar ook gezinnen met kinderen. Al deze mensen bepalen op grote volksraden hun eigen wetten.

 

Auto’s zijn bijvoorbeeld verboden, maar het gebruik van cannabis is toegelaten. Ondanks het toenemende politieke protest is Christiania uitgegroeid tot het boegbeeld van de alternatieve scene van Kopenhagen. Mensen komen erheen om de drukte van de stad even te ontlopen en een jointje te roken, of gewoon rustig een pint te drinken.

 

Maar wat voor pint: lauw, en zonder schuim. Carlsberg, probably the best beer in the world. Probably – ja, voor wie niet beter weet. Geef mij maar een frisse Belgische pint, met schuim. Skol!

 

 

Ruben Vanleene
Tweede jaar graad handelsingenieur



Erasmus in
01/11/2003
🖋: 
Auteur extern
Manolo Ferrero

Puede resultar paradójico, pero los españoles que en estos momentos residimos y estudiamos en Amberes, sufrimos el fenómeno Jet-lag. Y no me estoy refiriendo a los estudiantes procedentes de la comunidad canaria, sino a todos, peninsulares incluidos.

Cuando llamamos a casa decimos “todo va bien, mama” o “de puta madre, tío”, ignorando completamente que nuestro cuerpo y nuestra mente están siendo torturados por un desfase horario muy considerable. En Bélgica siempre es la misma hora que en España, con el respeto de los lectores canarios, pero se da el Jet-lag. Me explico.

En primer lugar, sufrimos un desfase horario severo en cuanto a los hábitos alimenticios. No existe una “hora de comer”, o bien almorzamos a las 12, o comemos a las tres, o según ellos, “cenamos” a las 6 de la tarde.

Y lo peor es cuando se combinan los horarios de comida belgas y españoles (yo he llegado a cenar tres veces en un día), o cuando simplemente “pasamos” de comer y dependemos de un Groot Kebab que nos tomamos antes de meternos en la cama para matar el gusanillo. No menos crítico es el problema de las horas de sueño, y el tema siestas. A los que creían que era imposible echarse la siesta varias veces en una sola tarde, he de decirles que están equivocados.

En Amberes se puede. Hay una amplia franja de tiempo por la tarde en la que el cielo está siempre gris, y no te apetece más que echarte un ratito. Luego te levantas, comes (o cenas, o almuerzas, o como lo quieras llamar) y te vuelves a dormir un poco. Es curioso, pero sucede, ya que es necesario para apoyar las pocas horas de sueño nocturno de las que disfrutamos en ocasiones.

 

Este desorden en las comidas y el descanso también afecta a la higiene personal, pero de una forma positiva. ¡Te lavas los dientes a unas horas rarísimas!, pero claro, con tanta lunch te los estás lavando continuamente.

Al levantarte de las siestas, lógicamente te los vuelves a lavar para que se te despegue la boca, y si te toca un día de estos en los que no comes, en casa te aburres y te dedicas a lavártelos todo el día.

Dentro de este desbarajuste, un colmo significativo del Jet-lag amberino: llega un momento en el que lo último que haces ANTES de comer, es cepillarte los dientes, para ensuciártelos a los pocos minutos. ¿Y tú, sufres el Jet-lag amberino?

 

 

Manolo Ferrero, m.m.v. Isabel Gomez Diez
Spanjaard op bezoek