Erasmus uit
01/02/2004
🖋: 
Auteur extern
Annelies Marichal

En visitant Nice, il faut faire comme les niçois: flaneren langs de Boulevard des Anglais; koffie drinken in de winterzon, die net genoeg warmte geeft om een kat te doen spinnen; op een bank zitten aan het Negresco, dat zonder zomers geklede toeristen pas echt klasse uitstraalt; of een dagje gaan skiën (de pistes zijn immers slechts op een uurtje rijden hiervandaan) … Ik had slechtere bestemmingen voor mijn Erasmus kunnen uitkiezen.

Nice is het goede gemiddelde tussen het veel te drukke en volgebouwde Monaco en het te mondaine Cannes. Eén van de aangenaamste steden in Frankrijk en één van de enige plaatsen aan de Côte d’Azur waar iedereen nog gewoon blijft: zowel de inwoners als de ruim 25.000 studenten voelen zich steeds een beetje toerist.

 

Hoewel ik zeer goede banden heb met verschillende Franse studenten, blijf je als Erasmusser een vreemde eend in de bijt. Ik vraag me af of dat in Antwerpen ook niet het geval is? Niet dat er geen verschillen zijn. Wel integendeel. In de Koekestad zijn er studentenclubs die de massa naar TD’s en galabals lokken en zijn de cafés tot vroeg in de morgen open. Hier is alles om twee uur dicht gaat en er gewoon geen studentenclubs zijn. In Antwerpen zijn er frietkoten en op elke straathoek een pitabar, maar waar vind je daar de eetstalletjes die oesters op straat verkopen, waar kan je koeienstaart en koeienmaag als streekgerecht eten, en waar zijn de restaurants die élke dag eivol zitten, maar waar ze je weken later nog bij naam kennen?

 

Wat vooral charmeert aan het winterse Nice is dat je nergens het gevoel hebt in een grootstad (350.000 inwoners) op meer dan 1000 km van je thuis rond te lopen, maar eerder in dat gezellige provinciestadje waar je altijd gewoond hebt.

 

Ik zal het hier dus missen wanneer ik binnenkort samen met de zwaluwen Nice verlaat, maar zal ook, net als die vogeltjes, het gevoel hebben dat ik eindelijk terug thuis kom.

 

 

Annelies Marichal,
studente Rechten op Erasmus in Nice



Erasmus in
01/02/2004
🖋: 
Auteur extern
Patrick Brauweiler

Warum Antwerpen? Die sprechen da Französisch, oder?! Liegt das in den Niederlanden? Na ja, viel Spaß dann in Amsterdam ... oder wie hieß das noch mal ... ach ja, Antwerpen.

Das sind einige der Reaktionen, die ich bekam, als ich meinen Freunden erzählte, dass ich für ein Semester mit Erasmus nach Antwerpen gehen würde. Das beweist also, dass wir Deutschen im Allgemeinen nicht so rasend viel über unser Nachbarland wissen. Viele meiner Freunde denken, dass es hier nur Pommes und Waffeln zum Essen gibt und tausend Sorten Bier (darunter so unvorstellbare Dinge wie Kirschbier). Belgier sind Bauern, pädophil (Dutroux scheint laut einiger meiner Mitmenschen der einzige belgische Nachname zu sein, den sie kennen) und sprechen meistens Französisch, einige allerdings Niederländisch und damit dann ja auch Deutsch, da Niederländisch ein deutscher Dialekt ist. Gent, Brügge und Antwerpen haben viele Deutsche zwar schon einmal gehört, könnten sie aber schwerlich Belgien zuordnen, geschweige denn auf einer Landkarte einzeichnen.

 

Soweit die Stereotypen, die ich so kennne und die wohl nur teilweise zutreffen. Klar gibt es hier Bier und Pommes, allerdings sprechen nicht alle Französisch, sondern die wunderbare Kultursprache Niederländisch. Die Flamen könnten mal ein wenig stolzer darauf sein und akzeptieren, dass es durchaus Deutsche gibt, die diese Sprache lernen, lieben und wertschätzen (ich zum Beispiel). Einen Dutroux hab ich auch noch nicht kennengelernt und ich muss sagen, dass die Kinder hier einen ziemlich zufriedenen Eindruck machen. Die flämischen Städte sind tolle Kulturstädte. Schöner als Köln und Berlin sind sie mit ihren mittelalterlichen Zentren allemal, ein paar mehr Grünflächen vermisse ich hier allerdings. Hier ist alles halt ein bisschen kleiner, flacher, dreckiger und familiärer. Genau das ist es, was Flandern so nett macht.

 

Lasst euch sagen, ich mag Flandern, Antwerpen, Niederländisch und flämische Kultur. Ich bin hierhin gekommen um Neues darüber zu lernen und um einige der Missverständnisse aus dem Weg zu räumen, sowohl bei mir, als auch bei anderen. Das alles damit Nachbarn endlich Nachbarn werden, trotz der vielleicht schwierigen Vergangenheit und zahllosen Vorurteilen aus Unwissenheit. Darum Antwerpen!

 

 

Patrick Brauweiler,
Erasmusstudent aus Deutschland



01/02/2004

Door zich na haar studies Internationale Politiek (Antwerpen, Leuven), met een thesis over het Italiaanse politieke landschap in de jaren ’70, om te scholen tot een specialiste in het Belgisch sociaal beleid, werd Bea Cantillon het levende bewijs dat levenslang leren een must is voor wie wat wil bereiken. Ze is voorzitter van het Centrum voor Sociaal Beleid (CSB) van de UA, en als professor verbonden aan de faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen. Haar senaatszetel voor CD&V gaf ze op omdat academisch en politiek werk op hoog niveau onverenigbaar bleken. Een gesprek over uw en onze toekomst.

De Belgische bevolking wordt steeds ouder, er komen steeds meer gepensioneerden bij. Zal deze situatie op termijn nog betaalbaar blijven?

Bea Cantillon De vraag stellen in termen van betaalbaarheid is verkeerd. De kwestie is vooral: hoe gaan we de kosten dekken? De ouderen zullen er zijn, ze zullen een inkomen nodig hebben omdat we dat ethisch en moreel verantwoord vinden, maar ook omdat de consumptie door deze bevolkingsgroep economisch noodzakelijk is. Bovendien zullen ze verzorging behoeven, en deze kosten zullen zich onontkoombaar stellen. De vraag is wie de kost zal dragen. Of er in de toekomst nog een voldoende groot draagvlak zal zijn voor de financiering van de sociale zekerheid, is koffiedik kijken. Het hangt immers af van de economische groei. Als deze, zoals in de voorbij 30 jaar, rond de 2.5% blijft, zijn er geen grote problemen te verwachten, op voorwaarde dat we de groep van actieven – met inbegrip van de 50-plussers – beter gebruiken.

 

Binnen een vijftal jaar zullen er meer volwassenen niet werken dan wel. De groep die de steeds toenemende kosten moet dragen wordt zo steeds kleiner. Kan dit door structurele ingrepen opgelost worden?

Cantillon Het probleem waar u naar verwijst, is dat van de ‘Belgische ziekte’, namelijk dat vele actieven niet aan het werk zijn. Momenteel ontvangen ongeveer een miljoen mensen een of andere vorm van werkloosheidsuitkering. Dat zijn mensen die we op termijn aan het werk moeten krijgen. Zo zouden de kosten van de vergrijzing immers veel breder gespreid kunnen worden, wat al een belangrijk deel van de oplossing is.

 

Uitgeblust

Pleit u dan voor een versterkte controle op uitkeringstrekkers?

Cantillon Het aanpakken van het sociaal profitariaat is maar een klein deel van de oplossing. Het grote probleem zijn de vijftigplussers, waarvan momenteel de meerderheid niet meer werkt. Overal in de Europese Unie stoppen mensen steeds vroeger met werken, en het is erg moeilijk om deze groep aan het werk te houden of terug aan het werk te krijgen, omdat de redenen waarom ze verdwijnen uit de arbeidsmarkt erg fundamenteel zijn. Zo is de arbeidsmarkt, en misschien wel de hele samenleving, erg onvriendelijk t.a.v. ouderen. Bedrijven doen weinig inspanningen om ouderen nuttig in te zetten.

 

Spelen er ook andere factoren mee?

Cantillon De huidige arbeidsomstandigheden zijn dermate belastend – niet alleen fysiek maar ook en vooral mentaal – dat vele werknemers voor het bereiken van de pensioenleeftijd uitgeblust zijn. Denken we maar aan een leerkracht die gedurende 30 jaar voor de klas heeft gestaan, zelf kinderen heeft grootgebracht en lessen moet geven. Het is onvermijdelijk dat zo’n leerkracht op een bepaald moment moe wordt en uitgeblust raakt. Deels door voortdurende veranderingen in leerprogramma’s, deels door de monotoniteit. De uitdaging is om de intrinsieke kwaliteiten van een werknemer meer tot hun recht te laten komen. Dat kan door een flexibelere indeling van de loopbaan, waarbij de werknemer op bepaalde momenten een nieuwe wending kan geven aan zijn carrière.

 

Uit een studie van uw CSB bleek dat 40% van de uitkeringstrekkers in België vrouwen met een werkende partner zijn.

Cantillon Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen actieven en niet-actieven, m.a.w. tussen degenen die wel en niet actief zijn op de arbeidsmarkt. Beschouwen we binnen de groep van niet-actieven de minvijftigers, dan kan je drie categorieën onderscheiden: werklozen, zieken en thuiswerkende vrouwen. Binnen de categorie van werklozen zijn de meerderheid inderdaad laaggeschoolde vrouwen met kinderen en een werkende man. Maar als je opnieuw naar het grote plaatje kijkt, en ook de groep niet-actieve vijftigplussers opneemt, stel je vast dat deze vrouwen slechts een klein deel van alle uitkeringsgerechtigden vormen. Het overgrote deel bestaat uit vijftigplussers en laaggeschoolde minvijftigers.

 

Wat met de groeiende groep hogeropgeleide jongeren die geen baan vinden?

Cantillon Dat is een tijdelijk en conjunctureel verschijnsel, dat op termijn vanzelf weer verdwijnt. De echte, structurele probleemgroepen zijn de laaggeschoolden en de vijftigplussers. Laaggeschoolden zijn momenteel overbodig voor de markt, bedrijven vragen hen niet. Investeringen in onderwijs en bijscholing zijn dus een absolute noodzaak. Werkloosheid en brugpensioenen zijn een luxe die we ons in de toekomst niet meer zullen kunnen veroorloven.

 

De realiteit is echter dat hoe langer hoe meer brugpensioenen worden toegestaan. Maakt de overheid hier een verkeerde keuze?

Cantillon Op korte termijn heeft de overheid geen andere -– sociaal verantwoorde – alternatieven. Het gevaar bestaat echter dat men het brugpensioen gebruikt als een gemakkelijke ‘passe partout’-oplossing. Het is goed dat de mogelijkheid van brugpensionering bestaat, maar slechts in uitzonderlijke omstandigheden en gekoppeld aan een aantal voorwaarden, bijvoorbeeld m.b.t. arbeidsgeschiktheid. Het probleem van de niet-actieve vijftigplussers vraagt echter een meer fundamentele oplossing. Wellicht is ook de evolutie van de loonlasten in functie van de loopbaan en de leeftijd aan herziening toe. Oudere werknemers worden momenteel immers uit de markt geprijsd.

 

Is het aanbod op de arbeidsmarkt wel voldoende groot om al die mensen aan het werk te houden?

Cantillon Zeker op termijn, want de groep actieven zal kleiner worden. Niet toevallig vragen ondernemingen al jarenlang om een gecontroleerde migratie van werknemers naar België. Dit is – voor hen althans – een veel goedkopere oplossing dan zich aan te passen aan oudere werknemers. Ten gronde stelt zich dus een ethische kwestie: kiezen we voor immigratie, de goedkoopste oplossing voor ondernemingen, of investeren we in de ervaring en wijsheid van oudere mensen die vandaag aan de kant geschoven worden.

 

Moeten we niet vrezen dat bedrijven zich meer en meer zullen verplaatsen naar lageloonlanden, met alle gevolgen voor de werkgelegenheid bij ons?

Cantillon Voor een deel is dat inderdaad een onvermijdelijke beweging, die we niet kunnen tegenhouden. Bovendien schuilt er ook een positieve dynamiek in, die ontwikkelingslanden de mogelijkheid geeft om de westerse wereld bij te benen, en die vanuit ethisch perspectief zeker niet afgeremd mag worden. Tegelijkertijd zijn er echter delokalisaties om onze goede sociale arbeidsvoorwaarden te ontlopen. Het wordt dan ook stilaan tijd dat we internationale afspraken maken over sociale arbeidsomstandigheden. Europa heeft daarin zeker een voortrekkersrol te spelen. Denken we maar aan het verbod op kinderarbeid, de eerste belangrijke sociale wetgeving bij ons, dat nu ook internationaal op de agenda staat.

 

Rastakapsel

Wat vindt u van het voorstel van minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael om het dragen van religieuze tekens op school te verbieden?

Cantillon Dit kan voor mij absoluut niet. Scholen moeten weliswaar de mogelijkheid behouden om zelf regels te maken m.b.t. de kledij van de studenten – afhankelijk van de situatie waarin de school zich bevindt – maar als samenleving mogen we dergelijke regels nooit ofte nimmer opleggen. Zo raak je immers aan de identiteit van mensen. Ook jongeren die met een rastakapsel of piercings allerhande rondlopen, willen zo uiting geven aan hun identiteit, aan het behoren tot een bepaalde groep. Waarom worden zij niet geviseerd door minister Dewael? De discussie is bovendien erg verontrustend omdat ze leidt tot een verscherping van de maatschappelijke verhoudingen tussen de islam en anderen.

 

Wat met het argument dat moslimvrouwen in de eerste plaats gediscrimineerd worden door mannelijke moslims, die hen dwingen de hooddoek te dragen?

Cantillon Dat moslimmeisjes door mannelijke moslims gedwongen zouden worden de hoofddoek te dragen, is een argument dat wellicht niet veralgemeend mag worden. De meeste studenten die bij mij in de eerste kandidatuur met een hoofddoek naar de les komen, doen dat niet omdat hun vader of broer hen daartoe verplicht, maar omdat het deel uitmaakt van hun identiteit en hun geloofspraktijk, en – niet onbelangrijk – omdat ze het gewoon mooi vinden. Sta mij toe hier een voorspelling te doen: de modetrend van volgend jaar wordt de hoofddoek. We mogen ook niet vergeten dat een verbod vaak het tegenovergestelde effect heeft. Moest ik vandaag een moslimmeisje zijn, ik zou uit protest een hoofddoek dragen. Als je culturele of sociale identiteiten wegmaait uit de samenleving, blijft alleen nog de markt over, en die differentieert nog veel sterker. Maar daar heeft men kennelijk minder moeite mee.

 

Bologna

In het kader van het Bologna-akkoord gaan er stemmen op om op termijn alle academische opleidingen te spreiden over vijf jaar, met de nadruk op verdere academische vorming. Vindt u dat een goed idee?

Cantillon Wat me opvalt, is dat de sociale dimensie van het debat uit het oog verloren wordt. Vijf jaar studeren i.p.v. vier is immers duurder voor de gemeenschap en duurder voor de studenten. Als samenleving moeten we een afweging maken tussen de sociale aspecten van het studeren enerzijds en de kwaliteit van de opleiding anderzijds, en tegelijk rekening houden met wat de rest van Europa doet.

 

Voor bepaalde studierichtingen, voornamelijk bij de positieve wetenschappen, lijkt een spreiding bijna onvermijdelijk?

Cantillon Je kan de beslissing best voor iedere studierichting apart maken, en dan sluit ik niet uit dat sommige richtingen beter af zijn met een studieduur van vijf jaar. Indien bovendien de andere Europese landen besluiten tot een algemene studieduurverlenging, ziet het ernaar uit dat Vlaanderen niet anders kan dan volgen. Tenzij we natuurlijk objectief kunnen aantonen dat ons onderwijssysteem veel productiever is, hetgeen erg moeilijk zal zijn.

 

Is het niet beter om het studeren te spreiden over de hele loopbaan i.p.v. over vier of vijf jaar?

Cantillon Een belangrijk punt in deze discussie is inderdaad het levenslang leren. We moeten af van het beeld dat je de eerste vijfentwintig jaren van je leven naar school gaat, vervolgens vijfendertig jaar werkt, en dan nog dertig jaar over hebt om te rusten. Het einddiploma op zich is een achterhaald idee. In een snel evoluerende samenleving moet je gedurende je hele loopbaan bijleren. Zowel op het werk, als af en toe ook op de schoolbanken. Momenteel heb je daar aan de universiteit twee mogelijkheden toe: in postacademische vorming of als werkstudent. Jammer genoeg worden de opleidingen voor werkstudenten erg stiefmoederlijk behandeld. Zo hangen ze volledig af van professoren die ’s avonds vrijwillig lesgeven en daar niet extra voor verloond worden. Toch is het een erg waardevol systeem, omdat de mensen die er les volgen erg leergierig zijn en de leerstof bovendien kunnen kaderen in hun eigen ervaringen. Vaak hebben ze ook een interessante persoonlijke inbreng in de lessen, wat van de dagstudenten veel minder gezegd kan worden.

 

Moet Antwerpen een voortrekkersrol spelen bij de uitbouw van werkstudentenprogramma’s?

Cantillon Absoluut, onder meer door deze programma’s uit te breiden naar alle faculteiten, en door rekening te houden met de programma’s bij de vormgeving van studiecurricula. Wat het voltijds dagondewijs betreft, vind ik dat we meer moeten evolueren naar open curricula, waarbij niet zozeer de kennisoverdracht centraal staat, maar wel het zelfstandig redeneren binnnen een bepaalde systematiek. We moeten de studenten de tools in handen geven om zelf wetenschappelijke kennis te verzamelen, en niet en masse informatie overdragen die in boeken of op internet zo voorhanden is. Het is wel belangrijk dat de studenten anderzijds leren om één specifiek domein door en door beheersen. Bovendien moet een Erasmus-deelname zoveel mogelijk op het programma komen. Het is een unieke kans die de studenten veel meer bijbrengt dan wat ze hier op een semester kunnen leren.

 

Hoe zou u het sociaal beleid van vier jaar paars-groen en één jaar paars evalueren?

Cantillon Een belangrijke beslissing was ongetwijfeld de invoering van de maximumfactuur in de gezondheidszorg, net als de wet op de aanvullende pensioenen. Wat het Zilverfonds betreft, dat is een methode om versneld aan schuldafbouw te doen, die men wat mooier verpakt heeft om ze te verkopen als een spaarpot waaruit pensioenen betaald zullen worden. Maar structureel gezien is het Zilverfonds zeker een belangrijke maatregel. De grote gemiste kans van paars-groen, is dat men in de eerste twee jaren van de legislatuur de winsten van de goede conjunctuur heeft opgestreken zonder aan de toekomst te denken, met als gevolg dat men vandaag de begroting nauwelijks rond krijgt en de sociale zekerheid met een groot tekort kampt. De belastingverlagingen waren zonder twijfel te drastisch.



cultuurstrookje
01/02/2004
🖋: 
Auteur extern
wdr

In Antwerpen, tussen Singel, spoorweg en Plantin en Moretuslei ligt het paradijs. Als u het niet weet liggen komt u er niet, maar dat is altijd het geval met bijzondere dingen. Zurenborg verrees uit het moeras op het einde van de 19de eeuw en was van in het begin een katholieke vesting. Er ontstond een prestigeslag met die andere jonge wijk: het Zuid, een socialistisch bastion. De Zuiderlingen bouwden het Museum van Schone Kunsten, de Zurenborgers riposteerden met de Sint-Norbertuskerk op de Dageraardplaats en met heel veel Art Nouveau. Net als het Zuid kende de wijk een grote revival in de jaren ‘70 en ’80. Het betere slag mensen marcheerde de wijk binnen en trok een spoor van restauratie achter zich. Vandaag is Zurenborg een succesverhaal, op de Dageraadplaats heerst Musti de pleinwachter, in de Wattman kunt u minuscule biologische koffiekoeken inslaan en cultuurhistorische besprekingen voert u best in café ZeeZicht. U vraagt zich af waar de naam van de wijk vandaan komt? Die slaat op de bodemgesteldheid.

 

 

Zurenborg, zolang niet gebombardeerd te bezichtigen op alle uren.



cultuurstrookje
01/02/2004
🖋: 
Auteur extern
tov

Over klauwende leeuwen gesproken: voor onze lezers heeft het leven van de Antwerpse dichter Paul van Ostaijen (1896-1928) uiteraard geen geheimen meer (zie dwars 13). Wie zich echter verder wil informeren over de invloed dat het werk van deze activistische jonge leeuw op de Vlaamse poëzie uitoefende, leest er best eventjes het boek Van Ostaijen tot heden op na. Dit ‘toevallig’ 1302 bladzijden dikke werk van UA-professor Geert Buelens verscheen reeds in oktober 2001. Eind vorig jaar sleepte deze laatste De driejaarlijkse Vlaamse Cultuurprijs voor het Essay (de vroegere Staatsprijs) in de wacht met dit meesterlijke literair-historische naslagwerk. Dit zeer gedetailleerde relaas leert ons meer over hoe Van Ostaijen zijn tijdgenoten maar ook latere literaire reuzen zoals Boon en Claus wist te inspireren. Dit alles plaatst prof. Buelens in een ruimer historisch-maatschappelijk kader, zodat het voor iedereen een aanrader wordt. Zelfs voor geneeskundigen is dit werk leesbaar: wist u dat Guido Gezelle’s hersenen 1674 gr wogen? Lang leve het positivisme! Ook in de literatuurwetenschap.

 

 

Geert Buelens, Van Ostaijen tot heden: Zijn invloed op de Vlaamse poëzie. Vantilt/ Koninklijke Academie voor Nederlandse Taalen Letterkunde: Nijmegen/Gent, 2001.



cultuurstrookje
01/02/2004
🖋: 
Auteur extern
af

Zij: halflang rood haar dat met een speldje opzij gestoken is, jong, aantrekkelijk, vormt samen met een blond en een zwartharig wezen een zangtrio dat aanbeden wordt door massa’s kinderen en hun vaders. Hij: kort zwart haar, niet zo aantrekkelijk, ook niet meer zó jong, vader van een zoontje en een dochterje, eigenaar van een pretpark, televisie-papa van een pratende hond. Samen: Gert Verhulst en Karen Damen (K3). Beiden keken ze, samen met zijn kinderen, de eerste dag van de kortste maand van het jaar vanop de twaalfde rij naar de musical The Sound of Music. Ze waren onopvallend gekleed en namen maar net voor aanvang van de hun plaats tussen de massa toeschouwers in. Toch waren er – ondanks de hiervoor vernoemde ‘ik-ben-een-doorsneemens-dus-je-moet-me-niet-aanstaren’-technieken en de vele do-re-mi’s en edelweissen – nog nooit zoveel mensen in de Stadsschouwburg die gemiddeld 37 euro (exclusief 3,5 euro registratiekosten) betaalden om meer naar rij 12 te kijken dan naar het podium ... De kans is dus groot dat BV’s in de zaal niet tot die dingen behoren waar Liesl, Friedrich, Brigitta, Kurt, Louisa, Marta, Gretl, Betsy (zonder haar varken deze keer) en Dokter Jan zo van houden.

 

 

The Sound of Music: tot 22 februari in de Stadsschouwburg te Antwerpen.



cultuurstrookje
01/02/2004
🖋: 
Auteur extern
mh

Zondagavond, kwart over acht. Vijf weken lang trakteert Bart Peeters op lekkere hapjes. Vlaanderen zit aan de beeldbuis gekluisterd. Hersendood, en gelukkig maar. Want het hele gebeuren druipt van het plagiaat, het bedrog, de imitatie. Niets is authentiek, zelfs niet de kin van Gary Hagger. Het decor is afgekeken van de glamoureuze catwalks in Hollywood en Milaan, de kandidaten stuk voor stuk kopies van hun respectievelijke idolen, het vaak ontroerende medelijden van Bart Peeters is geveinsd, en zelfs jurylid Serge Simonart is gedraaid en gekeerd een imitatie van collega Marcel Vanthilt, die met zijn schaamteloze grote mond zijn reputatie probeert hoog te houden.
Niets is geschikter om eens lekker bij weg te zakken in de sofa dan het zien van zoveel herkenbaars. En dat zal televisiekijkend Europa dan ook doen van 12 tot 15 mei. Dat de besten mogen winnen in Istanbul, als ze maar niet te vernieuwend zijn.



op het einde is het woord
01/02/2004
🖋: 
Auteur

De koekestad wordt Wereldboekenstad. Wel wel, maak dat mee. In tegenstelling tot de voltooiing van de werken aan den Boulevard en de Val der Yzeren Noodbrug zullen we het waarschijnlijk – in Antwerpen weet je echter nooit – nog effectief mogen beleven ook. Gaat onze Scheldestad dan toch nog eens iets betekenen? Zal dit project ons meer opleveren dan een gebetonneerde ‘Groen’plaats en een verzameling steenkoppige bobkes ofte struikelblokskes? Meer dan een muffe titel, die hooguit nog meer Hollanders en wat gespuis van over ’t water aanzuigt? Sta mij toe dat ik een beetje skeptisch ben. Een wijs man leert uit het verleden. In Antwerpen niet. Hier lopen alle goede projecten verloren in de visieloze hersenpannen van onze burgervaders: Le Corbusier tekende Linkeroever uit, maar zijn plannen werden troosteloos uitgegomd. Het pre-metronet was zelfs zo goed als uitgegraven voor het werd ondergraven of, in de praktijk, dichtgesmeten. Nee, in Antwerpen leert men niet uit zijn fouten. Op het einde van de rit is er altijd weer geld tekort. De Sinjoor betaalt zich dan wel blauw – afgaande op het VLD-beleid van zogenaamde belastingsverlagingen kan de keuze van de kleur in deze zegswijze geen toeval zijn – aan gemeentebelastingen, maar zijn stad blijft een boerengat. Beste Patrick, probeer met al dat geld al eens eerst één project te verwezenlijken, alvorens u in de Laatste Show of de Frut van de toren komt blazen. Ik weet het, we hebben de hoogste en schoonste van ’t land (en een beetje chauvinisme is zonder meer op zijn plaats) maar 150 projecten zijn en blijven er voor Antwerpen minstens 149 te veel. Neem nu Antwerpen Wereldboekenstad. In godsnaam. Dat heeft niets meer met trots en uitstraling te maken, enkel met gebakken lucht en tragikomedie. Welke stad zonder boeken wordt nu Wereldboekenstad? Antwerpen heeft niet eens een serieuze bibliotheek. Vind maar eens een boek in de Openbare Stadsbibliotheek. Boeken moeten aangekocht worden, geen nieuwe bibliotheek gebouwd in een buurt waar 90% van de inwoners geen woord Nederlands verstaat, laat staan leest. Boekhandels? Die zijn in Antwerpen op één hand te tellen. Eén hand. En die zou ik dan ook nog liefst in ’t Scheld werpen. Een boekenwurm moet kunnen verdwalen tussen de straten van boekenkasten, de torenhoog opgetrokken bronnen van kennis en genot; hij moet de geletterde geur van wit of vergeeld papier kunnen opsnuiven en hem voor een prikje kunnen meevoeren naar zijn belezen thuis. Een Wereldboekenstad zonder boeken, het is gewoonweg belachelijk. Een stapelhuis vol boeken aan het Eilandje lijkt me wel wat, zonder twijfel. Maar gaat die buurt nog ooit echt omhoog komen nu de rode lichtjes er verdwenen zijn? Zoveel potentie zit er niet in, vrees ik. Binnen tien jaar is het niet meer trendy om in zo’n loft te resideren en als het Museum aan de Stroom er tegen die tijd nog niet staat – wat dus heel plausibel is – zal de toevallige passant als vanouds in een knus hoekje kruipen, met een condoom in plaats van met een boekje. Waarom kan zo’n boekenparadijs niet gewoon in het stadscentrum, of nog beter: in de buurt van de universiteit.

 

De Stad heeft genoeg complexen waar ze niets aan doet. En dan zou de student misschien ook eens het gevoel krijgen dat er bij studeren ook boeken horen.Want, zeg nu eerlijk, waar trekt dat op. Eén cursusdienst: tot daar aan toe. Maar die ene miezerige boekhandel, dat is van het slechte te veel. En nog geen beetje ook. Als student moet je al eens een boek lezen. Maar waar haal je dat boek? In voorraad hebben ze bij Acco bijna niks, dus bestel je maar. Heb je na een maand (of twee) echter nog altijd geen bericht ontvangen, ga je gewoon naar Fnac. Daar gaat het gelukkig net iets sneller. Beland je een paar maanden later per abuis nog eens in de vermaledijde handel, zie je het bewuste boek (net als de zeventien exemplaren van je studiegenoten) plots in één van de twee rekken staan. Na een jaar of vier krijg je zo wel een aardig stapeltje bijeen. Net genoeg voor Acco om zich universiteitsboekhandel te noemen. De pretentie! Vele studenten laten zich daarenboven ook nog eens snutten door die ‘fantastische’ ledenprijs, waar je zo’n reusachtige geplastificeerde kaart voor nodig hebt die in geen enkele portefeuille past. Een ledenprijs voor studenten zou moeten inhouden dat de boeken goedkoper zijn dan op een ander. Niet duurder dan bijvoorbeeld bij Fnac, en daar is dan nog geeneens sprake van een zogezegde reductie.

 

Over de openingsuren van de bibliotheken wil ik niet eens beginnen; die uren zelf beginnen meestal ook niet. De Stadsbibliotheek is vaker toe dan open. Geef het personeel eens wat meer respect en loon, dan verandert die verhouding misschien. Het zou tijd worden. U zou misschien eens met rector Van Loon kunnen nadenken over een gezamenlijk bibliotheekbeleid. De UA-bibliotheken scoren namelijk ook niet te best wat betreft opendeurdagen. Zo moet de student tijdens de Kerstvakantie meestal studeren en/of papers schrijven; studie of opzoekingswerk te velde – ik heb het hier niet alleen over de bibliotheken op Campus Drie Eiken – is dan onmogelijk aangezien de eruditie meestal verzegeld is. Kandidaat rector Alain Verschoren beloofde tijdens de verkiezingsdebatten letterlijk veel goeds: langere openingsuren van de bibliotheken, beter openbaar vervoer naar en tussen de campussen. De man heeft het net niet gehaald, ik hoop dat zijn ideeën die eer wel te beurt zullen vallen. Ik ben er zelfs van overtuigd. Toch, Francis? Boek uw agenda maar al vol en zorg er met de burgemeester voor dat Antwerpen niet langer een lege pagina blijft op vlak van boeklievendheid. Waarde bestuurders, maak ons niet bedrukt door Antwerpen Wereldboekenstad te schrijven rond een eeuwenoude drukkerij en een nog ouder brevarium, maar zorg ervoor dat ’t Stad in de hele wereld te boek zal staan als een geletterd paradijs waar, oprecht en eerbiedwaardig, een stroom van woorden doorheen bruist.



01/02/2004
🖋: 
Auteur extern
Victor Burgin

The early-morning mist
dissolves. And the sun shines
on the Pacific. You stand like
Balboa the Conquistadore.
On the cliff top. Among the last of
the Monterey Cypress trees.
The old whaler’s hut is
abandoned now.
But whales still swim through the wild
waves.
Sea otters float on the calmer
waters.
Cracking abalone shells on their
chests.
Humming birds take nectar from
the red hibiscus.
Pelicans splash lazily in the surf.
Wander down a winding path. Onto gentle sands.
Ocean crystal clear. Sea anemones. Turquoise waters.
Total immersion. Ecstasy.

 

Victor Burgin, 1976



01/02/2004
🖋: 
Auteur extern
Sofie De Graeve

Het is alweer februari, dus we kunnen de nieuwjaarsrecepties en goede voornemens kunnen eindelijk weer vergeten. Voor velen zal het waarschijnlijk gewoon een jaar als een ander worden, maar voor Antwerpen heeft 2004 toch iets speciaals in petto. We worden namelijk Wereldboekenstad dit jaar, en dat zullen we geweten hebben. bibliotheek op het De Conincplein en de aanleg van een heuse boekenstraat. Dit overzicht is natuurlijk allesbehalve volledig, maar om jullie toch een idee te geven, bespreken wij enkele initiatieven uit de drie luiken die zeker de moeite lonen om te gaan bekijken dit jaar.

UNESCO en een internationale vakjury reiken de titel Wereldboekenstad sinds 2001 uit aan een stad met bijzondere literaire verdiensten. Na Madrid, Alexandrië en New Delhi doet nu de Koekestad haar boekje open. Antwerpen beschikt dan ook over een groot aantal literaire instellingen, en heeft bibliotheken, archieven, musea en uitgeverijen te over.

 

In tegenstelling tot de vorige steden, die eerder voor de subtiele aanpak leken te opteren, zal Antwerpen haar bewoners en bezoekers verwennen met allerhande literaire manifestaties. Het doel van de stad is dan ook om haar literaire karakter internationale faam te bezorgen. Het hele gebeuren heet A(ntwerp)B(ook) C(apital)2004 en loopt van 23 april 2004 tot 22 april 2005. De organisatie van ABC2004 ligt in handen van Antwerpen Boekenstad en Antwerpen Open vzw, en wordt gesteund door de Vlaamse Gemeenschap en de Provincie Antwerpen. Onder het motto ‘Ik ben een stroom van woorden’ wordt Antwerpen als historische, actuele en toekomstige boekenstad in de kijker gezet.
De tentoonstelling ‘Letters proeven, prenten smaken’ van het Plantin-Moretus museum en het Stedelijk Prentenkabinet kadert in het historische luik. Ook de permanente tentoonstelling van de Stadsbibliotheek en het AMVC-Letterenhuis en een speciale tentoonstelling van het museum Mayer van de Bergh laten ons kennismaken met het literaire verleden van de stad.

 

Na Madrid, Alexandrië en New Delhi doet nu de Koekestad haar boekje open.

 

De klassieke literaire festivals, zoals Zuiderzinnen, de Boekenbeurs en De Nachten krijgen extra aandacht door de speciale edities die we zullen kunnen beleven. En elke letter van het alfabet krijgt een actueel jasje aangemeten door een dichter en kunstenaar. Dit origineel abc zal her en der opduiken in het straatbeeld.
ABC2004 licht ook een tip van de sluier op over de toekomst van Antwerpen als boekenstad; zo is men bezig met de bouw van een nieuwe centrale bibliotheek op het De Conincplein en de aanleg van een heuse boekenstraat. Dit overzicht is natuurlijk allesbehalve volledig, maar om jullie toch een idee te geven, bespreken wij enkele initiatieven uit de drie luiken die zeker de moeite lonen om te gaan bekijken dit jaar.