01/03/2004
🖋: 
Auteur

3+1/3+1+1/3+2 ? volgens Catherine Meijers

Het Bolognadecreet bepaalt alleen de minimale duur van een bachelor (3 jaar) en master (1 jaar). De opleiding zelf moet nog worden goedgekeurd door een erkenningscommissie. Die verwierp onlangs alle tweejarige wetenschappelijke masters.

 

De decanen wetenschappen laten in een persmededeling (4/2/04) weten “verbolgen te zijn.” Catherine Meyers, beleidsmedewerkster voor de wetenschappen aan de UA, verduidelijkt. Zij erkent dat Vlaanderen nu op vier jaar tijd een hoogstaande opleiding biedt – maar ten koste waarvan? De studielast is zo hoog dat de gemiddelde studieduur feitelijk 4.6 jaar is. Een extra jaar zou ook meer ruimte bieden voor interdisciplinariteit. Bovendien komen er nieuwe eisen: de bachelorgraad moet een zelfstandig diploma zijn.
De minister stelt nu 3+1+1 voor, maar die omslachtigheid begrijpt zij niet. Er moeten er dan ook twéé masterproeven worden afgelegd – vergelijk met een thesis – wat veel tijd kost. En hoe zit het met de aansluiting op het doctoraat?
Is studieduurverlenging ondemocratisch? Hoe moeten onze studenten straks dan concurreren met anderen die wel vijf jaar mochten studeren? Daar dreigt volgens de decanen pas een “bama sociaal drama”.

 

3+1/3+1+1/3+2 ? volgens UA-rector Francis Van Loon

als voorzitter van de VLIR in een opiniebijdrage in DM (10/9/03) “… in deze studiegebieden [is] een dergelijke studieomvang noodzakelijk om de internationale standaarden van masteropleidingen te realiseren. … Onze opleidingen hebben een hoog rendement … Maar de grens is wel bereikt zonder de studenten tot overdreven inspanningen te dwingen, terwijl juist de masterstandaarden bijkomende eisen stellen.”

 

3+1/3+1+1/3+2 ? volgens Vlaams minister voor onderwijs Marleen Vanderpoorten

in een opiniebijdrage in DM (5/10/02) “Ik ben ervan overtuigd dat onze huidige academische opleidingen met hun actuele opleidingsduur … een goed niveau halen. … Een toename van de studieomvang [is] niet zinvol in een tijdperk waarin we steeds meer de nadruk leggen op het levenslang leren. Bovendien speelt ook de democratisering. Studieduurverlenging maakt verderstuderen voor een mastergraad duurder.”

 

3+1/3+1+1/3+2 ? volgens Karin Verelst (Universitas!)

“Strikt genomen heeft niemand nood aan dat vijfde jaar. En als men dan toch wil uitbreiden van vier naar vijf jaar, moeten er op vlak van democratisering en toegankelijkheid harde garanties komen.”



Ze worden hervormd maar blijven essentieel gelijk
01/03/2004
🖋: 
Auteur

Hoelang duurt die nieuwe BaMa-opleiding eigenlijk

Er komen 3 bachelor jaren en 1 masterjaar, misschien gevolgd door een extra jaar dat voorbereidt op doctoraten.

 

Hoe zit het met de voortgezette opleidingen, krijg ik dan 2 masters?

Nee dat worden Master na Masters.

 

Wordt er iets veranderd aan de voortgezette studies?

Ze worden hervormd maar blijven essentieel gelijk.

 

Zullen de diploma’s van de U.A. en de hogescholen verschillen?

Buiten de naam van de instelling en de titel van de studie is er geen verschil.

 

Ik ben afgestudeerde/ga afstuderen, mag ik mij Master noemen?

De huidige studenten mogen vanaf volgend jaar de mastertitel voeren, pas bij de eerste BaMa studenten verschijnt er Master op het diploma.

 

Mag ik mij als kandidaat volgend jaar Bachelor noemen

Neen, want een Bacheloropleiding duurt een jaar langer.

 

Wat als ik mijn jaar overdoe en in BaMa terechtkom?

Dan krijg je een aangepast programma, de details vind je op de UA-website onder Van KaLi naar BaMa.

 

Ik heb gehoord dat er namen zullen veranderen?

Als alles wordt goedgekeurd spreken we volgend jaar over Fysica in plaats van Natuurkunde en verandert Scheikunde in Chemie.

 

Komen er nieuwe studies?

In 2005 start de Onderwijsopleiding. Daarvoor al verschijnen onder andere Politieke Wetenschappen, Sociologie en Sociale & Economische Wetenschappen. Die studies worden dus gesplitst, al blijven er veel gemeenschappelijke lessen. Verder behoren biochemie, milieutechnologie en Zakelijke Communicatie tot de nieuwelingen.

 

Hoe zit het eigenlijk met die talencombinaties?

Op een paar combinaties na mag je alles uit het departement Letteren combineren, Engels-Frans kan dus. Doordat een BaMa opleiding minder hoorcolleges en meer zelfstandig werken inhoudt, lijkt dat haalbaar. De UA wil zelfs een opleiding Engels-Toneelwetenschappen mogelijk maken.

 

Gaan we nu meer met hogeschoolstudenten les volgen?

Voorlopig blijven dergelijke samenwerkingen bij ideeën.

 

Hoever staan we? Kan ik beginnen zonder problemen?

Buiten het extra jaar is eigenlijk alles klaar, op dit moment worden nog een aantal formaliteiten zoals nieuwe curricula goedgekeurd.

 

Wanneer verloopt alles op de UA volgens BaMa?

Tegen 2010 zou alles afgewerkt moeten zijn, in het geval van de geneeskunde duurt het nog een jaartje langer. Specifieke informatie vind je op www.ua.ac.be/onderwijsbeleid bij Invoering BaMa

 

 

Bart Braem

Met dank aan Cis Van Den Bogaert



Onderzoek naar de gevolgen van de verhuis
01/03/2004
🖋: 
Auteur

In 2006 worden een 2000-tal studenten en een 300 à 350 personeelsleden uit het rustieke, landelijke Wilrijk geschopt om schoorvoetend terug te keren naar de bruisende, altijd levendige stad. Tweeduizenddriehonderdvijftig academici… Hoe gaat de stad hierop reageren? Zal ze deze indringers wel aanvaarden? Of spuwt ze de Wilrijkse studenten uit, terug naar de minder geciviliseerde wereld?

Een antwoord op voorgaande vragen werd gezocht door Ann Verhetsel (professor verbonden aan de faculteit TEW), Ilse Loots en Marleen Meyvis (respectievelijk professor en onderzoekster verbonden aan de faculteit PSW). Vorig academiejaar haalden ze hun vergrootglas uit de kast, trokken hun lange zwarte jas en zwarte laarzen aan, klopten het stof van hun (hoed met deuk in) en trokken in ware Sherlock Holmes-stijl door Antwerpen, op zoek naar antwoorden.

 

5-puntenplan

Het onderzoek ’Masterplan UA Campus binnenstad’ was een opdracht van de Universiteit Antwerpen. Het was de bedoeling om uit te zoeken wat is (feiten) en wat zou kunnen zijn, positief (opportuniteiten) of negatief (knelpunten). De zoektocht resulteerde uiteindelijk in vijf deelrapporten: de universiteit en ander onderwijs, verplaatsingen van en naar de universiteit, vaste bewoning in de buurt, buurt- en studentenleven en economische activiteiten. De gegevens werden bekomen door zowel buurtbewoners als lokale horeca en bedrijven, maar ook studenten en personeel het vuur aan de schenen te leggen.

 

University-town

Het studiegebied betreft in de eerste plaats het parallellogram Italiëlei, Sint-Katelijnevest en Minderbroersrui (de eerste parallelle zijden) en Lange Nieuwstraat, Klapdorp en Paardenmarkt (het tweede paar evenwijdige zijden). Men waagde echter af en toe ook een stapje buiten deze ‘university-town’ in de wereld van winkelstraten, cinema’s, Karel De Grotes en Lessiussen om ook hier op huizenjacht te gaan.

 

En de resultaten zijn...

Uit het onderzoek zijn enkele opmerkelijke resultaten naar boven gekomen. Zo blijken onder andere 97, 3 % van de humane UFSIA-kotstudenten (het onderzoek vond plaats voordat de eenmaking een feit was, vandaar de oude benamingen in het onderzoek, nvdr.) in de binnenstad op kot te zitten. Daar hebben ze het gezelschap van 89, 6 % van de UIA- en RUCA-kotstudenten. Dit betekent dat er voorlopig voldoende studentenkamers aanwezig zijn en situaties zoals in Leuven, waar er een nijpend tekort aan koten is, vermeden worden. Bovendien (ver)bouwt de UA een aantal panden in de wijk, wat een gunstig effect heeft op het elan van de buurt. De verhuis maakt de buurt bruisender en levendiger en de permanente aanwezigheid van studenten op straat geeft een zeker gevoel van veiligheid. De negatieve bevindingen hebben vooral te maken met mobiliteit in en rond de universiteit. De straten zijn te smal, de parkeerplaatsen te gering in aantal, de boetes te hoog en de voetpaden kunnen de stroom studenten nu al niet meer aan. Een ander probleem is de opvang van de studenten tijdens de middagpauze of de springuren: nog meer mensen in de Agora droppen is écht geen goed idee en de nieuwe trappenhal van de Meerminne (het nieuwe gebouw voor de faculteit PSW, zie dwars 15) zal niet iedereen kunnen opvangen. Daar komt overigens ook geen restaurant, waardoor de rijen aan de broodjeszaken er niet korter op zullen worden. Er is ook gemor bij de bewoners te horen. Zij vrezen voor nog meer nachtlawaai, files, rondslingerend huisvuil tijdens de weekends en wildplakken.

 

To do, or not to do

Op basis van deze bevindingen zijn er een aantal aanbevelingen opgesteld die zich wederom verspreiden over de vijf sub-gebieden. Die zijn nu in handen van de universitaire top die kan uitvoeren of verwerpen. Eén ding staat al zeker vast: een parking uitsluitend voor studenten komt er niet. Vooral om redenen van infrastructuur. Niet omdat de universiteit er iets mee zou inzitten dat we met z’n allen weer onze zuurverdiende studentenjobcenten aan het langparkerentarief moeten uitgeven. Diezelfde universiteit trekt er zich overigens ook niets van aan dat de gemiddelde pendelstudent nu tijdens het spitsuur, samen met bijna honderd anderen in een overvolle, naar zweet en andere geurtjes ruikende bus, tram of trein terecht komt.

 

Kortom

Moraal van het verhaal: de verhuis zal ondanks enkele nadelen en dankzij enkele voordelen plaatsvinden in 2006, interne en externe druk zal nodig zijn om de minimalisatie van deze nadelen en de maximalisatie van deze voordelen te realiseren. En Jean-Pierre, wel, die zal nog meer cake moeten bakken...



01/03/2004
🖋: 
Auteur extern
een fan van Johan Museeuw en Dany Fabri

Laatst was Jan Mulder op TV, Sportweek-end. De oud-voetballer tracht tegenwoordig op poëtische wijze het zwarte gat na de voetbalcarrière op te vullen, al schrijvend dus. En dat doet-ie nog goed ook! Mulder zei rake dingen… Ongetwijfeld zou hij een schitterend trainer zijn, maar aan het hele Pro Licence-circus doet hij niet mee.

Waarom je geniale kantjes laten bijveilen, om na een lange opleiding als een bleek afkooksel van de trainer die je ooit had kunnen worden de voetbalwereld in te stappen? Ik dacht spontaan en – toegegeven – met enige weerzin aan de Academische Lerarenopleiding, ailo voor de vrienden.
Daar waar de universiteit doorgaans vrij goed weet te verbergen dat het in feite een diplomafabriek is, speelt de ailo zonder schroom open kaart.
Hier worden de leraars van morgen gemaakt… en hoe!

 

Onder het mom van innovatie en differentiatie word je van meet af aan met vage modules, gebrekkige leerplatformen en virtuele cursussen rond de oren geslagen. Aangenaam is alleszins anders! Je moet dus sowieso al erg gemotiveerd zijn om de eerste weken van deze opleiding door te komen. Maar toch lijkt er ook plaats voor humor: "Zorg er asjeblief voor dat je les interessant is!" Juist ja, dat lijkt toch de logica zelf, niet? Menig wegdromend student kan echter nauwelijks een glimlach onderdrukken. Deze haast programmatische slogan legt het probleem van deze opleiding pijnlijk bloot: schoolmeesterachtig zeggen hoe het moet, terwijl men een steeds weer demonstreert hoe het absoluut niet moet. Bovendien heeft elke docent zijn eigen, hoogst persoonlijke mening over en visie op onderwijs. Dat is op zich heel mooi, maar een coherent geheel vormt de ailo hierdoor allerminst.

 

Nog problematischer is echter het hele opzet van de opleiding: hoewel de ailo naar eigen zeggen persoonlijke inbreng en onderwijsinnovatie wil stimuleren, probeert men alle kandidaat-leraars in het strakke keurslijf van de gemiddelde leraar te wringen. Jan Mulder had gelijk: ik had een briljant leraar kunnen zijn…

 

 

een fan van Johan Museeuw en Dany Fabri



een sta(n)d van werven
01/03/2004
🖋: 

Het lijkt wel alsof ze zich in Antwerpen voorbereiden op een nog groter proces dan dat van Dutroux. Misschien zal de raadszaal van het nieuwe justitiepaleis zelfs groot genoeg zijn om het proces te houden van de Visa-affaire. Dan mogen de beklaagden natuurlijk niet voor 1 juli 2005 voor het gerecht gebracht worden. Vroeger gaan de 162,8 miljoen euro immers nog niet geïnvesteerd zijn. Nu is het maar te hopen dat de celwagens de kelder in kunnen, dat er voldoende ruimte voor de tram is om te draaien en dat de archiefruimte zal volstaan. Digitale verwerking jongens? Hallo?

Hallo. Infopunt Leien. Wat wilt u weten? Hoelang het nog gaat duren? Mijnheer, leest u onze op glanzend papier gedrukte infobrochures niet, of gaapt u nooit naar de in vierkleurendruk uitgegeven signalisatiepancartes die overal rond de werf hangen? Eindelijk toch een antwoord. Tot eind 2005, als alles goed gaat. Dan zal 970 meter tunnel gegraven zijn. Ja inderdaad, naast de al bestaande en niet-gebruikte tunnels. Of het dan eindelijk gedaan gaat zijn met de ellende in de binnenstad? Nee hoor, fase twee moet dan beginnen he. De eerste fase loopt maar tot aan het eind van het stadspark. Vanaf 2006 werken we dan verder aan tot helemaal aan de noorderlaan. Maar u zal er bijna niets van merken, we gaan alle omleidingen opnieuw heel duidelijk aangeven. En ja hoor. De IJzeren Noodbrug zal dan verdwijnen. Wat dat grapje kost? Zo’n 70 miljoen euro mijnheer.

 

Niet dat je intussen met de trein kan komen hoor. Antwerpen-Centraal is tot minstens eind 2005 in de ban van de Noord-Zuidverbinding. Normaal kan je vanaf de eerste van 2006 door de nieuwe tunnel richting Nederland sporen, maar of dat ook effectief gaat lukken is maar zeer de vraag. Tegen dat ogenblik is de Middenstatie ook zelf volledig in het nieuw gestoken, al zal de nieuwe ingang aan de Lange Kievitstraat vermoedelijk nog even langer op zich laten wachten. Hoelang is eigenlijk zo moeilijk te voorspellen dat de NMBS zelf 2010 als einddatum vooropstelt.
Het Astridplein is al af tegen april 2005. Wat onder dat plein gebeurt is eigenlijk te mooi voor woorden: tunnels, perrons en parkings die naadloos op elkaar aansluiten, fietsenstallingen en kiss-and-ridezones, compleet met trappen, liften, in- en uitgangen. Wie bang is dat de 56500 kubieke meter beton de stad grijs gaan maken, mag gerust zijn: de stad wil dat het plein haar plaats als groene long in de binnenstad behoudt. Die groene long, dat is dat ene grasperkje waarop je niet mocht wandelen; voor wie zich een leven zonder bouwputten en werfafsluitingen kan herinneren natuurlijk.

 

Nog interessanter nu. De Ring. En de Singel, want die vormen één en hetzelfde project. Zelfs zodanig dat er nooit hinder zal zijn van de grote werken: wanneer de noodbruggen op de Singel gezet worden (ze zijn er volop mee bezig), blijft de Ring vrij, en wanneer aan de Ring gewerkt wordt, – u raadde het al – kan u lustig over de tijdelijke ijzeren bulten bollen. Fantastisch toch.
Maar er is meer. Een snelle blik op www.antwerptraffic.be leert dat de ring verbreed wordt in de bestaande bedding, er daar een afscheiding komt tussen stads- en doorgaand verkeer, dat er geen vrachtwagens meer zullen rijden omdat die de Oosterweelverbinding zullen gebruiken, dat de Singel een groene zone wordt met brede voet- en fietspaden en een fantastisch openbaar vervoer. De Ring zou zelfs hier en daar overdekt worden om nieuwe parken op de Ring in te planten. Het promotiefilmpje bulkt van de modewoorden – groen, dichter bij de mensen... – maar vergeet één ding: een einddatum, of zelfs nog maar een planning. Nee, voordat de Ring een pareltje van vlot en vriendelijk verkeer wordt, zal de Schelde nog veel water naar de zee moeten voeren.



de nieuwe masteropleiding ‘Filmstudies en Beeldcultuur’
01/03/2004
🖋: 
Auteur extern
Frederik Braem

Het jaar 2003 zal in de geschiedenis van de Universiteit Antwerpen voorgoed geboekstaafd staan als het Jaar van de Grote Veranderingen: UFSIA, UIA en RUCA gingen op in de grote UA. Maar naast deze ene mijlpaal in de Antwerpse geschiedenis werd er op een zonnige dinsdag in oktober ook nog, bij een glas goede wijn of dito sinaasappelsap, een gloednieuwe masteropleiding, met de welluidende naam ‘Filmstudies en Beeldcultuur,’ boven de doopvont gehouden.

De genomineerde

Reeds bij de openingsspeech van coördinator prof. Luc Pauwels bleek dat in de opleiding de lat behoorlijk hoog gelegd zou worden. Het zou dus zonder meer een niet te onderschatten richting worden, waarin men zich niet zou beperken tot het bekijken van films om achteraf plechtig te declareren dat men hem ‘aan iedereen kan aanraden’ waarna men moede het hoofd ter tafel gooit om te gaan dagdromen over de tijd dat Hollywooddiva’s die naam nog waardig waren... Neen, de bedoeling van deze unieke opleiding is eerder studenten een confrontatie te bieden met het grote en roemrijke medium ‘film’, gekoppeld aan een niet te onderschatten deel ‘beeldcultuur’. Stromingen, invalshoeken, technieken en methodes, alles wordt behandeld en, waar kan, getoetst aan de realiteit; hetzij door middel van opdrachten, hetzij door middel van filmbeelden.

 

Want ja, de opleiding bevat een niet te onderschatten hoeveelheid beeldmateriaal. Zo hebben wij, de studenten, het privilege gehad om enkele vrij unieke films in hun originele pelliculevorm te bekijken, zoals ‘Het Kabinet van Dr. Caligari’ van Robert Wiene of ‘Intolerance’ van D.W. Griffith, om het bizarre ‘Un Chien Andalou’ van Luis Buñuel niet te vergeten... En dit is nog maar een kleine greep uit een groot aanbod, want op regelmatige tijdstippen tijdens het eerste semester kregen de studenten een filmvoorstelling voorgeschoteld in het Filmmuseum – een minimum aan jaloezie van uwentwege is hier wel gepast – waarna die films gebruikt werden als extra illustratiemateriaal bij de vakken.

 

Er is een nijpend tekort aan organisatie en financiële middelen.

 

De lessen zelf worden gedoceerd op de Stadscampus en in het Filmmuseum, waarbij die eerste locatie vooral de herinnering aan lokaal R.014 oproept, de aula waar de luxe van zitkussentjes gecompenseerd wordt door het schrijnend tekort aan beenruimte.

Colleges vinden enkel plaats op dinsdag, woensdag en donderdag om de mensen die de richting deeltijds volgen (een tiental personen) zoveel mogelijk de mogelijkheid te bieden hun werk met hun studies te combineren, wat pleit voor het open karakter van de richting. Want het is een feit dat mensen van allerlei allooi zich op deze nieuwe studie hebben geworpen.

Het totaal van om en bij de zeventig studenten bestaat uit dokters, ingenieurs, germanisten, vertalers, communicatiewetenschappers en dies meer. Het feit dat deze groep zo heterogeen is zorgt er tevens voor dat de docenten verplicht zijn de basis van het medium zo breed mogelijk te leggen, d.i. te beginnen bij het absolute nulpunt: “Wat is film?” Zonder meer een goede zaak.

 

Het verdict van de jury

Na een half jaar masteropleiding kan ik nu met de hand op het hart zeggen dat deze richting een erg interessante basis legt voor al wie een passie heeft voor film. De lesgevers zijn goed gekozen, en ook al ontbreekt het sommige jonge docenten aan podiumervaring, ze trekken zich door hun uitgebreide vakkennis aardig uit de slag. Het enige nadeel is het soms nijpende tekort aan organisatie en financiële middelen. Vaak, te vaak, is een dvd-speler als didactisch materiaal een ware luxe en na een half jaar exclusieve filmvoorstellingen op pellicule – u herinnert zich uw jaloezie van enkele paragrafen geleden nog wel – is ook hiervoor de geldbron opgedroogd. Erg jammer, maar niet getreurd. De studenten hebben nu zelf het initiatief genomen om, dvd-gewijs, eigen screenings te organiseren. Kortom, een grote gemotiveerde groep docenten en studenten tesaam, die ondanks enkele kleine en minder kleine kinderziekten binnen de opleiding, blijven proberen er het beste van te maken.



geen 'laissez-passer'-mentaliteit meer
01/03/2004

Patrick Janssens behoeft nauwelijks introductie. Van opleiding socioloog (UA) maakte hij een tussenstop in de wereld van de marketing alvorens in de politiek te belanden. Als partijvoorzitter vond hij voor Sp.a de tweede adem, als Antwerps burgemeester bracht hij kalmte na de visa-storm. Een gesprek.

Rector Oosterlinck (KULeuven) liet onlangs doorschemeren dat er in Vlaanderen slechts plaats is voor twee universiteiten (Leuven en Gent), en trok zo onrechtstreeks de bestaansredenen van de UA in twijfel.

Patrick Janssens Oosterlinck heeft ongetwijfeld zijn verdienste aan het kwaliteitsniveau dat de KULeuven momenteel – ook internationaal – bereikt. Dat betekent echter niet dat men voorbij kan gaan aan de verwezenlijkingen van andere Vlaamse universiteiten. Het klopt dat Vlaanderen te klein is voor drie universiteiten die het volledige spectrum van studierichtingen aanbieden. Het zou niet verstandig zijn moest de UA dergelijke ambities hebben. De UA moet zich specialiseren in een aantal domeinen waarin ze uitblinkt en sterker is dan Leuven of Gent. Zo heeft de UA zeker het potentieel om de beste business school van Vlaanderen te hebben. Ook het Centrum voor Sociaal Beleid van de UA, onder leiding van professor Bea Cantillon, staat op academisch niveau aan de top. Buiten de universitaire wereld heeft Antwerpen op artistiek vlak een enorm potentieel. Denken we maar aan de mode- en architectuuropleidingen, waar het de hogescholen zijn die een voortrekkersrol spelen.

 

Nachtbussen

Op welke manier wil het stadsbestuur bijdragen aan de werking van de Antwerpse Associatie van universiteit en hogescholen?

Janssens De kwaliteit van het onderwijs is van cruciaal belang voor de verdere ontwikkeling van Antwerpen omwille van de erg gemengde bevolking van de stad en de evolutie van onze samenleving naar een kennismaatschappij. Daarom willen we in de eerste plaats een impuls geven aan de onderwijskunde. Dat moet kunnen door de combinatie van de bestaande lerarenopleidingen en de nieuwe faculteit Onderwijskunde van de UA.

 

In de praktijk is Antwerpen niet altijd even studentvriendelijk. Denken we maar aan de slechte busverbindingen met Wilrijk, het ontbreken van nachtbussen, het tekort aan parkeergelegenheid in de binnenstad en het gebrek aan fuifzalen.

Janssens Robert Voorhamme (schepen van onderwijs, nvdr.) bespreekt deze problemen zeswekelijks met een aantal studenten. Over de nachtbussen wordt onderhandeld met De Lijn en ook wat de fuifzalen betreft, boeken we vooruitgang. Dit jaar worden nog 3 nieuwe locaties voor jongeren geopend: het muziekcentrum Hof ter Loo, een fuifzaal in Berchem en een jeugcentrum in Wilrijk. Dat is toch al een stap in de goede richting.

 

Zullen er ooit nog TD’s georganiseerd kunnen worden in de stadsfeestzaal?

Janssens Neen. Er komt een winkelcentrum met een multifunctioneel binnenplein. Op dat binnenplein zal plaats zijn voor allerlei evenementen zoals de Zomer van Antwerpen, maar voor fuiven is het zeker geen aangewezen locatie.

 

Heeft de stad op die plaats wel behoefte aan een winkelcentrum?

Janssens Zeker. Ondanks de dreiging van het Wijnegem Shopping Center is Antwerpen een echte winkelstad. Niet alleen voor de mainstream kopers, maar ook voor wie op zoek is naar trendy winkels. Denk maar aan de Schuttershofstraat..Door te investeren in een aantrekkelijk winkelcentrum wordt dit karakter nog versterkt.

 

Als men al in het centrum geraakt. De verkeershinder door de werken aan de Ring, de Singel en de Leien lijkt enorm te worden. En dan hebben we het nog niet over de economische schade.

Janssens Uiteraard kosten deze werken erg veel geld. Zowel rechtstreeks, qua investeringen, als onrechtstreeks, door files en slechte bereikbaarheid van bepaalde stadsdelen. Dat is natuurlijk gemakkelijk voer voor criticasters, maar als er één ding is dat nóg meer zou kosten, dan is het die werken niet uitvoeren. De Ring is de laatste 25 jaar nauwelijks ernstig onderhouden. Daar komt nu nog de kost van de sluiting van de Oosterweelverbinding bovenop. De Leien zijn totaal verouderd, denken we maar aan de veiligheid van fietsers en voetgangers. De complete heraanleg is nu even doorslikken, maar op langere termijn zal er ongetwijfeld een sterke economische dynamiek van uitgaan.

 

Waarom heeft het zo lang geduurd alvorens de plannen voor de werken echt bespreekbaar werden?

Janssens We hebben momenteel een erg goede minister van Openbare Werken (Dirk Van Mechelen, nvdr.). Vooral de combinatie Van Mechelen-Stevaert heeft voor een enorme doorbraak gezorgd.

 

En het Antwerps stadsbestuur?

Janssens Eerlijk gezegd vind ik dat het stadsbestuur een te volgzame rol heeft gespeeld. We hebben ons tijdens de concrete planning en uitwerking niet genoeg als regisseur opgesteld. Bij de heraanleg van de Scheldekaaien – een van onze toekomstplannen – willen we deze fout niet meer maken.

 

Is het niet schrijnend dat een voor de stad zo belangrijk project als de heraanleg van de Leien niet in optimale omstandigheden van start is gegaan?

Janssens Dat is zeker schrijnend. Hetresultaat zal goed zijn, maar het had voor de stad nog beter gekund. De belangen van de Antwerpenaren zijn niet dezelfde als deze van de rest van Vlaanderen. Ze zijn daarom niet tegengesteld, maar een buitenstaander die Antwerpen enkel bekijkt als een knooppunt van mobiliteit ervaart de problematiek anders dan iemand die hier woont en werkt. De ambitie van het nieuwe bestuur is om de teugels steviger in handen te nemen. Voor een aantal grote wegen moet het geld wel van de Vlaamse overheid komen, dus een deel van de afhankelijkheid zal altijd blijven bestaan.

 

Weegt Antwerpen als belangrijkste Vlaamse stad niet te weinig op de nationale politiek?

Janssens Er zijn veel mensen die kritiek hebben op Marc Van Peel – die in de Senaat zetelt – en op Ludo Van Campenhout en mezelf omdat we in de Kamer zetelen. Door te cumuleren zouden we zogezegd te weinig tijd hebben om ons met het bestuur van de stad bezig te houden. Ik ben van het tegendeel overtuigd. We moeten als stadsbestuur juist zo veel mogelijk trachten te wegen in Brussel. De contacten van mezelf en Van Peel als oud-partijvoorzitters en het gewicht van Van Campenhout binnen de VLD kunnen daar zeker toe bijdragen. De gemiddelde Antwerpenaar is er zich misschien niet van bewust, maar de stad is in de nationale politiek dringend aan herstel toe. Anders lopen we het risico in de toekomst niet meer au sérieux genomen te worden.

 

Stadsuitzicht

Op dat vlak kan u natuurlijk steunen op uw marketingachtergrond.

Janssens Dat is zeker juist. Als je in de reclame wil aantonen dat een wasproduct goed werkt, moet je witte was laten zien. Dat betekent niet dat er geen vuile was is, maar die moet je gewoon wassen. De fout die Antwerpen te vaak gemaakt heeft, is ministers uit te nodigen om te komen kijken naar de problemen van de stad. Natuurlijk willen die mensen niet met problemen geassocieerd worden. Ze willen met positieve verwezenlijkingen in het nieuws komen. Wanneer vandaag een belangrijk project tot stand komt, nodigen we een minister uit en zetten die op een podium. Dat schept een beter beeld van Antwerpen in Brussel.

 

We hebben het gevoel dat er in Antwerpen twee tegengestelde stromingen aan het werk zijn, waarbij de ene eerder conservatief is en de nadruk legt op historische en culturele aspecten, en de andere vooral de stad als economische draaischijf wil uitbouwen. Zoekt u hier een middenweg?

Janssens Middenweg vind ik een verkeerd woord, omdat het de indruk wekt dat je een compromis moet sluiten ten koste van het ene of het andere. Voor een stad met de historiek van Antwerpen impliceert dit steeds een foute keuze. Bovendien bestaat er niet noodzakelijk een tegenstelling tussen het bewaren van het verleden en het vormgeven van de toekomst. Om aan de toekomst te kunnen bouwen moet je respect hebben voor waar je vandaan komt. Net als een mens heeft een stad een soort van genetische code die bepaalt wat binnen haar mogelijkheden ligt. Bij Antwerpen is dat onder meer de expansie van de haven, waar ik een groot voorstander van ben. Deze gaat helemaal niet ten koste van het historisch karakter van de stad.

 

Wat dan met bijvoorbeeld kantoorruimtes in het stadscentrum?

Janssens We mogen niet – zoals in het verleden wel gebeurd is – de fout maken het stadsuitzicht met een ‘laissez passer’-mentaliteit te laten evolueren. Zo zijn er een paar historische fouten gemaakt die ik wil herstellen. Denk maar aan winkelcentrum De Bijenkorf (Oudaan) en het Hof van Beroep (Waalse Kaai). Die krijg ik waarschijnlijk nog wel weg. Als het van mij alleen afhangt, verdwijnen ook de twee torens in het stadscentrum.

 

Bent u kandidaat bij de komende verkiezingen?

Janssens Dat ligt nog niet vast. Ik moet een afweging maken tussen het partijbelang en de mate waarin het stadsbestuur wil wegen in Brussel enerzijds, en de stabiliteit van het Antwerpse college anderzijds. Wanneer verschillende leden van het college concurreren bij de Vlaamse verkiezingen kan dit een verzurend effect hebben. Daarom zie ik ook op tegen de komende verkiezingsperiode.

 

Dewinter

Neemt u het ambt ook op als u verkozen wordt?

Janssens Zeker. Dan cumuleer ik het burgemeesterschap met een zetel in het Vlaams parlement. Daar kan ik immers wegen op belangrijke gemeentedossiers.

 

Wat zijn uw persoonlijke ambities op langere termijn?

Janssens In eerste instantie wil ik voldoende lang burgemeester van Antwerpen blijven om een verschil te kunnen maken. Dat is dus zeker tot na de volgende gemeenteraadsverkiezingen. Voor iemand met mijn achtergrond is het niet evident om in de politiek een job te vinden die interessanter is dan deze. Het valt dus te betwijfelen of ik na het burgemeesterschap nog een politieke post in Brussel zal ambiëren.

 

Het Vlaams Blok wint verkiezing na verkiezing stemmen, in de eerste plaats in Antwerpen. Hoelang nog vooraleer het Blok het bestuur van de stad overneemt?

Janssens Het zal – om verschillende redenen – niet evident zijn om de opmars van het Vlaams Blok te keren. De vroegere SP is hiervoor ongetwijfeld mede verantwoordelijk omdat ze een aantal wijken van de stad aan hun lot heeft overgelaten, en omdat de sterke aanwezigheid van de partij in de stedelijke overheid enorm naar cliëntelisme begon te ruiken.

 

Sp.a houdt de stemming van het gemeentedecreet tegen omdat ze het ongepast vindt deze discussie te voeren in volle verkiezingsstrijd. Speelt hier de angst voor de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester?

Janssens Wat mij betreft zeker niet. Ik ben niet bang voor Dewinter. De rechtstreekse verkiezing van de burgemeester zie ik eerder als een opportuniteit dan als een bedreiging. Ik zou heel graag bewijzen dat het Vlaams Blok ook een verkiezing kan verliezen. Met het cordon sanitaire heeft de meerderheid het Blok een al te goedkoop campagne-instrument geboden. Door de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester – in twee stemrondes weliswaar – kan de huidige situatie eindelijk doorbroken worden. In een rechtstreeks duel zie ik Dewinter geen meerderheid halen. En als blijkt dat ik me vergis, moeten de Antwerpenaren het maar doen met Dewinter. Dan hebben ze er zelf voor gekozen.

 

Komen de opnames van Mission Impossible III naar Antwerpen?

Janssens Het is nog te vroeg om daar een uitspraak over te doen. We zijn met een heleboel foto’s naar L.A. getrokken. De mensen van Paramount Pictures zullen de knoop doorhakken. De belangrijkste locaties zijn de haven, het centraal station en de handelsbeurs. Ook het economische aspect mag niet uit het oog verloren worden. Een crew van 200 à 300 mensen die tijdens een aanzienlijke periode op hotel verblijft en in de restaurants van onze stad eet, geeft een belangrijke impuls aan de Antwerpse economie. En dan hebben we het nog niet over de Amerikaanse toeristen die naar hier komen om het decor van hun lievelingsfilm in het echt te zien. Ik doe er alvast alles aan om de filmmakers te overtuigen. De Zaak Alzheimer trok zo’n 600.000 bezoekers, Mission Impossible 600.000.000. Het zou de best denkbare reclamestunt voor de stad zijn.



De historie in zwart en wit
01/03/2004
🖋: 
Auteur

Toen in 1902 de filmtent van Wilhelm Krüger op de Sinksenfoor afbrandde, ontving de brave, ongeletterde foorkramer 500 frank uit de milde hand van het Antwerps stadsbestuur: de ouverture van de bewogen, beeldrijke geschiedenis van de Antwerpse cinema’s. Krüger bleef niet bij de pakken zitten; op 29 november 1907 werd Cinema Theater Krüger op de De Keyserlei ingehuldigd. Het was de eerste echte bioscoop van ’t Stad en van het Krüger-imperium. In de volgende decennia kwamen er tal van variététheaters en cinema’s bij, zodat het in 1949 luidde dat ‘Antwerpen relatief gezien het grootste aantal bioscopen ter wereld had!’ Onze Scheldestad heeft zijn cinefiele bewoners dus wel degelijk ooit meer te bieden gehad dan twee megalomane complexen en een lieflijke kwaliteitscinema.

Reeds voor WO II telde Antwerpen meer dan veertig bioscoopzalen en -zaaltjes. De grand chique onder deze centra van het bruisende, vooroorlogse uitgaansleven bevond zich voornamelijk in de Stationsbuurt. Cinema Rex, de Scala, den Empire en den Anvers Palace, het zijn maar enkele van de trotse filmtheaters rond de De Keyserlei, waar het doek voor en na de vertoning achter zware gordijnen schuilging, dimmende lichten het wonder van de gebroeders Lumière aankondigden en woekerprijzen tot 2 frank 50 centiem de gewone kost waren.

 

In de omgeving van deze luxueuze theaters kon men ook een aantal kleinere, daarom niet minder aangename zalen vinden zoals ‘t Kursaal, den Astra en Studio 48. Wanneer een film een aantal weken de beschilderde plakkaten boven de ingang van de grootste zalen gesierd had, verscheen hij hier op de affiches. Begon de prent ook in deze iets minder prestigieuze theaters afgedraaid te worden, belandde ze in de wijkcinema’s. Daar was weliswaar geen sprake meer van pluchen zetels, kroonluchters of ijsbonbons, maar des te meer van betaalbare kaartjes.

 

De grotere zalen deden al op het middaguur het licht uit, waarna ze tot middernacht doorlopend vertoningen gaven. Bezoekers liepen naar believen binnen en buiten. Wachten op de bus werd zo een aangenaam tijdverdrijf. Alvorens de sterren van het witte doek hun opwachting maakten, werd het weekjournaal uitgezonden, gevolgd door een voorfilm. In de ietwat volkse zalen werden Popeye, Woody Woodpecker en Mieke Muis steevast op gejuich onthaald.

 

Ei vetzak, houde poete thoas!

 

Ook tijdens de film was ambiance in deze zalen verzekerd. De piano mocht in de dertiger jaren dan al wel onder het stof in de hoek beland zijn, de begeleiding in de zaal werd er niet minder op: baby’s lesten smakkend hun dorst aan moeders borst en jengelende kleuters vroegen onophoudelijk naar het wie of waarom. In de meest beruchte zaaltjes, zoals de Peter Benoit – ‘t Peterke in de volksmond – was er haast meer te horen dan te zien. “Ei vetzak, houde poete thoas!” werd er gevolgd door het kraken van een houten klapstoeltje en wat gestommel, waarna één of andere ridderlijke ziel de vetzak in kwestie een oplawaai gaf. Meer dan eens draaide dit uit op een kleine bioscoopslag.

 

In 1940 brak een iets grotere oorlog uit. Duitsers en Oostenrijkers liepen niet alleen ons vlakke land onder de voet, ze bezetten ook het witte doek. Films over beroemde voorvaderen van het Arische ras, zoals Wolfgang Amadeus Mozart en Richard Wagner, overspoelden onze havenstad en moesten zowel inhoudelijk als technisch het meesterschap van de overheerser demonstreren. Zarah Leander, Ilse Werner, Marika Rökk, Heinrich George en Hans Moser schitterden in zwart-wit.

 

Bij de bevrijding brachten de Amerikanen op hun beurt melkpoeder, eierpoeder en Gary Cooper mee. In Technicolor welteverstaan. De filmindustrie verdiende haast even veel aan de ingekleurde verheerlijking van het oorlogje spelen als de wapenindustrie aan de echte bommen en granaten. Buffalo Bill was echter nog maar net uit Hollywood komen aandraven, toen Werner von Braun hem neerlegde. 567 toeschouwers vonden op 16 december 1944 de dood toen een V-bom cinema Rex platlegde, en tegelijk ook het filmvertier in Antwerpen. De filmzalen bleven gesloten tot het einde van de oorlog.

 

De cinema’s kwamen de klap nooit helemaal te boven en kwijnden langzaam maar zeker weg. De Strangers konden nog wel zingen: “in den tâd van rock and roll, zat de kaark en de cinema vol”, maar met de doorbraak van den televieze liepen de zalen leeg. Eind jaren ’80 leek The End van het Antwerpse filmleven gekomen. De Rex, de Metro en den Astrid hoorden bij de laatste zalen waar het witte doek viel. Slechts een paar kleinere bioscopen overleefden: zaaltjes waar sinds mensenheugenis enkel blote borsten en jarretelles geprogrammeerd werden. Er was maar één echte cinema die zich van de sloophamer wist te redden; de Cartoon’s viert dit jaar dan ook trots zijn zilveren jubileum. Zijn twee jonge blockbuster-broers bewijzen dat de Antwerpenaar opnieuw popcorn en ijspralines bij de film weet te smaken. Dat mag hem zelfs een stevige duit kosten. Maar de ziel van de vroegere Antwerpse cinema, die vind je enkel nog terug in de annalen van het Filmmuseum



01/03/2004
🖋: 
Auteur extern
Krista Claesen

Het Filmmuseum verhuist. De oude, tot de verbeelding van de retrofilmliefhebber sprekende zaal aan de Meir, wordt ingeruild voor twee nagelnieuwe en erg modern ogende filmzalen in het FotoMuseum aan de Waalsekaai 47. Het museum herbergt net als op de oude locatie een documentatiecentrum en bouwt evenementen op aan de hand van maandelijkse thema’s die ook aan een ruimer publiek de kans moeten geven om zich te bekwamen in de hedendaagse film- en beeldcultuur. Verder worden er in samenwerking met verscheidene organisaties en groeperingen inspanningen gedaan om de onbekendere hedendaagse film te promoten.

De maandelijkse thema’s worden met zorg uitgekozen; dikwijls wordt de actualiteit gevolgd. Zo was er in september 2003 een ode aan Katharine Hepburn, die in juli van dat jaar overleed, en in november stonden uiteraard de Kennedy-jaren centraal. Andere maanden wordt er gekozen voor een bepaalde regisseur of voor een land met een lange, doch niet zo gekende traditie op filmgebied. Als thema voor maart worden de beginjaren van Stanley Kubrick opgevoerd. Kubrick draaide in zijn dagen als jonge filmer documentaires als The Flying Padre en Day of the Fight, een reality-soap avant-la-lettre. De vader van de artificiële intelligentie in de film had een voorliefde voor de donkere kantjes van de mens, voor seks, drugs en klassieke rock’n roll, en dat is ook in zijn eerste langspeelfilms te merken. Killer’s Kiss en The Killing zijn twee film noirs waarin geweld de hoofdrol speelt; het anti-oorlogsdrama Paths of Glory is dan weer tegen geweld in oorlogen. Nog in maart – wel pas vanaf 20 maart, want door de verhuis ligt alles stil, of liever wordt alles verplaatst – zorgt filmpionier Georges Méliès voor het aanbod stomme films uit de oude doos, die live zullen worden begeleid door een pianist of een ensemble. Ook nieuwe Chinese films komen aan bod in deze buiige maand. Of dat martial-arts hoogstandjes dan wel zen-geïnspireerde films zijn die yin en yang zullen samenbrengen, is nog niet geweten.

 

Tot zover het filmaanbod want het Filmmuseum is meer dan enkel een cinema. Zoals de naam en de inleiding van deze tekst reeds lieten vermoeden, is het ook een documentatiecentrum. In de SineBase bibliotheek kan je een collectie raadplegen van boeken, tijdschriften en knipselmappen over alles wat met beeldcultuur te maken heeft, nationaal en internationaal. Iedereen kan – mits een kleine vergoeding – op zoek naar informatie over film, video en televisie. De belangrijkste naslagwerken staan in de leeszaal, alle andere informatie moet op voorhand worden opgevraagd, ontlenen kan niet. Wilt u dus graag weten wie Herbie, Boomer of Starbuck zijn, SineBase zal het u onthullen.

 

Wilt u dus graag weten wie Herbie, Boomer of Starbuck zijn, SineBase zal het u onthullen.

 

Het Filmmuseum wil zijn publiek een overzicht geven van de hele filmgeschiedenis, niet enkel door het filmaanbod zo uiteenlopend mogelijk te houden, maar ook door duiding in de vorm van lezingen en publicatie’s. Leken kunnen zich bekwamen in de film- en beeldcultuur door in te gaan op het ruime aanbod aan cursussen en workshops, die bedoeld zijn voor jong en oud. Het FotoMuseum start na de verhuis van het Filmmuseum met een nieuw project, MuHKACinema. Het zal een brug slaan tussen het MuHKA en het Filmmuseum door de relatie tussen hedendaagse (of klassieke) film en hedendaagse kunst te onderzoeken. Het programma, dat de speciaal daarvoor gereserveerde tweede zaal aan de Waalsekaai volledig zal innemen, wordt in maart bekend gemaakt.

 

Als student betaal je voor een filmticket slechts 4 euro en het FotoMuseumCafé voorziet in drank en een hapje. Komt de cinefiel in je naar boven, laat hem dan los in het Filmmuseum.



01/03/2004
🖋: 
Auteur extern
Veronique Jooris

Wie eens gezellig in een bioscoopzetel onderuit wil zakken, komt met UGC, Metropolis en Cartoon’s ruimschoots aan zijn trekken. Een student moet zijn centjes uiteraard goed besteden, vandaar een kleine exploratietocht doorheen de duistere zalen van Antwerpen.

Natuurlijk is niet alleen het prijskaartje, maar ook – en vooral – het filmaanbod bepalend voor de cinema-keuze. Terwijl Metropolis voor 90% Hollywood-films draait, die zich met een zakje popcorn uitstekend laten weghappen, mengt UGC tussen zijn zeemzoete crowdpleasers en routineus ingeblikte actiethrillers een handvol alternatieve producties van niet-Hollywoodiaanse bodem. Voor commercie-allergische cinefielen die er niets voor voelen mechanisch in een krakende zak te graaien, is er ten slotte Cartoon’s. Met zijn klapzetels, authentieke loketje en antipopcorn beleid wil deze charmante cinemadwerg zich onderscheiden van zijn reuzenbroeders. Geen cola en gepofte mais deze keer, maar een gezonde biologische hap en een kopje Max Havelaar in het filmcafé.

 

De vraag blijft echter wat zo’n cinema-avondje nu kost? Net vóór een langspeelfilm, na het genot van een royale beker cola of ter ontlading van emoties losgeweekt tijdens de film is een wc vaak meer dan welkom. In UGC en Metropolis tel je voor een vlucht in het kleine kamertje niet minder dan 0,30 euro neer. Reken daarbij een ticketje tegen studententarief en een medium popcorn menu, dan kost je tripje naar Metropolis al gauw 11,60 tot 11,80 euro. UGC doet niet onder; voor 11,90 euro heb je als student een filmpje gezien (5,60 euro), één keer de toiletten opgezocht en jezelf een equivalente beker cola (2,30 euro) en zakje popcorn (3,70 euro) aangeschaft. Laat je evenwel niet verleiden door het duivelse lekkers aan dropjes en zuurtjes in het snoepkraam. Zelfs de kleinste grabbel zal je zuur opbreken. Ben je een zuinige student of eentje met chronisch geldgebrek, dan is Cartoon’s eerder jouw place to be. Je hoeft je geld niet aan kostelijke gezoete en gezouten versnaperingen te besteden en vanwege het ontbreken van een wc-madam kan je gratis de toiletten induiken; die zijn, in tegenstelling tot sommige exemplaren in UGC, op de koop toe nog eens lekker fris en proper. Anders ligt het met de vloer in Metropolis. Zijn excellente kleefkwaliteit is deels te danken aan de ingenieuze bekerhouders, die in het duister wel eens dreigen zoek te raken. Qua deurcomfort en cinemapubliek doet UGC het beslist beter dan Metropolis; het stevige duwtje-trek is hier overbodig en na jezelf besluiteloos tegen het vitrineglas te hebben gedrukt, hoef je geen uitgelaten meute Hollanders en polderboeren te trotseren. Ben je ten slotte nog op zoek naar een esthetische ervaring, begeef je dan richting UGC’s sterrentunnel. Eerder zin in een stukje kitsch, rijd dan naar Metropolis en richt je op het tegenoverliggende Esso-tankstation voor een nostalgische blik op Elvis’ roze Cadillac.

 

Vanwege het ontbreken van een wc-madam kan je gratis de toiletten induiken.

 

Wil je komaf maken met je vrijgezellenbestaan? Trek dan je stoute schoenen aan en maak je vlam warm voor een traditionele cinema-date. Kies voor melige romantiek, zet je strategisch op de achterste rij, deel een zakje nacho’s en leg op het gepaste moment je hand op zijn of haar dij. Ben je niet te vinden voor die popcorn-cultuur, gooi het dan over een alternatieve boeg. Verleid je vlam tot een filmavondje in Cartoon’s, waar je het weliswaar zonder dat zakje nacho’s moet doen. Wat je filmplannen ook mogen zijn, vergeet vooral niet je studentenkaart boven te halen. Je hoeft je daarvoor niet te generen. Een bioscoopavondje kost geld en je moet je lief achteraf toch nog minstens op een colaatje kunnen trakteren.