Leven in de Eindtijd
20/11/2012
🖋: 

Yves Pepermans is doctorandus aan de PSW-faculteit van de Universiteit Antwerpen. Elke maand schrijft hij een subjectieve, sporadisch subversieve column over wat er van en door ons nog moet komen.

Ik hoop van harte dat ik met mijn Engelse titel de studentenvertegenwoordiger voor Vlaamse Aangelegenheden niet beledigd heb. Dat wil ik namelijk pas in de volgende column doen. Ik wil het in mijn rubriek voor de moderne student over de Apocalyps hebben. Ik las de krant vandaag en ver in het Oosten verklaarde men oorlog die “de poorten van de hel heeft geopend”. Op dezelfde pagina stelden de weinig donkergroene mensen van PricewaterhouseCoopers dat we zelfs bij een verdubbeling van onze huidige inspanningen om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, afstevenen op een opwarming van de aarde met zes graden tegen het einde van de eeuw. Met andere woorden: de wereld wordt iets tussen een sauna en een blik sardienen. Een kleine geruststelling vond ik gelukkig in diezelfde krant bij onze paus die me op het hart drukte dat de wereld niet zal vergaan en dat de heer Jezus Van N. helemaal niet het einde van de wereld beschrijft.

 

We kunnen er echter niet omheen dat het einde van de wereld al een hele tijd goed in de markt ligt. Misschien komt het omdat we ons gemakkelijker het einde van de wereld kunnen inbeelden dan -ik denk nu maar out of the box- de ombouw van een voormalige autofabriek te Genk tot een fabriek die als doel heeft elektrische wagens en trams in plaats van winst te maken. Ongetwijfeld zal op 12-12 of 21-12 (naargelang de juiste misinterpretatie van de Mayakalender) uw facebook of twitteraccount weer vol staan met ludieke, veel gelikede kwinkslagen over het einde van de wereld. Ook de Apocalyps staat tegenwoordig tussen aanhalingstekens.

 

Het zijn echter niet alleen de Groene Khmer, Joods Actueel of obscure sekten die continu met de Apocalyps schermen. Ook degenen die van Vlaanderen Beieren aan de Noordzee willen maken, maar dan zonder de ongerepte natuur, zeggen al dertig jaar dat de index hervormd, of in de volksmond: afgeschaft, moet worden, omdat we anders het Griekenland aan de Noordzee zullen worden.

 

Doembeelden hebben niet de bedoeling om de toekomst te voorspellen, maar om het heden te veranderen. De Apocalyps is immers niet aantocht, ze is hier en ze gaat voorlopig niet weg. Ze is dagelijkse kost voor onze leeftijdsgenoten in Athene en Gaza. Voor de bootvluchtelingen op weg naar Fort Europa die als visvoer dienen voor onze sushi. Terwijl de Bijbelse Apocalyps nog de uitverkorenen het paradijs biedt en de slechten verdoemt, wordt vandaag de elite van de machteloze gescheiden. Het heeft geen zin om te wachten tot de Beloofde Revolutie of Land of nucleaire Apocalyps er is. Het is in deze realiteit dat we kant moeten kiezen.

 

"There is a war between the ones who say there is a war and the ones who say there isn't", zong Leonard Cohen. Er was ooit een partij in Antwerpen die Waardig Ouder Worden heette. Ze hadden Cohen als lijsttrekker moeten kiezen. Ik had vast strategisch kant voor hem gekozen.



Universiteit Antwerpen maakt zich op voor integratie
19/11/2012
🖋: 
Auteur

Hoe heet het ook alweer? We begonnen in 2008 met academisering, flirtten met de term rationalisering, konden ons uiteindelijk toch niet vinden in inkanteling en eindigden bij integratie. Die laatste term vond men het meest positief klinken. Maar hoe zit het nu eigenlijk met die integratie? Wat wordt er precies geïntegreerd? En zijn we daar klaar voor? Hoeveel gaat dat allemaal kosten? dwars maakt de rekening op.

Concreet gaat er in 2013 het volgende gebeuren: vier departementen van de Associatie van Universiteit en Hogescholen Antwerpen (AUHA) maken de overstap van professionele naar academische opleiding. Die departementen zijn het Departement Revalidatiewetenschappen en Kinesitherapie, het Departement Vertalers en Tolken, het Departement Toegepaste Ingenieurswetenschappen en het Departement Ontwerpwetenschappen (denk architectuur en productontwikkeling). In totaal is dat goed voor achttien opleidingen en ongeveer vijfhonderd werknemers. Universiteit Antwerpen zal haar studentenbestand tot over de 18.000 zien groeien. In heel Vlaanderen gaat het over 21.000 studenten die zich van de ene dag op de andere in een universitaire omgeving bevinden. Waar komt die integratie vandaan? Volgens rector Alain Verschoren moet men de oorsprong gaan zoeken bij het Bologna-akkoord. De introductie van bachelors en masters over de gehele lijn in 2005 moest ervoor zorgen dat de Vlaamse hogere opleidingen dichter aanleunden bij hun verwanten in heel de EU. Minister Frank Vandenbroucke zocht destijds een manier om de professionele opleidingen van vier jaar een academisch wetenschappelijke onderbouwing te geven. En toen was daar: de integratie.

 

Niemand is klaar

Is de Universiteit Antwerpen klaar voor de integratie? In april van dit jaar antwoordde Verschoren in dwars 72 op die vraag: “Nee. Leuven ook niet, en Gent ook niet; Hasselt, Brussel, niemand is klaar.” Nu ligt het toch net iets anders. Bart Heijnen, algemeen beheerder van de universiteit, meldt: “We zijn klaar voor zover we kunnen klaar zijn.” Waarmee bedoelt wordt dat alle problemen die voorzien zijn, geen probleem mogen vormen. Verschoren voegt eraan toe: “We hoeven geen feelgoodniveau waarop er geen problemen zijn. We gaan voor feiten, en de feiten zijn dat we klaar zijn op financieel niveau en op het vlak van statuten van de hogeschoolwerknemers.”

 

Want de statuten van hogeschoolwerknemers zijn lang niet dezelfde als die van universiteitsmedewerkers. Er is zoiets als het ZAP-statuut, het Zelfstandig Academisch Personeel. Docenten en gewoon- en buitengewoon hoogleraars hebben het nodig. Om een doctorandus te begeleiden moet je zelf weten hoe het is om onderzoek te voeren. Het is mogelijk om het hogeschoolstatuut te behouden voor overgeplaatst personeel, maar dat statuut zal binnen de universiteit uitdoven. Volgens Verschoren is het echter niet verplicht om zelf een doctoraat te hebben om het ZAP-statuut te verkrijgen. “Een doctoraat staat niet gelijk aan een ZAP-statuut. Vanaf de overschakeling gaan we personeel screenen op individuele basis. Dat noemen we ZAP-tracking. Bij nieuw aangenomen personeel gaan we vooral kijken naar het onderzoek.” Heijnen weer: “Het onderzoeksniveau van de hogeschoolopleidingen zal moeten groeien. Onze centen komen van onderzoek, dus dat moet aanwezig zijn. Maar dat is ook historisch gegroeid voor academische opleidingen, dus ik zie niet in waarom dat voor de professionele opleidingen niet zou kunnen.”

 

Moeten studenten zich ongerust maken? Wordt een van de geïntegreerde opleidingen minder professioneel, of worden de academische opleidingen minderwaardig? Verschoren: “Dikke larie. Natuurlijk moeten ingenieurs praktisch opgeleid worden. Dat zal ook niet veranderen. Geneeskunde is uiteindelijk ook een professionele opleiding, en Rechten, en Farmacie.” Heijnen: “Professioneel is in dezen een defecte term. Iedere student hoopt met zijn studie een job te vinden.”

 

geografische monopolie

Op de integratie is al veel kritiek gekomen, vooral vanuit de hoek van het Vlaamse Vereniging voor Studenten (VVS). Een van hun kritiekpunten is dat de “overheveling de onevenwichten versterkt. Één universiteit krijgt het monopolie om in gans Vlaanderen haar deuren te openen.” We hebben het dan over de associatie KU Leuven, dat ook Lessius Antwerpen en Sint-Lucas Gent onder haar instellingen kan rekenen. Ook Verschoren verwijst ernaar wanneer we hem spreken, zij het impliciet: “Dit proces verloopt overal hetzelfde, al komt Universiteit Antwerpen minder in de media. Goed, ons personeel is dan ook niet over heel het land verspreid.” Die geografische monopolie van de KUL speelt vooral op financieel niveau. Het Vlaamse onderwijs zit namelijk met een gesloten enveloppe, wat concreet wilt zeggen dat het geld evenredig verspreid wordt over de universiteiten, op basis van het aantal studenten dat de associaties kunnen strikken. Dat Leuven in andere steden ook studenten komt inpikken, is dus een zeer punt. Wat betreft de kosten kan Bart Heijnen duidelijk zijn: "Om de integrerende opleidingen tegen 2018 break even te krijgen is cumulatief 6 miljoen euro nodig." Voor infrastructuur is de situatie complexer aangezien tegelijk met de integatie ook de herschikking van de buitencampussenwordt doorgevoerd. Zo wordt er circa tienduizend vierkante meter plaats gemaakt op campus Groenenborger voor de Toegepaste Ingenieurswetenschappen. Door de huidige gebruikers van deze oppervlakte op campus Drie Eiken te huisvesten, wordt er gedeeltelijk verbouwd en komt er ook een nieuwbouw op campus Groenenborger. De verhuis naar campus Drie Eiken is onontbeerlijk voor de integratie van de Ingenieurswetenschappen, maar tegelijkertijd worden de verhuizers in vernieuwde ruimtes ondergebracht, wat ook hen ten goede komt. Financiëel komt dit grosso modo neer op het volgende plaatje: 30 miljoen euro vanwege de universiteit, daarenboven nog 15 miljoen subsidie van de Vlaamse Gemeenschap en dan nog een tekort van 10 miljoen euro "nog te vinden". Met dat in gedachte wordt dit vast niet het laatste wat over de integratie geschreven wordt.



Anti-kraak in Antwerpen
19/11/2012
🖋: 

Wie heeft ze nog niet gezien: Antwerpse panden met aan de ramen posters met opschrift ‘bewaakt door bewoning’? Vaak gaat het om oude bedrijfsruimten, zoals de oude rijkswachtkazerne in de Korte Vlierstraat of het oude postsorteercentrum bij station Berchem. Gebouwen die de fantasie prikkelen. Want geef toe, in een oude rijkswachtkazerne in hartje stad wonen: het klinkt best aanlokkelijk. Maar wat betekent ‘bewaakt door bewoning’ en hoe doe je dat? dwars ging op zoek in de wereld van anti-kraak en anti-anti-kraak.

In Antwerpen leveren onder andere Interim, FMT en Camelot ‘totaal leegstandsbeheer’, waarvan de laatste de grootste is. Slimme zet om een naam te kiezen die doet denken aan kastelen. Maar goed, ‘totaal leegstandsbeheer’, c’est quoi ça? Camelot wordt ingehuurd door vastgoedeigenaren die hun bezit willen voorzien van bewoners. Zij moeten dat eigendom dan onderhouden en in de gaten houden. Want een pand dat bewoond wordt, kan niet gekraakt, vernield of gebruikt worden voor illegale feestjes en brandstichting. Op de site van Camelot is een gefotoshopt plaatje te zien van alle mogelijke onheil. Je zou bijna gaan denken dat alle krakers criminelen op vernielmissie zijn. Toch is een bewoond pand interessanter dan een onbewoond pand. Het onderhoud wordt voorzien, vandalisme wordt binnen de perken gehouden en je bent als eigenaar niet langer verplicht leegstandstaksen te betalen – al zou dat laatste volgens Bianca Debaets van Camelot niet hét uitgangspunt mogen zijn om deel te nemen aan het project.

 

Maar wat wil dit zeggen voor de bewoners? Hoe mooi het ook klinkt, zo’n rijkswachtkazerne heeft niet de infrastructuur van een doorsnee rijtjeshuis. Hoe zit het dan met meubels, een keuken en badkamer, centrale verwarming en elektriciteit? Als bewoner moet je vaak niet de grootste luxe verwachten, toch zullen de basics wel aanwezig zijn. Ja, je moet de ‘bedrijfsdouche’ vaak delen met een tiental anderen. Ja, je moet je eigen meubelen voorzien. En ja: de woongelegenheid is tijdelijk. Erg tijdelijk. Als de eigenaar beslist zijn bedrijf weer op de markt te zwieren, zal je als anti-kraker snel vervangen worden door werknemers, vergaderingen en slappe koffie.

 

"Dit is meer betalen voor hetzelfde"

 

Maar waarom zou je dan voor anti-kraak kiezen? Omdat je in fantastische panden kan intrekken, ook al is het slechts tijdelijk, voor een mooie prijs. En stiekem lever je weer een bijdrage aan de maatschappij: er is weer een gebouw gered van vernieling. Geef toe, de gemiddelde Antwerpse café-ganger heeft zo zijn buien van vernietiging. En het is niet zo’n ver-van-ons-bed-show als we zouden denken. Even rondsurfen op de sites van Camelot en FMT en met een muisklik kan je je aanmelden als kandidaat. Opvallend is wel dat de sites in veel grotere mate naar de eigenaars worden gericht dan naar de (toekomstige) bewoners, toch wordt duidelijk gemaakt dat ook de bewoners juridisch ingedekt zijn. “Dat mag ook wel, ze betalen huur”, hoor ik je al denken. De bewoners betalen geld, dat klopt, en vergeleken met de huurprijzen in het Antwerpse is dit peanuts. Als iets te mooi lijkt om waar te zijn, kan je maar beter wat veldonderzoek doen.

 

Een zweethut in Waarloos

Toch zelf eens een kijkje nemen. In Waarloos. Door een doolhof van gangen en trappen komen we in de juiste vleugel terecht, met als eerste observatie: het is hier gigantisch. De bewoners slapen in oude kantoren en in de vroegere kantine bevindt zich nu de woonzaal. Er is nog ruimte voor een muziekkamer, schilderkamer, plantenhoek en er zijn plannen voor een zweethut in de tuin. De bewoners maken ons al snel de voordelen van anti-kraak duidelijk: veel ruimte, een mooie prijs en een alternatieve, avontuurlijke woongelegenheid. Ze huren een deel van het pand via FMT van Alken-Maes, wat wil zeggen dat er enige controle is. In dat opzicht is het een normale huurder-verhuurder relatie: er wordt huur betaald, onderhoud en reparaties zijn verantwoordelijkheden voor de huurder. Een minpunt is dat inschrijving op het adres heel moeilijk is. Ook zijn afspraken over privacy noodzakelijk in zulke grote ruimtes.

 

Anti-kraker Peter (30) woont al 2,5 jaar met veel plezier in het oude postsorteercentrum, Berchem X. Er wonen nog ongeveer acht mensen. De intensiteit van contact is wisselend maar over het algemeen plezierig. Hij heeft gekozen voor anti-kraak om “de ruimheid, de locatie en de toffe woonformule.” Ooit repeteerden er bandjes en werd er al eens een feestje gevierd maar dat is afgelopen na tussenkomst van Interim. Last van de controles heeft hij niet: “Ze komen wel eens langs, maar onze privévertrekken laten ze met rust. Als er iets kapot gaat, staan ze er meteen en het contact is zeer goed.” Ondanks de opzegtermijn van drie weken raadt hij iedereen deze manier van wonen aan.

 

Krakersweerwoord

Het woord zegt het al: anti-kraak wil kraken voorkomen. Krakers hebben hier zeker een woordje over te zeggen. Volgens Maartje hanteren anti-kraakinstanties geen sociale werkwijze: “Ik vind dat bewoners als objecten worden gezien. Ze hebben weinig rechten via de bruikleenovereenkomst, die enorm verschilt van een huurovereenkomst.” Inderdaad, leegstandbeheerders doen er alles aan het woord ‘huur’ niet in de mond te nemen, want bij huren komen huurdersrechten kijken. “Er is het gebrek aan privacy door onverwachte controles, verder: verplicht onderhouden, aanwezig zijn, geen feestjes, geen rommel en je mond dichthouden. Als je klaagt, kun je eruit gegooid worden zonder opgave van reden. Dit kan niet bij een huurcontract en dat wordt dus omzeild. Niet met het oog op het welzijn van de bewoners maar op het verdienen van geld.” Leegstandtaks is duurder dan leegstandbeheer en de pandeigenaar betaalt de verbruikskosten van de bewoners. De bureaus krijgen in feite van beide kanten geld, het cliché van het onnodige tussenmannetje dat het meest profiteert. “Specificaties over waarom je wat nou precies betaalt zijn heel moeilijk te krijgen, terwijl de kosten wel degelijk stijgen. Het is heel ontransparant en ze kunnen er mee doorgaan want na jou zijn er honderd anderen.”

 

Geen sociale oplossing

Een ex-anti-kraker vertelt over zijn contact met zijn beheerbedrijf nadat hij moest vertrekken uit een appartement. Het bedrijf zou helpen met het vinden van een nieuwe verblijfplaats. Fout gedacht. Na lang aandringen, vertelden ze hem dat hij moest reageren op aanbiedingen zoals elk ander en dat ze per huis zo’n vierhonderd reacties kregen. Het huis waar hij om onduidelijke reden uit moest, staat nog altijd leeg. Omdat hij nog bezig is met leegstandbeheer wil hij liever niet bij naam genoemd worden. Ook hij is lang niet overtuigd van mooie praatjes. “Woningnood en steeds sneller stijgende huurprijzen werken elkaar in de hand en de stad Antwerpen heeft met leegstandbeheer geen sociale oplossing voor dit probleem. De enige reden waarom de huren stijgen is omdat de vraag zo groot is, niet omdat de huizen mooier en beter onderhouden zijn. Dat is meer betalen voor hetzelfde.”

 

Joep, kraker sinds jaar en dag, benadrukt geen kwaad te zien in iemand die 'bewaakt door bewoning': “Veel mensen die anti-kraken hebben dezelfde sympathieën als krakers. Beiden willen leegstand in tijd van woningnood zien verdwijnen. Onbewust, werken die mensen dit echter in de hand en blijven leegstand en speculatie op de woningmarkt in stand.” Wie meer wil weten over moeilijkheden van anti-kraak, kan de Nederlandse documentaire ‘Leegstand zonder zorgen’ bekijken.



dwars herleest
18/11/2012
🖋: 
Auteur

REWIND Het enige verhaal dat ik in vele vormen heb gezien, zonder het boek zelf ooit nog herlezen te hebben, is het dagboek van Anne Frank. Ik was elf toen ik het las en wat ik me slechts nog herinner, is dat het me zo persoonlijk aansprak, omdat haar ontboezemingen me heel herkenbaar en hedendaags voorkwamen.

 

PAUSE Anne schrijft in het begin dat ze zich niet kan voorstellen dat iemand later geïnteresseerd zou zijn in haar schrijfsels, maar: “papier is geduldiger dan mensen”, vindt ze. Over het eerste zou ze geen gelijk krijgen, over het tweede helaas wel. Het valt me nu op hoe grappig ze is. Hoe ongelofelijk goed ze schrijft voor haar leeftijd. Wat had ze in die jaren dan ook anders te doen dan een beetje lezen, schrijven en aardappelen schillen? Steeds meer nemen de sfeer onder de onderduikers, de schaarste en de ontwikkelingen in de jodenvervolging de hoofdrol in. De angst groeit terecht en Anne schrijft op haast journalistieke wijze verslag. Ze is zich er erg bewust van dat het elk moment afgelopen kan zijn, maar hoop doet leven wanneer ze hoort over de aanslag op Hitler.

 

PLAY In de laatste alinea schrijft Anne hoe ze in gezelschap nooit de kant van zichzelf kan laten zien die ze wil laten zien, zonder dat ze zich daarin afgewezen voelt. Haar extreme situatie leent zich er bij uitstek voor om tot de vele diepe zelfreflecties te komen, hoewel ik dit toch niemand zou aanraden. Je gaat dit boek tenslotte niet lezen omdat je zo benieuwd bent hoe het ook al weer afliep.



Over doctoreren en buitenlandse studiedromen
18/11/2012

Doctoreren is niet vanzelfsprekend en het krijgen van een beurs die je in staat stelt je volledig op je onderzoek te richten, al helemaal niet. Studenten die kiezen voor een specialisatieprogramma, stage of Master na Master in het buitenland, moeten dikwijls ook op zoek naar gulle gevers. Met het nodige doorzettingsvermogen en wat inventiviteit kom je in je zoektocht naar beurzen echter een heel eind. Tips van vijf ambitieuze dames voor intellectueel verantwoord golddiggen.

Op dit moment telt de Universiteit Antwerpen ruim 1.100 geregistreerde doctorandi en in het afgelopen academiejaar werden bijna honderdvijftig doctoraatsproefschriften succesvol verdedigd. Financiering voor het doctoraat kan op drie manieren gebeuren. Via een aanstelling als werknemer (assistent) aan een universiteit; via projectgebonden financiering (als bursaal of werknemer word je tewerkgesteld voor projecten) of via persoonsgebonden financiering.

 

Het FWO (Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen) en het IWT (Agentschap voor Innovatie door Wetenschap en Technologie) zijn de twee grootste instanties om een beurs te verwerven op eigen naam en zo voor vier jaar voltijds onderzoek uit te voeren. Statistisch bieden deze kanalen het meest kans op succes bij het voorbereiden van een doctoraat. VLIR-UOS (Vlaamse Interuniversitaire Raad – Universitaire Ontwikkelingssamenwerking) biedt doctoraatsbeurzen via het VLADOC-programma aan voor onderzoekers van wie het onderzoeksvoorstel ontwikkelingsproblematiek als onderwerp heeft. Verschillende Belgische universiteiten hebben kredieten beschikbaar voor doctoraaltrajecten, zoals startkredieten van het Bijzonder Onderwijsfonds. De Universiteit Antwerpen kent financiële ondersteuning in de vorm van opleidingskredieten.

 

Uit eigen ervaring

Iemand die het klappen van de zweep kent is Denies Du Mon: “Ik zit in het eerste jaar van mijn doctoraat hier in België, maar ik heb wel op verschillende plaatsen een aanvraag ingediend. Ik krijg maar een beurs voor een jaar, dus ik moet mijn aanvraag hernieuwen. Dat ga ik ook doen in het buitenland. Vorig jaar kreeg ik goedkeuring voor een beurs van de Arts and Humanities Research Council voor de University of Edinburgh en ik werd toegelaten aan de Freie Universität van Berlijn, maar zonder beurs. Ik heb die twee niet aangenomen om in België te kunnen blijven, eerder om financiële redenen. Ik heb zelf een aanvraag ingediend bij het FWO. Verder heb ik ook nog een beurs aangevraagd bij de Fernand Lazard Stichting. Ik vroeg ook nog beurzen bij de British Council en de DAAD (voor Berlijn). Voor Edinburgh heb ik ongeveer 15 beursaanvragen – scholarship awards, bursaries, research funding – ingediend. Deze kan je na lang zoeken terugvinden op de website, elk met andere vereisten en motivatiebrieven: dat is dus heel veel werk. Alle instanties op dit vlak zijn vrij ontoegankelijk: ze zijn duizelingwekkend en tijdrovend, maar je moet echt outside of the box denken als je aan geld wilt geraken in het huidige economisch klimaat.”

 

Wat haar opviel is dat in België heel veel mensen enkel bij het FWO proberen en niet verder zoeken naar alternatieve opties. “Ze wachten bang af tot ze eindelijk iets horen van het FWO. Als ze dan geen beurs kregen en teleurgesteld zijn, vind ik het vooral jammer dat ze geen andere mogelijkheden benutten.”

 

“Wees dus heel georganiseerd en houd goed je documenten bij. Steek veel tijd in je onderzoeksvoorstel, maar verwaarloos je motivatiebrief niet. Wees innovatief; zowel academisch in je voorstel, als in je zoektocht naar geld. Houd er rekening mee dat zoeken en schrijven echt enorm veel tijd vergen dus plan dit ook in. Tenzij je alle geluk op het FWO-paard verwedt.”

 

Erasmus is zo jaren negentig

Nadat ze in september haar Master in de Rechten aan onze universiteit behaalde, begon Yousra Benfquih aan een European Master in Human Rights and Democratisation aan het European Inter-University Center in Venetië. “Deze studie kostte me 4.130 euro aan inschrijvingsgeld. Het leven in de dogenstad is duur en per maand betaal ik 850 euro aan huur en eten. Het programma voorziet het tweede semester een verblijf aan een partneruniversiteit. Ik gaf Kopenhagen, Utrecht en Padua op. Als het uiteindelijk Denemarken wordt, zullen mijn leefkosten nog stijgen.” Vorig schooljaar vroeg ze dan ook verschillende beurzen aan. Via Rotary, Vocatio en ActUA kreeg ze 19.000 euro.

 

Floor Keuleers werd twee jaar geleden Bachelor in de Politieke Wetenschappen. Na een Master Vergelijkende en Internationale Politiek in Leuven, koos ze in 2011 voor een Master of Philosophy in Development Studies aan de University of Cambridge. Zoals we in de Internationale Editie van dwars 75 berichtten, is studeren in het Verenigd Koninkrijk niet goedkoop. “De totale kostprijs van mijn jaar in Cambridge, schat ik op 23.000 euro. De universiteit begrootte inschrijvingsgelden, de huur van een kamer en levensonderhoud voor een academiejaar op 20.000 pond of ongeveer 25.000 euro. Ik ben dus met iets minder toegekomen.” Ook Keuleers beproefde haar geluk bij Rotary en kreeg een districtsbeurs van 12.000 euro.

 

Diners

Contact krijgen met een lokale afdeling van deze wereldwijde organisatie van begoede weldoeners, was niet eenvoudig. Keuleers vindt dat de club best wat toegankelijker kan worden voor studenten met buitenlandplannen. Zowel zij als Benfquih zijn wel erg te spreken over hun peter die hen voordroeg bij zijn club en goed begeleidde tijdens de procedure. De beslissing over het aanvaarden van hun kandidatuur werd tijdens een informeel club diner genomen. Eens aanvaard door de andere clubleden, volgden nog de opmaak van een schriftelijk dossier en een mondelinge fase voor een jury. Benfquih ervoer de hele procedure als redelijk energie-intensief. Keuleers vindt dat ze niet overmatig veel tijd in haar voorbereiding stak in ruil voor wat ze kreeg. Zonder beurs was ze evenwel niet naar Cambridge vertrokken. “Het zou niet onmogelijk geweest zijn, er zijn altijd nog wel studentenleningen. Ik zou het echter een zeer stresserende situatie hebben gevonden om mij in de schulden te steken voor een studie.”

 

Bij Vocatio krijg je geen peter maar een ambassadeur. “Voor mij was dat Mia Doornaert. Ik weet niet of dit standaard is maar ik ben met haar gaan eten en we hebben een zeer uitgebreid en aangenaam gesprek gehad. Omdat ze als het ware mijn zaak moest bepleiten voor een jury, was het voor haar belangrijk om een idee van mij te vormen”, aldus Benfquih. De 7.500 euro die ze voor haar ‘roeping’ kreeg, wordt in twee schijven uitbetaald. Ze kan de komende drie jaar de tweede schijf aanvragen, mits een verslag over de vordering van haar studieprojecten.

 

Leonardo = altijd prijs

Vorig schooljaar vertrokken 6824 Belgische studenten ‘op Erasmus’ en kregen onze universiteiten 7837 buitenlandse studenten over de vloer. Vanaf volgend jaar worden er echter financieringsproblemen voor het Erasmusprogramma verwacht. Het goede nieuws: er zijn andere manieren om met Europees geld de parking te veroveren.

 

Over enkele dagen vertrekt Fien Hiel naar Lincoln, Verenigd Koninkrijk. Ze doet er een onderzoekstage aan de School of Journalism en kreeg daarvoor een beurs via het Europese Leonardo da Vinci programma. Ze studeerde communicatiewetenschappen en is zowel Master in de Strategische Communicatie als in Internationale Betrekkingen en Diplomatie. Haar is het leed uit de titel totaal onbekend. “Ik heb niets dan positieve ervaringen met beursaanvragen en dit is mijn derde uitwisseling. De info online en op infosessies is relevant en bij de dienst Internationale Samenwerking (dIS) kan je altijd terecht. Ze zijn erg behulpzaam en vriendelijk.”

 

Anissa Guerti is op dit moment op stage in Spanje. De voormalige studente (bachelor Engels-Spaans, Master Engels) werkte na afstuderen anderhalf jaar maar besloot dan om taalassistente Engels in Valencia te worden. Haar buitenlands tussendoortje hield dus een loonverlies in maar dat compenseert ze via een Leonardo-beurs van 5.000 euro. “Ik heb enorm veel hulp gekregen, vooral van Jill Aerts (dIS). Zij beantwoordde mijn vragen, heeft mijn dossier snel verwerkt en hield me steeds op de hoogte. Alle documenten invullen, een motivatiebrief schrijven en informatie over mijn stageplek bemachtigen vergden vrij veel tijd. Ik heb enkele weken moeten wachten tot mijn dossier aanvaard was. Ongeveer twee weken nadat ik aanvullende documenten had ingediend, stond er al 75 procent van de beurs op mijn rekening. Het overige kwartje, krijg ik na het indienen van een evaluatieformulier.”

 

Via de site van de Universiteit Antwerpen: Onderwijs > doctoreren en > Onderzoekers – financiering kom je veel meer te weten over interne en externe financieringsmogelijkheden (zie folder: Hoe financier ik onderzoek). Voor financiering van doctoraatsstudies in het buitenland, kan je je wenden tot het departement Onderzoek van de Universiteit Antwerpen (ADOC) of tot de dienst Internationale Samenwerking (dIS). Het eerste aanspreekpunt binnen onze universiteit betreffende doctoraten en de doctoraatsopleiding is Kim Huyge.

 

Ga voor info over beurzen voor afgestudeerden langs bij de dienst Internationale Samenwerking (Stadscampus, Gratiekapelstraat 10), bezoek de site of een van de infolunches (zie zakagenda) voor informatie over studeren, onderzoek, stages en werkvakanties in het buitenland. Blader de folders Wegwijs na de universiteit en Grandioos Grenzeloos door voor inspiratie over de mogelijkheden en eventuele sponsors. En jongens, laat jullie niet kennen en kom van aan de haard vandaan.



dwars herleest
18/11/2012
🖋: 
Auteur

REWIND Het oneindige verhaal. Het klinkt je bekend in de oren maar je kan het niet onmiddellijk plaatsen? Wacht, even in het Engels proberen: 'The Neverending Story'. Ja, die film met de vliegende witte draak. Maar oorspronkelijk was het een boek van Michael Ende en dat boek werd jaren geleden door ‘de Bonni’ aan mijn broer cadeau gedaan voor zijn negende verjaardag. Om dan door mij gelezen te worden - mijn broer las niet graag boeken, laat staan oneindige boeken.

 

PAUSE Ik ga eerlijk zijn, ook ik herinnerde me enkel de vliegende draak. Ergens zaten er nog herinneringen over een woestijn van kleuren, vreemde wezens, een kleine keizerin en een land dat Fantàsia heette. Daar hield het op. Ik wist wél nog hoe ik werd meegezogen in het verhaal. Wat meer betekent dan je zou denken: fantastische boeken boeiden me niet, ik had genoeg aan mijn eigen fantasie. Het oneindige verhaal was anders. Al wil ik wel even meegeven dat toen ik de film onlangs eens van onder het stof heb gehaald, mijn enthousiasme in diepe teleurstelling veranderde. Gelukkig was Ende het met me eens, wat de ‘het boek is beter dan de film’-filosofie sterkt.

 

PLAY Dus ik haal het boek opnieuw uit mijn boekenkast (mijn broer heeft het na twintig jaar duidelijk niet gemist), nestel me in de zetel met een dekentje en een tas dampende thee en begin te lezen. Over hoe Bastiaan samen met mij wordt meegezogen in het verhaal van Atréjoe en Fantàsia. Over hoe het oneindig uitstrekkende land wordt opgeslokt door het mysterieuze ‘Niets’. Plotsklaps wordt Bastiaan mee Fantàsia ingezogen en terwijl ik al lezend naar mijn tas – inmiddels koude – thee graai, voel ik de nood om Fantàsia zelf te gaan redden. Want zou Fantàsia niet voor onze eigenste fantasie kunnen staan? Is het niet zo dat onze fantasie vaak evenredig verkleint naargelang onze leeftijd verder telt? Beste meneer Ende, ik denk dat ik uw boek nog een derde keer ga lezen. En een vierde en een vijfde. Als ik bij iedere lezing zo’n ontdekkingen maak, lukt het me misschien om mijn eigen Fantàsia te redden van het 'Niets'.



Bij Monde van Du Mon
18/11/2012
🖋: 
Auteur

Er zijn zo van die ongelooflijk ijverige studenten die net van een andere planeet lijken te zijn gekomen en een buitenaards gevoel voor time management hebben. De studentus voluntaris is een ras apart en door middel van buitengewoon slechte schaduwtechnieken, heb ik het op mezelf genomen om de natuurlijke habitat van deze soort in de schijnwerpers te werpen. Deze week ga ik mee met Jorne, vrijwillig ambulancier bij het Vlaamse Kruis in Zandhoven.

Ik ben op een koude zondagmiddag al twee keer voorbij de standplaats gereden voordat ik doorheb dat die zich – weliswaar half verdoken – pal tussen het containerpark en het BMX-terrein van Zandhoven bevindt. “Zijn onderweg van Malle. Terug over 20 min,” laat Jorne per SMS weten. Een container beplakt met het Vlaamse Kruis-logo staart me aan. Is dit een ziekenwagenstandplaats? Als Jorne, vijfdejaars geneeskundestudent, enkele minuten later met zijn partner Raf aankomt, verduidelijkt hij met een glimlach al mijn vragen. Jorne zelf richtte de standplaats vier jaar geleden mee op. “Dat was nodig omdat de ziekenwagens anders van een ziekenhuis zelf moeten komen, en die liggen vrij ver. Deze standplaats ligt met ongeveer twaalf à dertien kilometer van een ziekenhuis nogal centraal. We doen drie, misschien vier ritten per etmaal, dus je kan wel stellen dat er nood was aan de standplaats.”

 

Niemand weet dat wij vrijwilligers zijn

Jorne loodst me naar binnen in de ziekenwagendienst, een container die er vanbinnen ietwat huiselijk uitziet: er staat een sofa, TV, mini-keuken, tafel en twee aparte slaapkamertjes. Ik ben verward. “Ja, hier leven we als we niet onderweg zijn. We draaien shifts van twaalf uur, dus je hebt wel nood aan wat geriefelijkheid, zoals een keuken en slaapkamer.” Jorne blijft me gedurende ons gesprek voortdurend verrassen. Niet alleen richtte hij de dienst mee op, hij is de laatste jaren twee tot drie keer per week aan het werk. Dit jaar doet hij het wat rustiger aan omdat hij voor zijn studie al zoveel stage moet lopen in ziekenhuizen. “Je wist het misschien niet, maar ambulanciers in België zijn voor 95% vrijwilligers. De overheid verleent niet echt veel financiële steun aan ons. We krijgen 35 euro voor een shift van twaalf uur. Vergeleken met andere Europese landen, zoals Nederlands, is het ambulance-wezen in België erbarmelijk geregeld.”

 

Om ambulancier te worden hoef je tevens verrassend weinig te doen. Je moet een opleiding volgen, met een stage van veertig uur. Dat is ook niet altijd optimaal. Jorne en Raf zeggen dat ambulanciers in twee soorten kunnen worden opgedeeld. “Er zijn zij met wat wij het ‘Blue Light Syndrome’ noemen – dat zijn mensen die graag snel rijden en de zwaailichten opzetten - en dan zijn er de echte, begane ambulanciers.” Een speciale rijopleiding hoef je niet te volgen. Ook daarover heerst er verwarring in België: “Er is geen regulering als het op het verkeer aankomt. Er bestaan geen regels die de burgers moeten naleven buiten dan dat ze opzij moeten gaan voor de ziekenwagen. Waar naartoe is niet gespecificeerd. Dat zorgt regelmatig voor moeilijke situaties.”

 

Mensen zien sterven is goed voor me

In het kader van zijn studie is ambulancier zijn heel voordelig. Jorne is het immers al gewoon om met patiënten om te gaan in de meest benarde situaties. “Maar daaraan ben je eigenlijk heel snel gewend”. Ja, hij heeft al mensen zien sterven. Niet meteen een positieve ervaring, maar voor een dokter in wording moet zoiets wennen. Jorne kan het vrijwilligerswerk ook redelijk goed met zijn studies combineren. Op vrije momenten studeert hij in de ziekenwagendienst. Jammer vindt hij soms wel dat zijn hobby ook zijn job is. “Begrijp me niet verkeerd, ik doe het enorm graag. Maar soms zijn er ook mensen die om lullige redenen de ambulance bellen. Voor tandpijn bijvoorbeeld. Daar kunnen wij niets aan doen en toch moeten we er meteen heen. In België is het bij wet zo dat als men de ambulance belt, het per definitie wel een dringend geval zal zijn totdat het tegendeel is bewezen. In Nederland is dat weer anders geregeld en moet de ambulance niet meteen doorrijden na de melding.” “Ja, en dan is er ook dat oude vrouwtje dat ons soms opbelt gewoon om een babbeltje te doen; omdat ze verder niemand heeft,” voegt Raf toe.

 

Tijdens mijn bezoek krijgen Jorne en Raf geen oproep, en dat is, geloof ik, maar goed ook. Hoewel het een hele ervaring had geweest dat mee te maken, ga ik akkoord dat een ‘rondleiding’ in de ambulance ook al volstaat. Voor de gelegenheid geven Jorne en Raf toe aan het Blue Light Syndrome en zetten de zwaailichten op. Raf toont me de voetsirene. “Die druk ik altijd per ongeluk in. Ik ben niet echt gezegend met mijn grote voeten.” Mij blijft de goedlachsheid en passie van het paar bij. Als je in de buurt van Zandhoven woont, dan denk ik dat in hun ambulance terechtkomen zo nog het einde van de wereld niet is. Dus als je ziek gaat worden, doe dat dan maar in de Voorkempen, daar zitten nog ambulanciers met passie én de juiste kennis.

 

Ook geïnteresseerd om je in te zetten voor een of andere barmhartige VZW? De website vrijwilligerswerk.be vind je alle vacatures die Samaritaanse studenten nodig hebben om hun goede bedoelingen in daden om te zetten.



De tweejarige master
18/11/2012
🖋: 

Begin november pakte De Morgen uit met het nieuws dat de invoering van de tweejarige masteropleidingen niet doorging wegens geldgebrek. "Niet waar!" riposteerde minister Pascal Smet. Het zou enkel gaan om een discussiepunt waarover in december knopen zouden worden doorgehakt. Hoe zit het daar nu eigenlijk mee? Een klein overzicht.

Even terugspoelen naar vorig jaar, december 2011. In dwars 70 schetsten we het hobbelige parkoers dat de invoering van de tweejarige masters dan al heeft afgelegd. Er was na veel discussie over de noodzakelijkheid van de tweejarige masters een beslissing genomen om deze pas in te voeren vanaf het academiejaar 2015-2016, zodat studenten in elk geval zouden weten hoe lang ze minstens over hun opleiding zouden doen. Het moest ook de verschillende faculteiten de tijd geven om hun dossiers hieromtrent grondig voor te bereiden - al toonde de Universiteit Antwerpen (en haar studentenbestand) zich altijd al een koele minnaar van het voorstel.

 

De Studentenraad Universiteit Antwerpen stelt zich op dat moment verschillende vragen over de noodzaak van de tweejarige masters. Ook het feit dat er binnen de academische wereld geen eensgezindheid bestaat over het dossier doet menig wenkbrauw fronsen. Tenslotte reizen er vragen over de gebrekkige invulling van het extra jaar, en het gebrek aan de nodige extra (financiële) middelen. Volgens het verslag van de Raad van Bestuur van de Universiteit Antwerpen van 28 juni 2011 zou de invoering van tweejarige masters de Vlaamse overheid 17 à 20 miljoen euro kosten, waarvan 2,5 miljoen voor de Universiteit Antwerpen is bestemd. Deze financiële last blijkt te zwaar om te dragen in tijden van crisis en zal de doodsteek zal worden van het plan om meer opleidingen vijf jaar in plaats van vier jaar te laten duren.

 

In juni van dit jaar pakten onze collega's van Schamper (Gent) al uit met het nieuws dat geen enkele aanvraag voor een tweejarige master werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering. Op 6 november van dit jaar berichtte De Morgen dan met het nieuws over de volledige schrapping van het plan. In een reactie op het uitgelekte nieuws reageerde de minister dat er helemaal nog geen beslissingen was genomen, en dat zijn kabinet rond te tafel ging zitten met de onderwijsinstellingen om de voorwaarden waarin een tweejarige master mogelijk is vast te leggen. Vorig jaar tekende dwars dit nog op uit de mond van rector Verschoren: "De trein is vertrokken is, de komst van de tweejarige masters is in principe onomkeerbaar”. De trein lijkt nu echter ontspoord te zijn, en we zijn terug bij af.

 

En nu?

Hoe het nu verder moet, is moeilijk te voorspellen, al staat het zo goed als zeker vast dat er in 2015 geen extra masterjaar te bespeuren zal vallen. Of dat er wel gaat zijn in 2016-2017 valt af te wachten, aangezien de hele discussie opnieuw gevoerd zal worden. Zo gaat heel veel voorbereidend werk van de verschillende faculteiten verloren. Begin december zal minister Smet samen met de onderwijsinstellingen tot (weeral?) een definitief besluit komen. Wordt ongetwijfeld vervolgd.



Buurtcomité Stadscampus zet zich in voor een leefbare buurt
12/11/2012
🖋: 

De wijk rond de Stadscampus heeft een buurtcomité, wist u dat? Het bestaat zelfs al een tijdje. Wist u überhaupt dat er in deze wijk ook niet-studenten wonen, de uitbaters van de Salamander, de Nonius, de Jean en de Jean-Pierre niet meegerekend? Daar dient zo’n buurtcomité namelijk voor, om de feestvierende student duidelijk te maken dat hij/zij niet alleen is. Geen welgemeende fuck you, maar een welgemeende "mag ik u vriendelijk verzoeken mijn vuilniszakken te laten staan?"

Nochtans beginnen dergelijke initiatieven altijd op dezelfde manier: een buurtbewoner heeft voor de laatste keer de kots van zijn stoep geveegd en roept een vergadering bijeen met de buren, waarop iedereen onverbloemd zijn gal mag spuwen over de overlastveroorzaker. Er worden notities genomen en de volgende dag krijgt het stadsbestuur een leuke brief in de bus. Dat dit niet de meest doeltreffende manier is om het probleem aan te pakken, mag duidelijk zijn. En dat besef is doorgedrongen. Onder invloed van Wim Peleman, buurtbewoner en ondernemer, kwam er een website, een Facebookpagina, en werd er een actieplan opgesteld met duidelijke doelstellingen: het bevorderen van de communicatie tussen bewoners, studenten, stadsbestuur en politie; en het bevorderen van de leefbaarheid. Wij gingen eens praten met Peleman en twee andere leden van het comité, Annemie Kiggen en voorzitter Philippe Vosters, om te zien hoe het gesteld is met die doelstellingen.

 

Hoe lang bestaan jullie nu precies?

Philippe Vosters Er zijn al verschillende jaren vergaderingen geweest van buurtbewoners waarin men frustratie kon uiten over de problemen met de studenten. Maar het was rond 2008 dat er echt initiatief genomen werd en men het comité opgericht heeft. Vorig jaar was de Ossenmarkt zo’n smerig stort geworden dat er zelfs foto’s in de krant stonden.

Wim Peleman Voor de duidelijkheid, dat komt niet alleen door de studenten. De Stadscampus is een verbinding van het station en de Rooseveltplaats met de feestbuurt, dus is er ook overlast van doorgangers. We beseffen maar al te goed dat we in een studentenbuurt wonen, en dat daar nu eenmaal studentenactiviteiten bij horen.

 

‘Stadscampus’ is wel een vrij groot gebied voor een buurtcomité, niet?

Peleman We hebben er bewust voor gekozen om geen duidelijke grenzen te stellen. Achter de Paardenmarkt is er bijvoorbeeld al een ander buurtcomité en die verricht heel goed werk. Op de website staat dat we opkomen voor de buurt rond het Frans Halsplein en de Ossenmarkt, maar in principe willen we iedereen helpen die in de omgeving van de Stadscampus woont. De vaste bewoners, maar ook de tijdelijke. Er zijn net zo goed studenten die lid zijn van het comité, maar dat zijn wel allemaal mensen die in deze buurt op kot zitten.

 

Het academiejaar is drie maanden bezig. Al veel problemen gehad?

Peleman De laatste tijd is er weer heel veel last.

Annemie Kiggen Lawaai, vuiligheid, vandalisme: spiegels die van auto’s getrokken worden. Verleden week was er om de hoek van mijn straat een wc-huisje dat omgeduwd op straat lag.

Vosters Dat zijn dan uitdagingen die men moet uitvoeren voor die zogenaamde ‘schachten-drils’. Daar willen we absoluut met de verschillende studentenverenigingen over samenzitten. Sommige van die doopactiviteiten kunnen gewoon niet.

 

Men heeft toch een doopcharter opgesteld?

Vosters Ik heb dat charter gelezen. Het wordt niet nageleefd.

Peleman Er staat duidelijk in dat er niet met etensresten op het openbaar domein gespeeld mag worden. Openbare dronkenschap mag ook niet. Maar op het Frans Halsplein heb ik verenigingen beide dingen zien doen, op klaarlichte dag. Er is een basisschool op dat plein en ik moet daar ook iedere dag passeren met mijn kinderen.

Kiggen Ik vind het spijtig dat wij alleen maar met zulke studentenactiviteiten geconfronteerd worden. Het zou leuk zijn om eens uitgenodigd te worden door een studentenvereniging om deel te nemen aan een van hun andere activiteiten. In Nederland is dat blijkbaar heel normaal en de studenten komen daar goed overeen met de buurtbewoners.

Vosters Het is vooral jammer dat wij niet op de hoogte gehouden worden van hun activiteiten. Wij hebben bijvoorbeeld helemaal geen inspraak gehad in het opstellen van dat doopcharter. Maar wij zijn wel degenen die er de consequenties van moeten dragen.

 

Er is dus duidelijk een ernstig communicatieprobleem?

Kiggen Zeker! Met de studenten, maar ook met het stadsbestuur, de universiteit, de politie ...

Vosters We vragen alleen maar dat men ons tijdig laat weten als er een grote activiteit gepland wordt niet alleen voor het lawaai en de rommel, maar ook voor de mobiliteit.

Peleman Met ‘Students on Stage’ is dat allemaal heel goed aangepakt. Zowel de studentenverenigingen als het stadsbestuur hebben ons gecontacteerd. Er is een week op voorhand een elektronisch informatiebord op de Paardenmarkt geplaatst om te melden dat de Lange Winkelstraat afgesloten zou zijn. Er waren wijkagenten aanwezig, alles werd opgeruimd en de uren werden gerespecteerd. Perfect!

Vosters Verder vragen we gewoon dat de regels nageleefd worden en dat er met mate gefeest wordt. Een paar nachten per week dat we van onze nachtrust kunnen genieten, is dat teveel gevraagd? De cafés hoeven toch niet iedere nacht vol te zitten?

 

De studentencafés zitten nu eenmaal vaak vol omdat er verschillende andere cafés de deuren hebben moeten sluiten: Hill Diar bijvoorbeeld, of de Vettige Swa.

Kiggen Maar de studenten moeten toch niet alleen door de cafébazen opvangen worden? Het zijn de onderwijsinstellingen die voor extra faciliteiten voor de studenten moeten zorgen.

Peleman Inderdaad. Ik snap de cafébazen wel als ze zeggen dat er te weinig plaats is. Want zij zijn vaak de dupe als de politie moet optreden tegen overlast. Dat is ook niet altijd juist. Ik ben trouwens tegen die GAS-boetes. Laatst zag ik een jongen die een boete kreeg omdat hij tijdens een feestje zijn plastic bekertje op een grote berg andere bekertjes gegooid had, naast de muur van het café.

Kiggen Het is vooral belangrijk dat men de studenten sensibiliseert in plaats van beboet. Ieder jaar komen er jongeren bij die denken dat ze hier ’s avonds het varken mogen uithangen. Zowel het stadsbestuur als de onderwijsinstellingen moeten de studenten duidelijk zeggen dat er wel degelijk regels zijn. Vanuit het bestuur zou er een verantwoordelijke moeten worden aangesteld die zich volledig met de studentenbuurt bezighoudt. En er is een apart wijkteam nodig om problemen op te lossen.

 

Aan politie is er nochtans geen gebrek in de studentenbuurt. Zorgt dat niet voor meer animositeit, zoals met de camera op de Ossenmarkt?

Peleman Die camera heeft de studenten meer goed dan kwaad gedaan, dat kan ik u verzekeren. De politie heeft er onder andere een bende mee kunnen oprollen die zich specialiseerde in het beroven van dronken studenten. In 2013 komt er trouwens ook een op de hoek van de Sint-Jacobsmarkt en het Frans Halsplein. En dat is niet om zatte feestjes in het oog te houden, dat is om de vele drugdeals op dat plein een halt toe te roepen.

 

In Leuven leidt men studenten op als stewards, om op een proactieve manier te sensibiliseren en overlast tegen te gaan.

Peleman Stewards zijn inderdaad een optie. En eventueel een studentencommissaris.

Vosters Het allerbelangrijkste is dat zowel het stadsbestuur als de onderwijsinstellingen hun verantwoordelijkheid nemen. Als ze van Antwerpen de grootste studentenstad willen maken, moet er voor een deftig beleid gezorgd worden. Laat ons de zaak eens vanuit een ander perspectief bekijken. De café-uitbaters en studentenverenigingen beseffen wel degelijk dat er problemen zijn. Mooi voorbeeld is het nieuwe rechtencafé Den Uil op het Frans Halsplein. Onlangs organiseerde de uitbater van het café samen met de praeses van Sofia een vergadering met de buurtbewoners. Op die vergadering werden in overleg met iedereen duidelijke afspraken gemaakt om de overlast te beperken. Zo worden er bijvoorbeeld geen schachten-drils meer georganiseerd op het plein als de school begint of eindigt, dus als er kinderen rondlopen. Trauma ontweken!

 

En dan is er ook nog het stadsbestuur. “Het kan natuurlijk altijd beter”, vertelt een medewerker van de Dienst Onderwijs ons als we informeren over het communicatieprobleem, “maar we werken er wel degelijk aan. De dienst ‘Samen leven’ zit geregeld samen met de buurtbewoners om problemen en klachten te bespreken, en ieder jaar is er een stedelijk wijkoverleg. Stewards zoals in Leuven gaat bij ons niet, omdat we geen fakbars hebben. We vragen de studentenverenigingen wel om bij evenementen enkele verantwoordelijken aan te duiden die hun medestudenten in bedwang houden. Dat is een engagement van de studentenverenigingen en maakt deel uit van de intentieverklaring die jaarlijks opgesteld wordt. Die wordt ondertekend door het Antwerps Studentenoverleg, de instellingen voor hoger onderwijs, cafés en horecazaken in de historische studentenbuurt, de stadsdiensten en de Lokale Politie.” Opvallend aan deze opsomming is dat er een instantie ontbreekt. Een intentieverklaring waarvan het voornaamste doel het beschermen van de leefbaarheid van de buurtbewoners is, zou opgesteld moeten worden met inspraak van die buurtbewoners. Samen de problemen bespreken en een oplossing zoeken met alle actoren: Europese Unie-style. Als dat geen Nobelprijs waard is.



editoriaal
21/10/2012
🖋: 
Auteur

“Wat wij doen in ons leven, weerspiegelt zich in de geschiedenis.”

 

Het grote woord was er uit. De geschiedenis. Bart De Wever hanteerde de woorden uit ‘Gladiator’ om duidelijk te maken dat het in dezen niet alleen over de verkiezingen in Antwerpen ging, maar om iets ruimers, iets groters: Vlaanderen Vrij.

Pijnpuntje voor de Sinjoren. Gingen die verkiezingen niet over hen? Hét stad, dat waren zij, toch? Stonden zij niet al weken op de voorpagina van alle kranten? À propos, is de rest van het land dat niet kotsbeu? Pijnpuntje vooral voor de linkse Sinjoren: hun streak van 79 jaar socialisme werd doorbroken.

 

Dat Antwerpen geen sossenbastion meer is zullen we geweten hebben, vooral vanuit links zelf dan. Reeds diezelfde zondagavond verschenen er op Facebook verscheidene rouwmarsen voor Janssens en een rood Schoon Verdiep. Links wilde zijn verdriet betuigen, wilde zijn wens tonen dat Antwerpen vooral van iedereen bleef. Behalve van de Vlaams Belangers, uiteraard.

 

De Wever is fan van Jean-Marie Le Pen, van Theodore Dalrymple, van de Vlaamse leeuw. Het zijn gedachtestrekkingen die moeilijk te verwerken zijn voor de bakfietsenthousiasteling, en het is een politiek discours dat vreemd aandoet in de progressieve centrumstad. Dat Daniël Termont in De Morgen “klanken uit de jaren dertig” hoort, lijkt daarentegen compleet van de pot gerukt. Kent links het verschil nog tussen rechts en extreemrechts? Links, dat zich over het algemeen toch voorop laat staan als het gaat over een rationeel discours, schiet lustig, als een emotionele dronkaard, op alles wat beweegt, in de hoop nog eens iets te raken.

 

De klassieke partijen zijn allen in hetzelfde bedje ziek: dat De Wever zo populair is, counteren ze door hem te imiteren, door hem op te vrijen en hem de dag erna aan te vallen. Door ervoor te zorgen dat élk politiek interview deels over Hem gaat. Zijn discours strekt zich uit tot in de partijprogramma’s van sp.a, Open Vld, CD&V. Wat als ze zouden zwijgen, Hem zouden negeren? Elders in dwars wordt ons aangeraden Sharia4Belgium te laten voor wat het is en ons te concentreren op een minder schreeuwerig, maar daarom ook minder in het oog springend discours. Dat de opgefokte bloggers en Facebookers maar wat minder brullen, en wat meer in eigen boezem kijken. Om het nog een laatste keer met de woorden uit 'Gladiator' te zeggen: "People should know when they're conquered."