de dwarsligger
18/05/2015
🖋: 

De homo sapiens studentus, of dwarsligger in de volksmond, is een bijzondere soort. Naast de kenmerkende activiteit van studeren, staan de exemplaren van dit ras vooral bekend als genieters van het (nacht)leven. Hebben zij ook andere geheimen prijs te geven? dwars zoekt het uit in hun natuurlijke habitat: het kot. Onze dwarsligger van de maand heet Lilli (19). Ze studeert Engels-TFL en zit nu al bijna één jaar op kot. Op stiltes hoef je bij Lilli niet te rekenen, ze vertelt honderduit over studie, mannen, reizen en geeft ons ook nog wat handige tips.

We zijn op kot bij Lilli, een uitbundige, goedlachse, exotisch-ogende jongedame, oorspronkelijk uit Brussel en momenteel Taal- en Letterkunde student. Ze is chaotisch, een gangmaker en bij tijd en wijle erg luid. Ze is erg content met haar kot, maar een dubbelbed zou toch wel fijner zijn, aangezien ze graag spoont. Ook schuwt Lilli het niet om haar kleine bedje uit te lenen. "Ik ben heel vrijgevig en heb mijn kot weleens uitgeleend aan vrienden die geen kot hebben. Liever hier dan dat ze in een steegje gaan poepen."

 

Ze heeft honderden verhalen. Ook handige tips, zo blijkt. Als je een brandtrap aan je raam hebt, kun je beter de gordijnen sluiten als er iemand op bezoek is. Zo hebben haar kotgenoten weleens de trap naar het hemelse raam van Lilli beklommen, om haar daar in haar evakostuum te kunnen bewonderen. Een andere tip is er eentje over een potje rubber dat je niet naast een kaarsje mag zetten, omdat dat nog weleens gevaarlijke scheuren kan opleveren.

 

Lilli combineert haar studie met af en toe op cafĂ© gaan, cantussen, met vriendinnen potten Nutella leeg eten en hier en daar een rol in een kortfilm spelen. "Ik moet iemand spelen die verkracht wordt in een open veld, omringd door blikjes Cara." Ze heeft besloten om na dit jaar een andere studie te gaan doen die haar meer basis zal bieden voor een master Ontwikkelingshulp. Het liefst zou ze een job vinden waarin ze zich effectief waardevol kan maken voor mensen in gebieden in nood.

 

Er hangen wat schilderijen en tekeningen aan de muur. Eentje is samen met een vriend die langskwam met verf en een fles wijn, gemaakt. Een andere met een vriendin met liefdesverdriet midden in de nacht in Buenos Aires, toen Lilli een jaar in Zuid-Amerika was. Ze heeft daar nog in het Hard Rock Cafe gewerkt. De avonturen en verhalen van destijds in combinatie met de praatgrage dame kunnen zo uren vullen.

 

Ze mag dan graag een pintje drinken en een dansje wagen, ze weet toch ook haar studies deftig te doen. Zo is ze in het eerste semester voor nog geen enkel vak gebuisd en hoopt ze dit ook in het tweede semester vol te houden. Deze knappe kop beweert dan ook dat ze vooral veel profijt heeft gehad van een gedegen middelbare opleiding. "Goed samenvatten en de juiste verbanden leggen," is nog één van haar tips. Waar Lilli niet zo goed in is? "Mensen feliciteren mij als ik ergens eens op tijd verschijn."



onderwijsatelier over gelijke kansen
18/05/2015
🖋: 

Gelijkheid in het onderwijs? Dat is er toch al? Voor sommigen is de wereld heel eenvoudig. Voor diegenen die het Onderwijsatelier bijgewoond hebben, heeft de wereld wat meer nuance. Twee directeurs, een socioloog en een docent Onderwijskunde – het klinkt als het begin van een goede mop – brachten die avond hun ideeĂ«n en onderzoeksbevindingen naar voren. Het Onderwijsatelier, onder meer door Caroline Gennez georganiseerd, had ditmaal als doel de recent gepubliceerde Pisa-resultaten te bespreken.

Pisa, kort voor Programme for International Student Assessment, is een driejaarlijks internationaal onderzoek dat uitzoekt hoe ver vijftienjarigen staan op het vlak van wiskunde, leesvaardigheid en wetenschappelijke geletterdheid. Er is, wonder boven wonder, een verband vastgesteld tussen de afkomst op sociaal, economisch en etnisch vlak van leerlingen en hun onderwijskansen. Een voortdurende dialoog over dit onderwerp is belangrijk. Het moet bespreekbaar blijven, ook nu gelijke kansen in het onderwijs niet meer gezien worden als een kerndoelstelling. Uit de resultaten van de Pisa-test van 2009 blijkt dat er een grote kloof bestaat tussen het leesniveau van de beste en de slechtste leerlingen. Vergeleken met de peiling van het jaar 2000 is deze kloof zelfs gegroeid. Daarom moet er extra aandacht zijn voor onderwijsgelijkheid.

 

Dimo Kavadias, docent Onderwijskunde, ziet segregatie in het Vlaamse onderwijs. Dat is een probleem want in onze samenleving bepaalt het diploma dat je behaalt héél veel andere factoren in je leven. Het beĂŻnvloedt wie je vrienden zullen zijn, waar je zult werken, welk soort werk je zult doen en hoeveel je zal verdienen. Dit speelt een rol in je gezondheid, je eetgewoonten, noem maar op.

 

voorrang

Wat kan er veranderen om gelijkheid te garanderen? Een manier om gelijkheid te verzekeren is de keuzevrijheid van ouders om een school te kiezen in te perken. De best geĂŻnformeerde ouders weten de beste scholen te vinden, terwijl andere kinderen in de kou blijven staan. Het probleem is echter dat het afnemen van het recht van ouders zelf een school voor hun kind te kiezen in strijd is met de grondwet. Wat wĂ©l kan helpen is het invoeren van zogenoemde 'voorrangspercentages', waarbij een school een zeker aantal inschrijvingen voorbehoudt voor sociaal kwetsbare leerlingen.

 

Dirk Jacobs, als socioloog verbonden aan de ULB, vindt het heel belangrijk dat we een klimaat creĂ«ren waarin het okĂ© is om problemen te benoemen. Dat is de enige manier om ze op te lossen; er mogen geen heilige koeien zijn. Ook hij ziet dat kinderen uit gezinnen die hoger op de socio-economische ladder staan, ook hoger scoren op de Pisa-test. Voor hem is het belangrijk dat scholen een gebalanceerde compositie hebben. Scholen waar voornamelijk welgestelde kinderen op zitten zullen elkaar optrekken; scholen waar niemand thuis Nederlands spreekt en waar armoede welig tiert zullen elkaar naar beneden trekken. Een goede spreiding van leerlingen zorgt ervoor dat armere leerlingen toch mee naar boven getrokken kunnen worden.

 

Een school met een sterk gemotiveerd team doet ook wonderen. Onderzoek toont aan dat scholen met veel diversiteit, maar met een duidelijke missie en een schoolteam met sterke cohesie wél in staat zijn gemiddeld of zelfs beter te scoren. Helaas is het juist in die scholen waar de meest ervaren en competente leerkrachten het hardste nodig zijn, dat je doorgaans beginnende leerkrachten vindt. Jacobs is ervan overtuigd dat Vlaanderen alles in huis heeft om de onderwijsproblemen op te lossen. Het is een kwestie van de juiste mensen met de juiste middelen op de juiste plaats te krijgen.

 

voorbeeld

De man van de avond was echter Hocine Trari. Hij is directeur van basisschool Kriebel in Deurne. Het verhaal van zijn school zou zo verfilmd kunnen worden. Elk semester verhuist een vijfde tot een derde van de leerlingen. De helft van ‘zijn ouders’ zijn eerstegeneratie immigrant. Van zijn 300 leerlingen is 80 procent moslim. Bijna 80 leerlingen hebben een andere nationaliteit dan de Belgische. Zijn school kreeg slechte punten van de inspectie. Vooral Nederlands en wiskunde moesten dramatisch verbeteren. Niemand wilde directeur worden van een gedoemde school, maar Hocine zocht net die uitdaging. Nu, drie jaar later, is zijn school geslaagd voor de inspectie.

 

Hij vertelt over concrete gevallen van misgelopen communicatie met ernstige gevolgen. Zo zag hij enkele leerlingen die dit jaar naar het eerste middelbaar gegaan zijn. Er werd hen aangeraden naar een ASO school te gaan, maar toen hij met ze praatte, kwam hij erachter dat ze in de nabijgelegen BSO school zaten. Waarom? Omdat hun ouders te laat waren voor de inschrijving. Schrijnend. Hocine zet nu mensen in die leerlingen (en hun ouders) begeleiden bij de overgang van lager naar secundair.

 

financiële tegemoetkoming

Al staat de maximumfactuur hem toe om tot 70 euro te vragen op de schoolrekening, er wordt niet meer dan 30 of 35 euro aangerekend. Toch blijven er een aantal rekeningen open. Hij laat die rekeningen open. Het heeft geen zin de ouders op te jagen om toch te betalen. Toevallig is er een proefproject waaraan hij meewerkt, georganiseerd door het OCMW. In het kader van dit project wordt er uitgezocht waarom deze facturen niet betaald worden. Wat blijkt? Verschillende ouders hebben recht op verhoogde tegemoetkomingen zonder het zelf te weten. Daarbij komt nog dat Hocine die schoolfacturen rechtstreeks aan het OCMW mag factureren: win–winsituatie.

 

Er is werk aan de winkel, maar er is hoop. Het kan beter, en met de juiste inzet en een positieve houding kan elke school stappen in de goede richting zetten. Het is aan ons, het bredere publiek, om de discussie in leven te houden. Het is aan ons om open te staan voor elkaar, voor een betere toekomst, een toekomst voor iedereen.



microscoop op wetenschap
18/05/2015
🖋: 

Universiteit Antwerpen mag terecht trots zijn op haar Centrum Medische Genetica. Het onderzoeksteam van de afdeling Cognitieve Genetica heeft een gen ontdekt dat bij mutatie de oorzaak is van een nieuw syndroom: het Helsmoortel–Van der Aa syndroom. dwars sprak met CĂ©line Helsmoortel, bio-ingenieur, doctoraatsstudente en uitermate vlotte madam uit Lint.

DNA for dummies

Een mens bestaat uit 35 biljoen cellen. Verscholen in de kern van elke cel bevindt zich een sensationele spiraalvormige substantie: ons DNA. Het DNA is zeer geconcentreerd opgerold in 23 paar chromosomen. Als het zich ontrolt, kunnen onze 20.000 genen zichtbaar worden. Slechts 2 procent van het DNA bestaat uit de coderende genen, dit gedeelte noemt men het exoom. Het grootste deel van het menselijk genoom bestaat dus uit niet-coderend DNA. Een gen is het gedeelte van het chromosoom met gecodeerde informatie voor één bepaald eiwit. Een gen zelf is dan weer opgebouwd uit een bepaalde volgorde van basenparen. Het menselijk genoom heeft ongeveer 3 miljard basenparen met vier mogelijke basen: adenine, thymine, guanine en cytosine. Deze vier vormen de bouwstenen van de streepjescode van je bestaan.

 

een monstermachine

Deze belachelijk lange code werd voor het eerst ontrafeld in 2001 dankzij het Human Genome Project. Dit project duurde 11 jaar lang. De moderne technologie kan vandaag gelukkig iets sneller het genoom in kaart brengen dankzij next generation sequencing. In het genetisch onderzoekscentrum van Universiteit Antwerpen staat er een waanzinnig krachtige machine verscholen: de HiSeq1500. Het apparaat heeft weliswaar een prijskaartje waarvan je achterover zou vallen, maar er zijn baanbrekende mogelijkheden aan verbonden. Deze machine kan het volledige exoom van acht personen tegelijkertijd ontrafelen op anderhalve dag. De vier basen krijgen elk een kleurtje en de laser van de HiSeq1500 leest deze kleurtjes af. Opdat de machine dit kan lezen, moet het DNA worden aangehecht in een flow cell. De gelabelde basenparen vloeien daarna als het ware in acht kanaaltjes. Dankzij het labelen met kleurtjes kan het DNA in kaart worden gebracht en zo kunnen mutaties worden gelokaliseerd. Het identificeren gebeurt via een computeranalyse van een gigantisch tekstbestand met alle opeenvolgende basen.

 

de symptomen

Mede dankzij deze technologie is een gen gevonden dat verantwoordelijk is voor het Helsmoortel – Van der Aa syndroom dat verschillende kenmerken heeft. Er is sprake van een milde tot ernstige verstandelijke beperking met een IQ lager dan 70. PatiĂ«nten hebben tevens autisme spectrum stoornissen. De mutaties in dit specifieke gen zijn verantwoordelijk voor 0,17 procent van alle gevallen van autisme spectrum stoornissen, dit lijkt misschien niet veel, maar dit is een aanzienlijk aandeel als je bedenkt dat er maar 1 procent in totaal ĂŒberhaupt genetisch verklaard wordt. De personen hebben ernstige spraakproblemen. Sommige kinderen kunnen een paar woorden zeggen, anderen zijn alleen in staat om klanken te produceren. Ook herkent men verschillende uiterlijke kenmerken: een prominent voorhoofd, hoge haarlijn, dunne bovenlip en een brede neusbrug. Daarnaast hebben ze een verstoord dag- en nachtritme waardoor er slaapproblemen ontstaan. Sommige ouders laten hun kind in een tent slapen zodat ze zich veilig voelen en toch tot rust kunnen komen.

 

een de novo mutatie

Elke biologische reactie in ons lichaam gebeurt door middel van eiwitten. Om deze eiwitten te produceren is er een bouwplan nodig. De info hiervoor zit in het specifieke gen. In het geval van het Helsmoortel–Van der Aa syndroom is er een fout in het ADNP-gen, waardoor het eiwit korter is dan normaal en er foute informatie inzit. ADNP staat voor activity-dependent neuroprotective protein, het is een eiwit dat zenuwcellen beschermt. Zonder deze bescherming gaat er dus iets mis in het ontwikkelingsproces van de hersenen. Het fascinerende aan de fouten in het gen is dat ze niet afkomstig zijn van de ouders. Dit heet een de novo mutatie. Veel aandoeningen zijn erfelijk, maar in het geval van Helsmoortel – Van der Aa, zijn het mutaties die pas zijn ontstaan in het kind. De onderzoekers konden het verband leggen tussen deze mutaties en het ziektebeeld dankzij een internationale samenwerking. Bij het eerste onderzochte patiĂ«ntje was er enkel een vermoeden, vier maanden later werd in Nijmegen nog één persoon geĂŻdentificeerd na het checken van het DNA. Vervolgens werden ook patiĂ«nten in SiciliĂ«, Seattle, Zweden en AustraliĂ« ontdekt en zo zijn ze langzamerhand aan tien kindjes gekomen voor hun studie die vorig jaar gepubliceerd werd in het gerenommeerde tijdschrift Nature.

 

erkenning

Bij de families valt een zware last van de schouders. Na talloze doktersbezoeken en menig medisch onderzoek is er eindelijk gevonden wat hun kindje heeft. De ouders hebben contact met elkaar en zitten in een besloten groep op Facebook. Hier kunnen ze hun ervaringen delen en herkenbaar gedrag wordt zo over en weer gecommuniceerd. De onderzoekers houden deze groep in de gaten en kunnen daardoor beter inzicht krijgen in het syndroom. In het originele onderzoek waren tien kindjes geĂŻncludeerd. Momenteel zijn er al een veertigtal personen die Helsmoortel–Van der Aa zouden hebben. Het onderzoeksteam is alvast benieuwd naar de toekomst. Universiteit Antwerpen mag fier zijn op CĂ©line: 26 jaar en al een syndroom op haar naam. Daar neemt dwars de pet voor af.

 

 

Meer weten? Het gepubliceerde artikel in Nature Genetics is online te vinden.



openbare veiling op de Vrijdagmarkt
17/05/2015
🖋: 

Aan koopjesjachten doen we allemaal. Of je nu een dolgedraaide moeder bent die als een gladiator haar tegenstanders bekampt tijdens de winter- en zomersolden, of een vrekkig mannetje dat te allen tijde op de balans van zijn kapitaal let, of een budgetloze student die simpelweg genoodzaakt is het goedkoopste te kiezen. Ook de bieders, die tijdens een veiling hun stem schor roepen en armspieren doen verkrampen, vallen onder de noemer van koopjesliefhebbers. Bij deze laatste groep rijzen al gauw de Jambers-vragen: wie zijn ze, wat doen ze, wat drijft hen? Gaat het om een sinister volkje, in bedwang gehouden door de macht van de veilingmeester? Of zijn het schattenjagers, op zoek naar verborgen parels tussen de uitgestalde kitsch? En hoe gaat dit veiling-gebeuren juist in zijn werk? dwars zakte af naar het historisch centrum van Antwerpen en was getuige van de wekelijkse openbare veiling op de Vrijdagmarkt. Daar zochten en vonden we antwoorden, want: niet geboden is altijd mis.

Een vrouw passeert met een antieke kroonluchter in haar ene hand, een bureaulamp in de andere. Verderop loopt iemand met een opgerold oosters tapijt op de rug, zeult een kind met een doos speelgoed groter dan hijzelf en tracht een groep mannen tevergeefs een zetel in hun bestelwagen te duwen. Her en der over het plein liggen kapotte meubelstukken en stapels rotzooi verspreid, waarrond mens-geworden gieren in grote getale cirkelen, opdat ze de meest waardevolle spullen eruit kunnen vissen. Wie niet beter zou weten, waant zich in een plundertocht van Atilla de Hun. Maar op vrijdagmiddag is dit het normale straatbeeld op de Vrijdagmarkt.

 

de theorie

Omwonenden zijn er bekend mee en komen graag kijken: iedere vrijdag van 9 tot 13 uur wordt een deel van de Vrijdagmarkt met koorden afgespannen en vindt hier een openbare veiling plaats. Deze koorden bakenen de grenzen van de zogenoemde ‘carré’ af, het figuratieve speelveld van de veilingmeester waarbinnen een hele reeks tafels staan opgesteld met daarop ontelbaar veel spullen. De veilingmeester schat ter plekke de producten naar waarde en probeert ze te verkopen aan de omstaanders. Ondertussen houdt een collega op een laptop bij welke loten er verkocht zijn en tegen welke prijs – alles is genummerd, waardoor deze taak toch overzichtelijk blijft. Tevens is een deurwaarder aanwezig voor toezicht.

Vroeger passeerde waardevolle kunst op de veiling, maar tegenwoordig worden vooral oude meubelstukken en prullaria verkocht. De verkopers halen deze spullen bij mensen die er geen blijf mee wisten na het opruimen van hun zolder of garage, maar ook bij deurwaarders die inboedels in beslag hebben genomen. Het authentieke gebeuren heeft dus ook zijn tragisch kantje.

 

 

de praktijk

In de Drukkerijstraat, een zijstraat van de Vrijdagmarkt, weerklinkt al de luide stem van de veilingmeester, die met plat Antwerps dialect door de microfoon van zijn headset roept. ‘‘Deze oude sterrenkijker, beginnende aan 10 euro. 10 euro, wie biedt 10 euro? Niemand? Deze sterrenkijker aan 5 euro.’’ Enkele geĂŻnteresseerden steken hun hand in de lucht en schreeuwen om de aandacht van de veilingmeester. ‘‘5 euro voor meneer in de hoek,’’ vervolgt deze, ‘‘7 euro mevrouw daarginds. 7 euro, wie biedt meer?’’ Zo gaat het door totdat er één persoon overschiet, die voor 15 euro het aftandse apparaat mee naar huis mag nemen. Meteen kiest de veilingmeester het volgende product. Een komisch zicht is het wanneer hij een doos kleding uitkiest die aan de overkant van de carrĂ© staat, en de massa mensen – toch gemakkelijk een honderdtal – op een drafje volgt. Allemaal willen ze zo snel mogelijk zien om welk artikel het juist gaat, en eventueel zo snel mogelijk hun bod plaatsen.

 

Omdat de veilingmeester nog volop in de weer is de laatste producten te verkopen, wend ik mij tot de aanwezige deurwaarder. Als ik hem vraag of er wel eens conflicten zijn tussen verkopers en kopers, lacht hij. ‘‘Dat moet lukken, vanochtend hadden we nog een klein incident. Er werd een doos schoenen te koop aangeboden, waarbij de veilingmeester duidelijk benadrukte dat het alléén maar linkerschoenen betrof. De doos vol linkerschoenen werd uiteindelijk verkocht voor 40 euro. Een halfuur later stond die man hier echter terug, met de klacht – u raadt het – dat de doos enkel vol linkerschoenen zat. Moest dit niet tot driemaal toe vermeld zijn geweest, dan hadden we hem zijn geld teruggegeven. We hebben voorgesteld de doos terug te koop aan te bieden en dat verworven geld zou de man dan ontvangen. Uiteindelijk zijn de schoenen verkocht aan 20 euro.

 

 

alternatief voor vakantiewerk

"Mensen van verschillende leeftijden en origine komen hier rondsnuffelen," gaat de deurwaarder verder, "Er duikt hier ook iedere week een student op die telkens enkele producten koopt, om ze vervolgens door te verkopen op een andere markt. Ter vervanging van een studentenjob.’’ Wie zijn baantje bij McDonalds of elders beu is, weet dus wat te doen. Rond 13 uur arriveert de stadsdienst om het overgebleven vuil op te kuisen. ‘‘Spullen die niet waardevol zijn en die de veilingmeester niet verkocht krijgt, laten verkopers gewoonweg achter. Dan beginnen de ware plundertochten pas echt.’’ De verplichte verschijning van de politie luidt het officieuze einde van de veiling in. Maar volgende week gaat de koopjesjacht hier weer van start, hetzelfde uur en op dezelfde plaats.

 



aanbevelingen voor studieontwijkend gedrag #9
17/05/2015
🖋: 

De examenperiode is weer aangebroken en dat maakt ons studenten weer de meest productieve wezens ter wereld! Als we niet zwetend boven de boeken hangen, breken we records op bestofte spelletjes, beginnen we verwoed op te ruimen of hangen we nostalgisch voor de buis wanneer er jeugdseries uitgezonden worden.

De bib vult zich weer met ijverige studenten die hun hersenen kraken op ‘Thermodynamica’ of ‘Inleiding tot het recht’. De strijd om een 10 op 20 te halen is weer aangebroken, maar geen paniek, je staat er niet ongewapend voor. Met deze – hopelijk niet al te herkenbare – valkuilen Ă©n oplossingen ervoor, kun je elk vijandig examen de baas.

 

valkuil:  ‘Ik ga al mijn handboeken samenvatten, zo moet ik ze niet meer bekijken in de examenperiode.’

Je moet enkel een samenvatting maken als de cursus niet gestructureerd is. Als je een handboek van 500 pagina’s gaat samenvatten in een ‘beknopte’ samenvatting van 400 bladzijden, heeft het weinig nut. Als je in het academiejaar studeert, probeer dan steeds om het vak ‘blokklaar’ te maken: sta stil bij hetgeen je doet en vraag je telkens af hoe het jou zal helpen tijdens de examens. Ga per vak na welke methode je het best toepast. Staat er al veel informatie op de slides, dan kun je misschien best per les de hoofdstukken in het handboek lezen en de slides verder aanvullen. Is het handboek de basis van de cursus, dan kan het wel de moeite zijn om tijd in een goede samenvatting te investeren. Afhankelijk van het type student dat je bent, kunnen ook schema’s of mindmaps de leerstof verduidelijken.

 

Supertip: Spreek met je vrienden af om samen een boek samen te vatten. Veel minder werk en toch een compleet overzicht!

 

valkuil:  ‘Ik leer alle stof grondig en dan los ik de avond voor het examen de voorbeeldvragen op.’

Als je pas vlak voor het examen naar examenvragen uit de vorige jaren kijkt, kan het zijn dat je gaat panikeren. Ook kan het zijn dat je de focus niet op de juiste materie hebt gelegd. Het is beter om die examenvragen te bekijken voor je begint met blokken. Zo weet je wat belangrijk is en hoe het gevraagd wordt.

 

Supertip: Kijk de website van je studentenvereniging na. Vaak vind je er een aantal nuttige examenvragen van de vorige jaren.

 

valkuil:  ‘Een planning opstellen is tijdverlies. Ik leef wel van examen naar examen.’

Een realistische planning is heel belangrijk om een overzicht te bewaren. Lijst in het academiejaar op wat je per vak nog moet doen. Probeer deze taken dan in een week-, dag- en misschien zelfs uurplanning te gieten. Maak je planning zo concreet mogelijk, zoals ‘lees hoofdstuk 2 van Marketing’. Zo is de kans groter dat je actie onderneemt en als je het doel haalt, werkt dat ook motiverend.

 

Zorg er wel voor dat het haalbaar is: het is niet de bedoeling dat je volledig uitgeput aan de blokperiode begint. Als je teveel dingen moet doen in je beschikbare tijd, stel dan prioriteiten. Als er bijvoorbeeld vooral oefeningen op het examen gevraagd worden, verlies dan niet je tijd met het memoriseren van definities. Plan ook je ontspanning en verplichtingen in.
Raak vooral niet in paniek: wanneer je je planning niet volledig haalt, wil dit niet zeggen dat je het examen zal buizen.

 

Supertip: Plan elke week een dagje buffer in. Als je achterraakt op schema, dan heb je nog tijd om op deze dag verloren tijd in te halen. Heb je nog tijd over, dan kun je op dat moment iets leuk doen.

 

valkuil:  ‘Ik neem geen pauzes, daar heb ik te weinig tijd voor!’

Pauzes zijn heel nuttig om de concentratie te bewaren en om jezelf te belonen voor het studeren. Het is ook belangrijk om het studeren en pauzeren goed van elkaar af te bakenen. Probeer dus om weg te gaan van je bureau en iets helemaal anders te doen dan lezen of computeren. Maak er bij voorkeur iets actief of sociaal van. Als je in de bib studeert, is een pauze nemen met anderen ideaal. Een andere tip is om een activiteit te kiezen die niet kan uitlopen. Een spannende serie is misschien geen goed idee, omdat je dan in de verleiding komt om een aantal afleveringen achter elkaar te kijken en die pauze eeuwig kan duren.

 

Ook als je niet geconcentreerd hebt gestudeerd, heb je recht op een pauze. Als je blijft studeren en je schuldig voelt omdat je nog niet veel hebt bereikt, lukt het studeren meestal ook niet goed. Vermijd je afleiders. Als je smartphone je erg verstrooit tijdens het blokken, leg deze dan aan de kant en beloon jezelf door enkel in je pauze Facebook te checken of berichten te beantwoorden.

 

Supertip: Laat al je energie de vrije loop tijdens je pauze door loeihard mee te zingen op je favoriete liedje en je helemaal te laten gaan.

 

valkuil: ‘Ik kan beter het volgende hoofdstuk proberen memoriseren, dan te herhalen wat ik al heb geleerd.’

Herhalen is heel belangrijk bij het studeren. Vaak is het beter om nog even de dingen te herhalen die je gestudeerd hebt, zodat je deze ook grondig kent, dan nog snel het laatste hoofdstuk erbij te blokken. Herhalen kun je na elk kort blok doen of na een hele dag. Het is belangrijk dat je een goed overzicht hebt van de cursus en alles aan een kapstok kan hangen. Het is ook belangrijk dat je actief herhaalt: door jezelf te ondervragen over de belangrijkste punten of door linken te leggen met andere hoofdstukken bijvoorbeeld. Gewoon alles doorlezen, is minder nuttig.

 

Supertip: Vraag een vriend of ouder om je te ondervragen of maak vooraf kaartjes met aan de ene zijde een vraag en aan de andere zijde het juiste antwoord. Zo wordt herhalen meteen een pak leuker. Je kan ook met andere overleggen over de leerstof, waardoor je misschien linken ontdekt en meer inzicht krijgt in het vak. Let er wel op dat dit niet voor extra stress zorgt en doe het dus niet vlak voor een examen.

 

 

Hopelijk zorgen deze tips ervoor dat je deze valstrikken omzeilt en een overleef je de examenperiode zonder kleerscheuren of herexamens. Want een gewaarschuwd student, die is er minstens twee waard. Tot in de bib!

 

Heb je nog vragen of wens je nog wat extra tips? Neem dan een kijkje op de website www.teleblok.be of de website van de Universiteit Antwerpen. De studentenbegeleiders van het STIP helpen je graag bij vragen rond studiekeuze, psychologische problemen, studievaardigheden of bijzondere faciliteiten. Wanneer je nood hebt aan individuele studiebegeleiding, aarzel dan niet om een afspraak met hen te maken via stip@uantwerpen.be. Dit artikel kwam tot stand dankzij de medewerking van studentenbegeleidsters Ruth De Pau en Hanne Van Balen.



over DJ Tiesto, ingebouwde koelkasten en examenvragen

17/05/2015
🖋: 

Extra cathedra (vanuit de zetel) is een web-only rubriek waarin we het stof van de prof halen. dwars stelt de vragen die bij menig student al jaren door het hoofd spoken: wat zijn/haar docenten zoal op het brood smeren bijvoorbeeld. Professor in de fysica Jan Sijbers weerstond het vragenvuur en diende dwars van repliek, waarbij hij uitweidde over plankenkoorts, vleugelpiano's en superkrachten.

Wilde u altijd al professor in de fysica worden, of droomde u vroeger van een ander beroep?

Als kind wou ik dirigent worden van een jeugdzangkoor. Tijdens mijn humaniora was fysica voor mij zoiets als afwassen: het hoorde bij je opvoeding, maar leuk was het niet. Ik hield veel meer van wiskunde en ben dat dan ook gaan studeren. Tijdens mijn eerste universiteitsjaar werd echter zowel wiskunde (in negatieve zin) als fysica (in positieve zin) compleet anders gedoceerd dan ik gewend was, waardoor ik in het tweede jaar switchte naar fysica ... Et voilĂ .

 

Wat is de meest opmerkelijke of grappigste situatie die u tijdens het lesgeven hebt meegemaakt?

Eentje in de categorie ‘opmerkelijk’, ten tijde van de terreuraanslagen in Parijs, tijdens een schriftelijk examen in een bomvolle maar muisstille aula. Vooraan stonden alle zakken en tassen gestapeld die de studenten hadden achtergelaten bij het binnenkomen (enkel schrijfgerief toegelaten). Komt er plots uit een van die tassen een onwezenlijk geluid: ‘Allah Akbar! Allah Akbar! Allah Akbar!’. Bleek een tune van een GSM te zijn ... ik had bijna de zaal ontruimd.

 

TaalbarriÚres en tijdsperiodes buiten beschouwing gelaten, met welke fysicus zou u eens graag op café gaan?

Op café ga ik het liefst met iemand waar ik een persoonlijke band mee heb (waardoor nobelprijswinnaars helaas afvallen). Op de eerste plaats komt dan een fysicus waarmee ik bijzonder goed overeen kom: mijn vader.

 

Bij welk muzieknummer laat u spontaan de fysische formules voor wat ze zijn en begint u te swingen?

Voor Adagio for Strings laat ik alles vallen .. maar dat soort swing bedoelt u wellicht niet? U kan de versie van DJ Tiesto erbij nemen ... iets meer dan 2Hz .. zeer dansbaar is dat.

 

U geeft meermaals les aan volle aula’s. Heeft u wel eens last van plankenkoorts? Indien ja, wat is uw remedie?

Van plankenkoorts heb ik goddank geen last meer, maar als assistent en in mijn beginjaren als prof heb ik vaak gezweet hoor, voornamelijk wegens een nog wat te lage beheersingsgraad van het vakgebied en gebrek aan een plan B voor als er iets mis loopt (zowel bij jezelf als in het publiek). Daarmee is ook de remedie gegeven ...

 

U mag dan al de wetten van de fysica tarten, maar over welke andere superkracht(en) zou u graag beschikken?

Optische illusie en magie, om dat dan in te zetten in het hoorcollege fysica. Niet om te misleiden, maar om zo visueel mogelijk fysische begrippen uit te leggen. Het moet fantastisch zijn als je dat zou kunnen.

 

Wat zou u het liefst bij u hebben als u gestrand was op een onbewoond eiland?

Een vleugelpiano (met ingebouwde koelkast).

 

Nu de examens eraan komen: wilt u een tip van de sluier oplichten en een vraag mededelen?

Er zal een MC vraag tussen zitten over de mogelijkheden om licht te polariseren.

 

Wat is uw lievelingsformule?

Laat ik uit de fysica-snoepwinkel de Maxwell vergelijkingen kiezen. De schoonheid ervan ligt in hun eenvoud en symmetrie waarmee het wisselspel tussen het elektrisch en magnetisch veld beschreven wordt. Dat is dan weer de basis voor het begrijpen van een MRI-scanner, de werking van computers, de lichtsnelheid, enz.

 

En ten slotte: wat is uw favoriete gerecht?

Moeilijke keuze, maar laat ik ‘zalm met spinazie, brie en puree’ nemen voor vandaag.



de Antwerpenaar
15/05/2015
🖋: 
Auteur

In de rubriek ‘de Antwerpenaar’ laten we je kennismaken met een Antwerpenaar die inspireert, intrigeert of amuseert. Iemand met een interessante visie en een hart dat klopt voor ‘t Stad. Deze editie brengen we Mochi in beeld, een van de gebroeders Hoffman. Zij zijn de eigenaren van het restaurant en cateringsbedrijf Hoffy's. Hoffy's is een traditioneel joods restaurant dat volgende maand alweer zijn 30e verjaardag viert. Aangespoord door hun vader, begonnen de broers Mochi, Benjamin en Janki Hoffman in 1985 deze eetgelegenheid in Antwerpen. Nu werken zij nog altijd met veel plezier in dit goedlopende restaurant.

Wanneer ik binnenkom word ik meteen vriendelijk begroet door de joodse man achter de toonbank, hij vraagt me vijf minuutjes te wachten en gaat zelf ondertussen verder met het opmaken van allerlei heerlijk uitziende schotels. Zo heb ik genoeg tijd om al dat lekkers eens te bewonderen, al heb ik van de helft geen idee wat het precies is. Ik realiseer me dat dit de eerste keer is dat ik me in een typisch joodse restaurant bevind. Dat terwijl ik ondertussen toch al bijna drie jaar in Antwerpen woon, een stad die bekend staat om zijn grote gemeenschap orthodoxe joden. Op de een of andere manier blijft dit altijd een wat gesloten gemeenschap waar je niet zomaar mee in contact raakt. Juist daarom is het zo bijzonder om hier te zijn en te mogen praten met een van de 'Hoffy's'.

 

We nemen plaats in een wat rustiger gedeelte van het restaurant, omringd door allerlei typische afbeeldingen en teksten. Mochi ziet me kijken en legt uit: â€œDat zijn allemaal verschillende geschriften van de Thora,” terwijl hij een tekst aanwijst, â€œdit is bijvoorbeeld de tekst van Solomon, die wordt binnen joodse gezinnen elke vrijdagavond opgelezen als dank voor de vrouw en haar zorg. De vrouw neemt een heel belangrijke positie in binnen de joodse familie.” Hij gaat staan en loopt naar een andere afbeelding van een zevenarmige kandelaar. “Dit is de Menora en verwijst naar het moment dat God zich voor het eerst openbaarde. Joodse gezinnen hebben veel van zulke afbeeldingen thuis ook aan de muur hangen.” Enigszins twijfelachtig geef ik toe dat ik niet veel weet heb van het Jodendom en zijn gebruiken en gewoonten. Dit is gelukkig geen probleem, Mochi leg het me graag uit: â€œTen eerste is er niet zo'n merkbaar verschil tussen orthodoxe en niet-orthodoxe joden. De echt orthodoxe joden houden zich letterlijker en preciezer aan de teksten van de Thora, zij zien dit als absolute waarheid. Daardoor worden zij vaak traditioneler genoemd, maar in principe leven niet-orthodoxe en orthodoxe joden in Antwerpen gewoon door elkaar. Uiteindelijk hebben zij dezelfde levenshouding.”

 

Wanneer ik vraag wat nu de belangrijkste joodse traditie is, is dat volgens Mochi zonder twijfel de sjabbat. “De sjabbat is de wekelijkse rustdag in het Jodendom. Dit begint op vrijdagavond met zonsondergang en eindigt op zaterdagavond wanneer het volledig donker is. Er wordt dan niet gewerkt. Dit merk je hier heel goed op straat, het is dan hartstikke rustig,” legt hij uit. Behalve de sjabbat zijn er natuurlijk nog meer belangrijke joodse gewoonten. “We hebben drie dagelijkse gebedsmomenten, in de ochtend, de middag en de avond.” Ook Jom Kipoer wordt als een heilige dag beschouwd in het Jodendom. “Op Jom Kipoer wordt er niet gewerkt en wordt er 24u lang gevast. Je mag dan niet eten en niet drinken. We gaan dan naar de synagoge en herdenken de doden.”

 

Op mijn vraag in hoeverre orthodoxe joden vasthouden aan tradities en in hoeverre zij meegaan met de moderne tijd, krijg ik een heel duidelijk antwoord: “De orthodoxe joden gaan niet mee met mode of trends. Wij willen goed leven, goed voor onszelf en goed voor anderen. De invloed van de media houden wij zoveel mogelijk buiten. De meeste joden hebben geen televisie of radio, ik ook niet. Ik lees wel iedere dag de krant, de Standaard en De Gazet van Antwerpen.” Mochi geeft toe dat de joodse gemeenschap hierdoor wel een vrij gesloten gemeenschap is. “Dat kan ik niet ontkennen. De laatste jaren wordt dit langzaamaan minder, er vindt steeds meer integratie plaats. Bijvoorbeeld op scholen en dat vind ik goed. Vooral de jongeren integreren steeds meer, dat is echt een andere generatie en dat merk je.”

 

 

Hoffy's opende in 1985, hierin werden de drie broers erg aangemoedigd door hun inmiddels overleden vader. “Hij zei ons altijd dat het belangrijk is om open te blijven staan voor andere mensen, eigenlijk voor iedereen, en dat het belangrijk is om met mensen te praten. Mijn vader was een heel open-minded persoon, daar ben ik nog altijd heel erg dankbaar voor,” zegt Mochi met een glimlach. In Hoffy's wordt vastgehouden aan de Jiddische traditionele kookkunst, maar wat houdt dat nu eigenlijk in? “Jiddisch betekent eigenlijk zoveel als joods, maar de joodse keuken is heel uitgebreid. Eigenlijk gebruiken we gewoon het beste uit gerechten van over de hele wereld. We houden van veel verschillende smaken op één bord,” aldus Mochi. Dit betekent wel dat alles wat er in het restaurant wordt geserveerd koosjer is, van het vlees tot aan de wijn. “Zo eten wij alleen evenhoevige herkauwende zoogdieren en voor waterdieren geldt dat zij vinnen en schubben moeten hebben. Ook de wijn mag niet met dierlijke producten in aanraking komen en de wijngaard moet ieder zevende jaar braak liggen. Dan mag niet worden geoogst.” In het Jodendom wordt heel streng aan deze koosjerwetten gehouden. “Iedere dag komt er hier in het restaurant een rabbijn langs om ons voedsel te controleren en het koosjercertificaat te geven,” zegt Mochi.

 

Maar er worden nog meer voedingsvoorschriften gehanteerd. “Voor het eten wassen wij altijd onze handen. Ons brood dopen wij in zout voordat we het eten en we laten altijd het laatste stukje brood liggen om stil te staan bij de armen,” legt Mochi uit. Het dopen van brood in zout staat bij de joden voor een bestendiging van het verbond tussen God en zijn volk. Dit betekent absoluut niet dat je als gast bij Hoffy's aan al deze rituelen moet deelnemen. “Sommige gasten vinden dit juist leuk en willen het graag wel op die manier doen, dan is die mogelijkheid er en leggen wij uit hoe dat werkt, maar wij willen mensen absoluut nergens toe dwingen. Dat is sowieso belangrijk in het Joodse geloof; wij willen mensen nooit overhalen. In het restaurant informeer ik mensen graag wanneer zij vragen hebben – of eigenlijk ook wanneer zij geen vragen hebben – maar op een leuke, spontane manier. Laatst vroeg bijvoorbeeld een gast of ik een liedje in het Jiddisch wilde zingen en dan doe ik dat, dat vind ik leuk,” lacht Mochi.

 

Ik verwachtte eigenlijk dat er voornamelijk joodse gasten bij Hoffy's zouden komen eten, maar niets is minder waar. “Joodse mensen gaan sowieso niet snel uit eten, dus 80 tot 90 procent van onze gasten is niet-joods. We hebben zelfs heel veel internationale gasten, soms weet ik niet meer tegen wie ik nu welke taal moet spreken. Laatst nog hadden we een Amerikaans gezelschap van een cruiseschip.” Het is duidelijk dat Mochi geniet van het internationale gezelschap in zijn restaurant, en dit enthousiasme is wederzijds. “Bijna alle gasten die hier komen eten, komen nog een keer terug. Soms is het vier of vijf jaar later, maar allemaal zeggen ze hoe leuk ze de ongedwongen sfeer hier vonden en dan komen ze terug,” vertelt Mochi trots.

 

Dit verbaast me niks. Het restaurant mag er dan wat sober uitzien, maar de goedlachse broers zijn er het stralende middelpunt van. Wanneer ik wegga, wordt er een bakje met hapjes voor me klaargemaakt, ik krijg er zelfs nog plastic bestek bij. “Dit krijg je van mij, om thuis te proeven,” zegt Mochi. Met een voldaan gevoel verlaat ik het restaurant. Ik ben heel blij dat ik na drie jaar een blik heb mogen werpen achter de schermen bij een typisch joods familiebedrijf. Ik ga er zeker nog eens terugkeren, want die hapjes waren heerlijk.

 



Winants & de Walen
11/05/2015
🖋: 

Le plat pays, qui est le mien. Er zijn maar weinig Belgen die hun liefde voor het vaderland zo vurig en passioneel declameren als Jacques Brel. Hij was hard en cynisch voor ‘zijn land’ in zijn chansons, maar hij zalfde onmiddellijk. Brel was noch Vlaming, noch Waal, noch Brusselaar. Neen, Brel was vooreerst Belg. Trots op elke verborgen uithoek van zijn land. Ook op WalloniĂ«, het onbekende vraagstuk voor menig Vlaming. Maar er is een nog schrikwekkender monster, schuilend in het donker.

C'Ă©tait au temps oĂč Bruxelles rĂȘvait. De Kunstberg, een formidabel panorama.

 

We beseffen het. We nemen hier een uitgebreid loopje met de geografische locaties in BelgiĂ«. Waarom niet naar Dinant (doodzonde van de gemiste kans op een rijmschema in de titel), Aarlen (zonde dat we Luxemburg niet eens bezoeken), Durbuy (God forbid) of Waterloo (voor de ABBA-fans onder ons: zeker eens doen!)? Waarom geen verderzetting van de genuanceerde bewieroking van onze Waalse broeders? Naast metallurgische goden, oninneembare vestigingen en weemoedigheid is er – clichĂ©matig – zoveel meer te doen in het zuiden van dit land. U kunt gaan skiĂ«n in de Ardennen, kajakken op de Lesse, onophoudelijk lachen met Di Rupo's vlinderdas, luie Walen uitschelden omdat ze de trotse Vlaming beroofd hebben van diens spaarplan. De mogelijkheden zijn eindeloos Ă©n u voelt zich er waarschijnlijk nog eens veel beter door ook.

 

Maar Brussel. Brussel. Daar roddelen we liever op een veilige afstand over.

 

Gevaarlijk. Weids. Ongezellig. Muf. Bureaucratische bijenkorf. Anderlechtse Poort. Spuuglelijk station. De lijst gaat door tot in de oneindigheid, recht evenredig met de krantenartikels, persoonlijke getuigenissen, films, boeken en columns die over onze hoofdstad zijn neergepend. We laten – (on)bewust – Brussel verlaten achter. We willen niet, we kunnen niet. We troosten ons met herinneringen aan hoe De BrouckĂšre er vroeger op roestbruine of sepia ansichtkaarten uitzag. Hoe de Marollen dag- en nachtleven uitspuwde over de straten van een reus in wording. Hoe de monarch vredig door de Koninklijke Tuinen wandelde. Hoe de vrouwen in hun crinoline jurken dansten op de Grote Markt. Vredig en welhaast gezellig, zo zag Brussel eruit.

 

C'Ă©tait au temps oĂč Bruxelles chantait. L'Ancienne Belgique, heilige grond voor muziekliefhebbers.
 

Nu? Duizend bommen en granaten, enkel lawaai en allochtoonisme en dat hautaine Franse taaltje. Bah! Tja, Brussel is nu eenmaal niet Vlaanderen, nu eenmaal niet WalloniĂ«, nu eenmaal niet Duitstalig BelgiĂ«. Metropool, dat is het woord waar ik naar zoek. Ook al huisvest deze kosmopoliet geen buitenaards miljoenenaantal zoals New York en Londen, toch schrikt de grote, boze wolf ons nog steeds af. Dat is natuurlijk ook begrijpelijk. Onze hoofdstad kan niet getypeerd worden door de etymologische codering van het woord 'stad'. Neen, Brussel is een beest. Onherkenbaar, beangstigend, uitdeinend. Een schim in het duister die de passant liefst niet opzoekt, uit angst om in de diepte meegesleurd te worden. Een Lynchiaanse nachtmerrie van herrie, geweld en kille onpersoonlijkheid die je aangaapt en elk moment kan opslokken. Die angst voor het onbekende moet je durven omhelzen en beminnen, want eens je de sprong waagt, is de beloning een injectie van pure adrenaline en zelfvertrouwen. Of je nu gaat feesten in Madame Moustache of The Factory, tot in de late uurtjes discussieert over de zin van het leven in de Kafka of doorheen de – geef het toch maar toe – archilelijke maar karaktervolle catacomben van de Brusselse metrolijn wandelt; je vervelen doe je werkelijk nooit.

 

 

C'était au temps du cinéma muet. Le Cirio in Brussel, aan de Beurs.

 

Neem nu Brussel-Centraal, de kurkentrekker van het Belgisch treinspoornetwerk is een onbesuisd zootje ongeregeld vergeleken met het gracieuze Luik-Guillemins van Calatrava. Het stinkt er meestal naar pis, stikt er meestal van de onbedeelden en stuwt nu niet bepaald het architectonisch plaatje de hoogte in. Onpersoonlijk.

 

Neem nu Brussel-Zuid, een walhalla voor de (stiekeme) hoerenloper en op-feromonen-beluste man en vrouw onder ons. Hier geen gerestaureerde kerk die de hevigste beats doorheen je lichaam laat gieren. Eerder unheimlichkeit en een andere soort energie die door je lichaam gonst.

 

Of de Europese Wijk of MatongĂ© of Molenbeek of Anderlecht. Ja, Brussel is vermoeiend. "Ik hou van u, ik walg van u", zo schreef Riadh Bahri vorig jaar in De Standaard. Mooi, integer en in het bezit van een indringende waarheid. Chaos overheerst in Brussel, waar niets in controle kan worden gehouden, waar alles werkelijk lééft, ademt, kwijlt en de liefde bedrijft.

 

Place de BroukÚre on voyait des vitrines. Hotel Métropole, een negentiende-eeuwse parel aan een van de bekendste pleinen in België.

 

Ik hou persoonlijk van de nonchalance, de ataxie, de uitgelatenheid en joie de vivre die er in Brussel heerst. Omdat die eigenschappen ook inherent zijn aan mijn persoonlijkheid. Dat weet de hoofdredactie van dit blad goed genoeg. Terzijde: mijn excuses voor de hectiek die ik jullie soms bezorg, dames. Ga ik Brussel ooit minder liefhebben hierdoor? Neen, dat lijkt me sterk. Maar ik snap wel waarom je het zou doen.

 

Maar als Brel het in zijn bloedmooie, intrieste hart kan vinden om van dit amalgaam te houden, kan u dat dan ook niet? Akkoord, de tijden waren anders, beter, mooier. Hij slaat en zalft en zou dit nog steeds doen.

 

C'Ă©tait au temps oĂč Bruxelles bruxellait. Volgt u mij in juni naar deze barre plek? We zien elkaar aan de trappen van de Kunstberg, om 13.00u. Ik zal luidkeels Bruxelles zingen, terwijl ik aan al die mooie momenten denk. Daar, op de treden van de stadspiek, zullen we onze dag ook eindigen terwijl onze linkerhand een fles rode wijn beteugelt en onze rechterarm hevig gesticulerend Brussel omarmt. En we zullen Brel vereren. Onze Belgische bard als gids, onze eigen Vergilius die ons doorheen de augiasstal begeleidt. Onontbeerlijk BelgiĂ«, verachtelijk prachtig Brussel.

 

Wat hou ik toch van 'm en van dit kutland.



de menselijke benadering van de bankier
11/05/2015
🖋: 
Auteur

De Nederlandse journalist Joris Luyendijk deed begin april Universiteit Antwerpen aan om te spreken over zijn laatste boek, Ă©n bestseller, Dit kan niet waar zijn. Na jarenlang gewerkt te hebben in de Arabische wereld â€“ hij vergaarde brede bekendheid met publicaties als Een goede man slaat soms zijn vrouw en Het zijn net mensen â€“ en een boek over Nederlandse politieke verslaggeving, begon hij in 2011 voor de Britse krant The Guardian een column te schrijven over de Londense financiĂ«le sector. Het boek dat Luyendijk, antropoloog van opleiding, dit jaar publiceerde in het kader van deze opdracht, biedt een nauwgezette analyse van de verborgen wereld van de bankiers in de City.

Schurkerige types die zich schuldig maken aan elk van de hoofdzonden, waar hebzucht en hoogmoed de grootste drijfveren zijn. Zeker sinds de financiĂ«le crisis van 2008 is er amper een goed woord over voor bankiers. Kort nadat hij zich met zijn gezin in de Britse hoofdstad had gevestigd, kwam Luyendijk echter tot een opmerkelijk inzicht wat betreft de motieven van mensen die binnen de financiĂ«le sector werken. Bij het zoeken naar een school voor zijn kinderen, zag hij dat het grootste gedeelte van de middenklasse hun kinderen naar dure privĂ©scholen stuurt, vanwege het erbarmelijk lage niveau van de staatsscholen. Om de torenhoge toelage te kunnen ophoesten, moeten ouders een manier zien te vinden om veel geld te verdienen. Luyendijk realiseerde zich dat veel mensen de bankenwereld niet uit hebzucht betreden, maar uit angst hun kinderen geen goede toekomst te kunnen bieden. Het is deze menselijke benadering van de bankier die in Dit kan niet waar zijn de boventoon voert.

 

Het merendeel van de mensen dat in de City werkt ziet hun job als een manier om de financiĂ«le onafhankelijkheid te bereiken die toegang biedt tot het najagen van hun Ă©chte dromen. Uiteindelijk zijn er echter maar weinigen die de sector daadwerkelijk om die redenen verlaten. Wie eenmaal de arena betreedt, ondergaat al snel een groeiende kloof met de samenleving, want de gemoeide salarissen liggen vele malen hoger dan gemiddeld, de kinderen gaan naar duurdere scholen en de werkdruk is zo intens dat men uiteindelijk alleen vriendschappen kan onderhouden in de sector zelf. Bovendien verwacht de baas dat iedere werknemer handelt als master of the universe en niets minder voor ogen heeft dan de absolute top. De aandacht kan op geen enkel moment verslappen, want een misstap kan je met een vingerknip op straat zetten.

 

Op het eerste gezicht leek het een onmogelijke taak om als buitenstaander, laat staan als journalist, een 'kijkje in de keuken' te krijgen. Binnen de grote banken geldt een zogenaamde code of silence; de algemene consensus is dat alles wat gezegd wordt tegen een buitenstaander tegen je gebruikt kan worden. Luyendijk speelde initieel vooral in op het heersende vooroordeel over Nederlanders - kind hearted but stupid - om een blik te kunnen werpen op de werkvloer. Een 'Nederlands journalistje met domme vragen' wordt er door niemand serieus genomen. Uiteindelijk leverde een simpele oproep in zijn column vrijwel direct een volle mailbox op en bracht Luyendijk in de gelegenheid zo'n 200 interviews af te leggen met medewerkers. De meesten van hen wilden het imago van de financiĂ«le sector bijstellen. Ze gingen gebukt onder de minachtende houding die buitenwerld heeft ten opzichte van hun job, terwijl de meesten vonden dat ze zelf geen schuld hadden aan de crisis. Luyendijk merkt op dat ze zich niet identificeren met immorele types als Gordon Gekko, maar dat er een amorele houding overheerst. Zolang er je geen regels overtreedt, doe je niets verkeerd.

 

Het was dezelfde licht autistische houding die ervoor zorgde dat bestuursleden geen idee hadden waarom het niet echt tof was om een bonus alsnog uit te keren nadat hun bank was gevallen. Want zolang er binnen de lijntjes wordt gekleurd, anything goes, toch? Het is schokkend dat Luyendijk moest constateren dat de echt hoge piefen na de crisis nog altijd weinig een idee hebben van de werkelijke gang van zaken op de werkvloer en de overheid als een soort vangnet wordt benaderd. Het is een houding die zou moeten veranderen volgens Luyendijk; is een bank te groot om te managen, dan is hij te groot om te bestaan.

 

Maar wat is er nodig, vraagt Luyendijk zich af, voordat de grens is bereikt? Want sinds de crisis weten insiders dat outsiders werkelijk alles pikken. Nederland kwam massaal in opstand tegen het Koningslied, maar miljarden om een bank te redden is een saai verhaal. En dat terwijl die sector schade kan aanrichten waarvan terroristen alleen maar kunnen dromen. Luyendijk wist zijn bezoek in Antwerpen nog wel met een positieve noot af te sluiten. Hij heeft vertrouwen in een ommekeer in de financiĂ«le wereld en wijst naar het einde van rassensegregatie en homo- en vrouwenemancipatie in de vorige eeuw als voorbeelden waarbij schijnbaar onaantastbare systemen voorgoed veranderden. Hopelijk kunnen we binnen afzienbare tijd ook afkeurend schudden wanneer we denken aan de huidige situatie in de bankenwereld.

 

 

Dit kan niet waar zijn. Joris Luyendijk onder bankiers. Atlas Contact, 2015.



post uit Praag #8
10/05/2015
🖋: 

Redacteur Maurits Chabot ruilde ons geliefde Antwerpen in voor Praag. Gelukkig is onze Erasmusstudent niet helemaal van de aardbol verdwenen; wekelijks stuurt hij digitale brieven vol Tsjechische avonturen. Altijd neergepend in zijn typische schrijfstijl. Scheur die denkbeeldige envelop open, de postduif is gearriveerd!

House of Terror

Te midden van de pracht en praal in Boedapest, aan de AndrĂĄssyboulevard, staat het House of Terror. Het bouwwerk stond eerst bekend als ‘House of Faith’, maar werd in de Tweede Wereldoorlog als hoofdbureau gebruikt door de nazi's. Ook de Arrow Cross Party, de Hongaarse fascistenpartij, zetelde hier. Na de oorlog werd datzelfde gebouw het hoofdkwartier van de KGB, de geheime dienst van de Sovjet-Unie. Verbazingwekkend veel horrortaferelen kunnen zich binnen de muren van één gebouw afspelen.

 

Sinds 2002 is het Huis van Terreur een museum. Op aangrijpende wijze wordt belicht hoe de Tweede Wereldoorlog Hongarije raakte en welke schade de daaropvolgende communistische overheersing teweeg bracht. In 1945 ‘bevrijdde’ het Rode Sovjetleger Hongarije. Dat zou ook het startschot vormen voor een nieuwe, even afschrikwekkende dictatuur die officieel begon in 1949. Een 40 jaar durende communistische overheersing volgde.

 

 

Sovjets

De communisten ‘ontvoerden’ de Hongaarse populatie. De eerste golf kwam direct na de bezetting van ieder dorp en elke stad. Het volk werd massaal ‘aan het werk gezet’ in Russische kampen. Uit Boedapest alleen werden 5.000 mensen weggevoerd. Voor de tweede golf werden officieel alleen mensen met Duitse achtergrond gerekruteerd, maar er moesten quota’s gehaald worden en in gebieden zonder Duitse inwoners werden dus mensen met Duits klinkende namen afgevoerd. Uiteindelijk volgden ook Hongaren. Jongens onder de achttien en heren ouder dan zestig werden niet gespaard.

 

De eerste ‘Soviet advisors’ verschenen in 1944 ten tonele en bepaalden het volledige economische en politieke leven. Zij beslisten over mijnen, luchthavens, de wapen- en olie-industrie en over internationale handel. De laatste adviseur verliet Hongarije in 1989.

 

Voormalige politieke leiders, ministers, parlementsleden, ambassadeurs, legerofficieren, priesters en leraren kwamen in Sovjetgevangenissen terecht. In totaal werden zo’n 130.000 tot 180.000 burgers gevangengenomen of tewerkgesteld. In de kampen golden quota’s voor executies. Miljoenen Hongaren vonden er de dood. Hongaarse gevangenen werden verspreid over 1.000 verschillende werkkampen en tijdens de transporten daarnaartoe lieten liefst 300.000 van hen het leven. De laatste Hongaarse gevangene, András Toma, keerde pas in 2000 terug uit Rusland.

 

 

Velen werden gevangen genomen. Mensen die een bedreiging vormden voor het communistisch regime, maar ook zij die minder op hun kerfstok hadden. Als je niet hard genoeg lachte om een grap van een communist bijvoorbeeld of als je 'social outcasts' groette op straat. Onder het House of Terror werden kolenkelders ingericht als gevangenis. EĂ©n verdieping is overgebleven van wat waarschijnlijk een ondergronds cellencomplex van meerdere verdiepingen was. “The cellar at 60 AndrĂĄssy Boulevard became notorious throughout the city,” aldus een informatiebord in het museum.

 

 

Hongaarse (on)schuld

Maar men kan vraagtekens plaatsen bij de Hongaarse onschuld in de Duitse bezetting tijdens de Tweede Wereldoorlog. Al in 1939 had Hongarije een grote nazistische partij, de Arrow Cross Party. De beweging stond onder leiding van Ferenc Szálasi en kende in 1939 meer dan 300.000 leden. Toen de nazi’s hun intrek namen in het House of Terror, mocht de Arrow Cross Party mee. Volgens een museumtekst was de Hongaarse partij minder betekenisvol: “without German help and support, it could never have become a potential governing factor.”

 

Maar het Joodse getto in Boedapest, een van de oudste in Europa, werd tot in de laatste dagen van de oorlog geteisterd door plunderingen van leden van de Arrow Cross. 70.000 joden werden in het getto opgesloten en “the arrow cross militia raved and raged until the very last, shooting into the Danube (de Donaurivier, nvdr.) Jews whom they wanted to loot,” aldus de museumtekst. De rol van deze Hongaarse nazi’s krijgt echter weinig aandacht in het museum. Om die reden is het museum flink bekritiseerd geweest. Volgens sommige journalisten, historici en politici duwt het House of Terror Hongarije te veel in een slachtofferrol.

 

Er zijn banden tussen huidige rechtse politici, parlementsleden en de eigenaars van het museum. Bovendien waren enkele agenten van de AVH, de geheime Hongaarse politiedienst van 1945 tot 1956, verbonden met belangrijke politieke partijen in de jaren 1990. De verdediging van museumdirecteur Maria Scmidt luidde: “Is there anything in history that is not related to politics?”

 

Falsifying history

Een dag later loop ik in een heel andere wijk in Boedapest. Bij een groot beeld staan zwaarbewapende politiemannen. Er hangen vlaggen en posters en persoonlijke bezittingen liggen op straat. Er staat een informatiebord bij. De kop luidt "Civilian Protest Against Monument Falsifying History". Het standbeeld werd op 20 juli 2014 midden in de nacht geplaatst op bevel van premier Viktor OrbĂĄn. De persoonlijke bezittingen op de stoep “have been brought uninvited in recent months by citizens outraged by the falsification of history manifested in the monument.” Volgens de tekst herdenkt het monument officieel de Duitse bezetting van 19 mei 1944, maar “as a result of the scandal following the publication of the design” werd de tekst veranderd naar “to the victims of the occupations.”

 

De tekst legt uit dat het beeld aarstengel Gabriel voorstelt die het onschuldige Hongarije uitbeeldt. “She is dropping (actually, it looks like offering) the country’s orb, while the German imperial eagle is preparing to strike.” Dit reflecteert de politieke propaganda van nu, aldus de tekst. “This monument is a lie serving a political intention,” door te suggereren dat Hongarije geen schuld heeft aan de genocide die op de Duitse bezetting volgde. Maar de tekst spreekt van Hongarije als een “faithful ally of Hitler’s Germany during WW2” die zich in 1940 als eerste bij de as-mogendheid van Duitsland voegde. Op 19 mei 1944 “the arriving German troops were received with bouquets rather than bullets.” De Hongaarse staatsadministratie bleef daardoor ongeschonden en “enthusiastically and very effectively organized and executed the mass deportations, surpassing even German expectations.”

 

 

Al in 1920 werden de eerste antisemitische wetten in Hongarije ingevoerd. “Historians of the Hungarian Academy of Sciences have unanimously condemned the message suggested by this monument, labeling it as an attempt to rewrite history.”

 

Mijn gedachten gaan terug naar het House of Terror, naar de 300.000 leden die fascistenpartij Arrow Cross in 1939 telde en naar de banden tussen huidige politici, voormalige AVH-agenten en het museumbestuur. En mijn gedachten gaan terug naar het verweer van directrice Schmidt. “Is there anything in history that is not related to politics?”