dwarsligger

20/04/2017
🖋: 

The homo sapiens studentus is a special species. Next to the typical activity of studying, the members of this species are known as real lovers of (night)life. But do they have other secrets to unfold? dwars finds out in their natural habitat, the student dorm.

Becci is an art student at the University of the Arts in London (UAL), now studying at Sint Lucas. “Although London is fantastic for arts and culture, it can lack a social intimacy that smaller cities, like Antwerp, can provide.” The focus of her artistic practice is within poetry, music, characterization, and film. In Antwerp, she has been introduced to people working in small galleries and projects. “Active field trips haven’t yet happened on my course in London, so I really appreciate this opportunity in Antwerp!”

 

When it comes to the facilities at Sint Lucas, she says: “The workshop areas are really lacking in comparison to UAL. However, that limitation encourages me to work in more inventive ways and now I engage with the locality outside of the university studios.” Becci explores Antwerp like a real art student. “I love to go out walking with my 35mm film camera in Antwerp. I then send the photographs to my family and friends at home so they can experience this beautiful city with me. She also attends workshops at the Fotomuseum as a way to introduce herself to the city. I have entered one of my poems and a photograph into a local Antwerp gallery who are making their first zine to help promote the work of artists living in the city.”

 

One of the most bizarre things she won’t forget, happened on her way to university. “I’d taken the bus and was very near to my usual stop, when suddenly, this older guy, who was wearing small sunglasses and a bucket hat (in the middle of January), boarded the bus and swayed his hand towards my face pretending to ‘steal’ my nose! For him, the whole ordeal was hilarious, for me, not so much!”

 

Becci even got the chance to discover what a kapsalon is. “For a while, I was unsure what everyone was on about, as I knew it was the word for hairdressers. Then finally an Erasmus friend from the Netherlands, told me the story of how the dish was named after a hairdresser! I have eaten my fair share of kapsalons since. The food that is, I haven’t eaten any hairdressers! When I return to London, I would like to form a band under this ridiculous name!”

 

Antwerp was not only a change of place but as she says: “It’s a place that enhanced my creativity by testing and strengthening the relationship between myself and my artwork.” She does miss London from time to time. “It sometimes feels frustrating to know that the city is still turning over every day whilst I am not there to see it. However, I do believe that my stay in Antwerp came at a perfect time for me. I was itching to see more of mainland Europe and to grow in a new place.”

 

But what will she miss the most about Antwerp? “I’m thankful for the opportunity to be here and I’ll miss the Erasmus community, fellow students and teachers at Sint Lucas. The city of Antwerp has a very positive communication with the student union and tries to accommodate the needs of those studying here.”



niemandsland

🖋: 
Auteur

Gegroet studenten! Nu ik afgestudeerd ben, heb ik jullie land verlaten. Daar waar pintjes vloeien als rivieren, cursussen meer kosten dan je 18m²-onderdak en niemand omkijkt wanneer je van maandag tot donderdag cornflakes als avondeten nuttigt. Met aarzelende, doch harde sprong kom ik terecht in het lage gras van het niemandsland. Ik noem het ‘niemandsland’, omdat ik geen andere gepaste term vind voor het jaar waarin mijn laatste check-in op SisA (bye bye winkelkarretje) en de eerste check-in op de werkvloer (de sleutelhanger voor die badge ligt al klaar) plaatsvinden. Mijn doel is hier elke maand neer te pennen wat mijn pad en gedachten kruist.

In Antwerpen heb je er veel van: de romantisch roodbruine bakstenen huisjes met kantelen, kantelend en scheef gezakt door ouderdom, al eeuwen het geschreeuw van meeuwen trotserend. Met hun smalle gestaltes stammen ze standvastig uit tijden toen kastelen, koningen en prinsen overeind bleven en je de kleinere mens dagelijks terugvond, verdiept in de werkplaatsen van deze huisjes. Elke straat ontfermde zich over een specifieke ambacht en droeg een naam verwijzend naar een gilde.

 

Die gildes zijn vandaag uit het straatbeeld verdwenen, versnipperd en veranderd in individuele werknemers die door toeval – of volgens sommigen het lot – samen een eiland delen. Ik zeg toeval, want wanneer je achttien jaar bent, heb je er geen flauw idee van hoe je leven er over vijf jaar uitziet, of waar het zich zal afspelen. We jagen zelden de droomjob na die we als kind voor ons zagen – gelukkig beseffen we nu dat er meer beroepen bestaan dan de kwaliteiten terug te vinden in een smurfendorp – en zijn we al helemaal niet verplicht de sleutel van het vaderbedrijf over te nemen.

 

De wijken waar we dezelfde dromen delen en de meesten onder ons de startblokken van hun carrière vinden, bestaan uit de straten waar de prinsessen van het nachtleven leven, de prinsen van de bibliotheek de beste plaatsjes kiezen en keizers van de drie-euro-pasta’s elke middag weer in de Komida zitten. De studentenwijk is er één van gedeelde ambachten, werkplaatsen en tradities en waar elke gilde haar eigen gebouw met aula’s en administratie heeft neergezet. De Prinsesstraat zou haar naambordje moeten inwisselen voor Studentenstraat.

 

de toekomst smeden (© Yannick De Meulder | dwars)

© Yannick De Meulder en Anouk Buelens-Terryn

 

Hier ontmoeten leden van de studentenambacht met gelijkgestemde interesses elkaar, verzamelen subgroepjes zich in lintjesdragende verenigingen, verdwijnen anderen in de bossen van de buitencampussen, en wordt er tegelijk gewerkt naar een doel met dezelfde eindmeet. Ze werken en pozen op een eigen ritme, volgens een eigen kalender waardoor ze elkaar op hetzelfde moment tegenkomen in ‘t stad of in het skioord. Onderling verschillen de groepen studenten. De ene gilde heeft een meer uitgesproken identiteit, terwijl de andere vaak te horen krijgt: “Wat kan je nu eigenlijk doen met communicatiewetenschappen?”

 

Dat studenten uit de ene richting zelf nog niet goed weten wat hen aan het einde van deze stoepranden staat te wachten, komt vaak voor. De nadruk van de studie ligt vaak op het studeren zelf, en niet op de job die erop volgt, tenzij je vanaf dag een al voor een positie als brandweerman of piloot gaat. Samen met die eigen kalender en de tegenwoordig lege vacaturepagina in de krant, is het verlengen van je ledenkaart bij een gilde een aanlokkelijk idee. De Prinsesstraat wordt niet alleen maar als een tussenstop gezien.

 

De leerperiode op zich lijkt meer op de ambacht om zich mee te identificeren, om elkaar te vinden in de basis van interesses. Wat erna volgt, valt niet te voorspellen.

 

Je diploma staat vast, maar daarna kan je nog alle kanten uit. Je komt in verschillende sectoren terecht en ontmoet mensen uit andere gildes, misschien lijkend op die van jou, maar misschien ook niet. Een grote onzekerheid, die verschillende zijstraatjes op jouw pad, of net een geruststelling dat er zo veel wegen te bewandelen zijn.



on New York, Antwerp, and beer

20/04/2017
prof. dr. Jackie Feldman (dwars)
🖋: 
Auteur

The Prof Profile shows professors like you’ve never seen them before, as people. dwars asks the questions that have been bugging students for years; “What does your lecturer eat for breakfast”, for example. Jackie Feldman, guest lecturer at the Department of Jewish Studies, gets cross-examined this month.

You're a guest lecturer from Israel. How did you end up here in Antwerp?

I knew Prof. dr. Liska from the department of Jewish Studies, and the opportunity just came up to do a sabbatical in Antwerp. I also have family roots here and my son is currently doing a PhD in Ghent, so Belgium seemed like a good choice.

 

From your classes I know that you have quite an interesting background, could you elaborate on that?

I was born into a modern orthodox Jewish family in New York. Our neighbors were Irish and Dominican, and all my parents' Jewish friends spoke English with an accent. They came from all corners of Europe shortly before or after the war. New York really is a patchwork of neighborhoods, which can get quite narrow sometimes.

 

So you felt you had to leave?

Yes, as a teenager I wanted to break out. This religious world was just too restrictive for me. When I was sixteen years old, I stopped saying my prayers. My father got furious and asked me what was wrong with me. Soon after, I left. First I went to the Netherlands and lived there for a year and when I was 22, I left for Israel.

 

… where you still live now, in Jerusalem.

Yes. I thought it would be a much larger and more open Jewish environment than the place where I grew up. There you wouldn't need to go to the synagogue in order to be Jewish. You could be part of a larger and more open entity, I believed.

 

Did you find what you were looking for?

For a while I thought so, especially in the many years when I worked as a tour guide for Christian pilgrims in Jerusalem. Since a few years, however, the space has been shrinking. People ask you: ‘Where do you belong? Are you religious or secular?’ I've been living in Jerusalem for 38 years now. It is not the place I dreamed of, but that’s not necessarily Israel’s fault. Still, it is my home. By now, I feel like a tourist when I come to New York. And sometimes I like being a tourist.

 

Do you see yourself as a tourist here?

As I'm actually living in Brussels and just come to Antwerp once a week to teach my course, I do feel like a tourist. I like being anonymous here. There is something nice about being in a foreign place. On top of that, my grandparents used to live in Antwerp fifty years before the Second World War. It's nice to wander on their paths and explore the city.

 

What is life like here compared to Israel?

I like that it is so quiet in comparison. You can cross the street here without risking your life. I also appreciate the Belgian food, because it is very diverse. In cities like Brussels and Antwerpen you can get almost anything you like. I also like being with my son, who is doing his PhD about music in Ghent, and helping him out where I can.

 

On top of that I like the fact that everything is cheaper than in Jerusalem. Even beer is a lot cheaper. At home, a beer is about 25 shekel, which equals six euro. Here I don’t have to think twice before I order a second one (laughs).

 

There must be something bad about Belgium too?

The weather, definitely. The sun doesn’t come out too often. You know, it's fun to be in Belgium for a while, but I doubt I could take this weather for more than six months.

 

How are the students back in Israel, compared to here?

I was warned that it is a challenge to get the Belgian and European exchange students to speak. Luckily that's not the case in my class, a course about memory culture in Israel and Palestine.

 

Israeli students, however, have a lot more chuzpe, nerve. An Israeli student would tell you a day before the exam: “We have to learn too many articles! Can’t you take one off?” or “How come I only got 92 points? I deserve 95!” They negotiate and argue with you. They are much more outspoken, and the fact that they haven’t read anything doesn’t bother them or keep them from joining the discussion. That’s certainly a difference.

 

What are you currently researching?

There are three or four projects I need to finish. For example, I'm doing a comparison of tours in Jewish museums. I also do a lot of research on Holocaust memorial sites and how cultures of memory vary in different countries and contexts. A third large focus is on pilgrim groups and how they differ.

 

When you were a student, did you ever think of working as an academic?

I liked to read and write papers, but still, it all came rather unexpected. I was working as a tour guide in Jerusalem for many years and didn't finish my doctorate until I was 44. At one point, when the tourists stayed away because of the war, I put all my effort into writing academic articles. Eventually, it worked out and I got employed at Ben Gurion University.

 

What do you like to do when you're not working?

I like languages a lot, and I need to read! If I don’t read for a few days, I feel like something is missing. Also, I like to travel and cook. Indian and Chinese, occasionally some traditional Jewish food. I like to experiment with spices and herbs, and my kids and friends like my food, so that’s a relief (smiles).



20/04/2017

Meer dan twee op drie studenten deed het al eens onveilig. Hé(t)? Ja, meer dan twee op drie studenten had al eens onveilige geslachtsgemeenschap. Wij – die zijn opgegroeid met lessen seksuele voorlichting – zijn meesters van de theorie, maar sukkelaars in de praktijk.

Is het echt zo slecht gesteld met de veiligheid van ons seksleven? We polsten bij 1.876 studenten naar het leven tussen de niet zo versgewassen lakens.

 

even testen

condooms en bloemen (© Lisa Decré en Lize D’haese | dwars)Twee op drie hoort zich dus eens te testen op soa’s. Wanneer we aankloppen bij de huisartsenpraktijk Korte Klaren, nabij de Meir, komen we bij dokters Anne Marieke Wiggers en Matthias Verleije uit. Middenin de studentenbuurt, daar kunnen soatesten geen uitzondering zijn.

 

“We zien inderdaad dagelijks patiënten voor een soatest”, verklaart Anne Marieke. Of ze meteen aankaarten waarvoor ze komen? “Er zijn patiënten die actief vragen om een soatest”, vertelt Matthias. “Maar je hebt ook mensen die subtiel om een bloedafname polsen.” Anne Marieke herkent de situatie. “Dan vraag ik steeds wat ze specifiek willen laten nakijken. Vaak wordt er dan uiteindelijk wel expliciet om een hiv-test gevraagd.”

 

Het uitdrukkelijk vragen naar enkel hiv vinden beide artsen opmerkelijk. “Als je studenten hoort, draait het blijkbaar vooral om aids”, merkt Matthias op. “Maar de kans dat jij hiv krijgt na één keer onveilige seks met een andere heteroseksuele partner is heel klein. Niet onbestaande, uiteraard.”

 

“Er zijn echter andere ziektes die zoveel gemakkelijker overgedragen worden en veel frequenter voorkomen. Een op twaalf studenten loopt bijvoorbeeld met chlamydia rond. Daar heb je vaak geen symptomen van, maar de ziekte kan je wel onvruchtbaar maken. Nochtans is het erg gemakkelijk te behandelen. Eén tabletje innemen en je bent er vanaf.”

 

(on)bevlekt vertrouwen

Een op twaalf studenten, dat zou overeen moeten komen met 8,3% van de deelnemers aan onze enquête. Slechts 4% van de seksueel actieve studenten geeft echter aan ooit al eens chlamydia opgelopen te hebben. Volgens de statistiek van Anne Marieke en Matthias zou een andere 4% van onze deelnemers dus met chlamydia rondlopen, zonder daarvan op de hoogte te zijn.

 

We waren allebei nog maagd, dus we hadden geen kans op soa’s.

 

Dat is goed mogelijk, aangezien maar 39% van onze seksueel actieve studenten zich al eens bij een arts heeft laten testen op een soa. Goed, je kan stellen dat een soatest niet nodig is wanneer je altijd veilig van bil gaat. Maar zelfs van alle studenten die het al eens onveilig deden, liet nog niet eens de helft (47,5%) zich testen bij de huisarts.

 

Waarom laten de studenten zich niet checken na een onveilig avontuur? “Sommige mensen zijn er gewoon niet ongerust over. Of zijn onwetend”, bedenkt Anne Marieke. Een aantal studenten in onze enquête halen nog een andere verklaring aan. “We waren allebei nog maagd, dus we hadden geen kans op soa’s.”

 

Figuur 1: soatest bij de huisarts

Figuur 1

 

Met deze bewering springen we binnen bij de goeroes van de Vlaamse seksuele voorlichting, Sensoa. “Dat is een gevaarlijk excuus om het onveilig te doen”, zegt Wannes Magits. “Want hoe weet je dat zeker? En wat verstaat die (andere) persoon onder maagd zijn?”

 

“Je weet pas zeker of je een soa hebt, als je je laat testen”, vervolgt Wannes. “Ook studenten die serieel monogaam zijn, moeten dus oppassen.”

 

Share love, geen soa is een recente Sensoacampagne die daarop focust. Jongeren gaan er vaak van uit dat er niks mis kan gaan als je van de ene relatie in de andere rolt. Maar de ander kan altijd een soa hebben opgelopen zonder het te weten. Wat als zijn of haar ex bijvoorbeeld is vreemdgegaan? “Wij raden mensen aan om seks te hebben met condoom in een nieuwe relatie, totdat ze zich allebei hebben laten testen.”

 

Zijn studenten zich dan helemaal niet bewust van de risico’s? “Er bestaan verschillende soorten intelligentie”, zegt Wannes. “Waar we bij Sensoa op hameren is dat ook attitudes en vaardigheden op school moeten worden aangeleerd.” Weten dat je een condoom moet gebruiken is namelijk iets anders dan het in praktijk omzetten.

 

Een op twaalf studenten loopt met chlamydia rond.

 

zonder hoesje niet in het poesje?

En daar wringt het schoentje vaak. Of zo blijkt toch uit de redenen die studenten opgaven voor hun seksueel onveilig gedrag.

 

‘In het vuur van het moment’ het condoom vergeten boven te halen, steekt met kop en schouders boven de andere verklaringen uit. Ongeveer 45% van de studenten die onbeschermd onder de lakens kroop, lag al eens in deze situatie. Vrouwen zwichten blijkbaar sneller in het vuur van het moment: 58% van de studentes die onveilig seks hadden, halen dit als oorzaak aan. Bij de mannen geeft er slechts 26,6% dit als reden op.

 

Figuur 2: redenen voor onveilige seks

Figuur 2

 

Dat beide partijen geen condoom op zak hebben, is de tweede grootste onveilige situatie. Ruim 33% bekent hierover schuld, al hebben mannen (37,6%) deze situatie vaker voor dan vrouwen (29,8%).

 

Condooms zijn sowieso nog steeds niet erg geliefd, 14,6% laat weten dat ze zelf toch liever geen rubbertjes ontrollen (of voelen). Andere studenten lieten weten dat hun partner geen condoom wilde gebruiken, waar zij niet tegenin durfden gaan.

 

(geen) gêne

Ook 15% van de homoseksuele populatie uit onze enquête gebruikt niet graag condooms. In deze groep gebeurt het wel vaker dat ze beide geen condoom op zak hebben (40,2%), maar ze zwichten in het vuur van het moment minder vaak om het zonder bescherming te doen (19,5%).

 

“We zien in de homogemeenschap veel meer zelfbewuste mensen”, merkt Matthias op. “Zij zijn dikwijls erg goed geïnformeerd over de risico’s en symptomen. Vaak maken zij om de drie tot zes maanden een afspraak om zich opnieuw te laten screenen.”

 

Inderdaad, maar liefst 73,6% van alle homoseksuelen die al eens onveilige seks hadden, liet zich testen op soa’s bij de huisarts. Dat is bijna 15% meer dan heteroseksuelen in dezelfde situatie.

 

“Ik geloof dat er in de homogemeenschap meer gepraat wordt over hiv en hepatitis”, haalt Matthias als mogelijke reden aan. “Gesprekken over chlamydia in de heteroseksuele gemeenschap, dat zie ik nog niet direct gebeuren.”

 

We zien in de homogemeenschap veel meer zelfbewuste mensen.

 

doe het zelf

Is een hiv-zelftest van de apotheker de oplossing voor studenten die geen doktersafspraak durven maken? Hoe handig zo’n zelftest ook mag lijken, je dient natuurlijk wel goed te weten wanneer je ze kan gebruiken. Anders ben je eraan voor de moeite.

 

In het hart van de studentenbuurt, de Keizerstraat, spreken we met apotheker Van Briel. Veel klanten voor de zelftest hebben ze nog niet gehad. Ze vinden de test ook niet de beste manier om zo’n belangrijke informatie te verkrijgen. Vooral het emotionele aspect is erg zwaar. “Je moet maar alleen thuis zijn en positief testen ...”

 

Weten studenten vanaf wanneer je jezelf kan testen? 30,9% van onze studenten kan ons het juiste antwoord bezorgen: drie maanden na de onveilige seks kan deze zelftest je van een juist antwoord dienen. Er zijn echter ook erg veel studenten die, ondanks de media-aandacht die de zelftest kreeg, geen idee hebben wanneer ze van pas kan komen (40,3%) of een foutieve vensterperiode in hun hoofd hebben (27,6%). Bieden apothekers dit antwoord steevast aan?

 

Gesprekken over chlamydia in de heteroseksuele gemeenschap,
dat zie ik nog niet direct gebeuren.

 

“We zeggen dat er altijd bij en geven ook een folder mee. We nemen de studenten ook mee naar achter om met ze te praten”, zegt Van Briel. “Is de test wel echt nodig, wil je hier testen zodat je niet alleen bent?”

 

Een zelftest voor hiv, allemaal goed en wel. Maar daarmee test je je nog niet op andere soa’s. Daarvoor moet je nog steeds naar de huisarts. En dat doet, zoals gezegd, nog maar 39% van onze seksueel actieve studenten.

 

“Misschien durven mensen niet langs te komen omdat ze niet weten hoe een soa-consult eruit ziet?”, bedenkt Anne Marieke. “Natuurlijk moeten we je wat vragen stellen over je partners van de laatste zes maanden. Die zijn niet altijd leuk om te beantwoorden, maar we hebben dergelijke informatie nodig om de risico’s te kunnen inschatten. Verder hoeven we enkel nog een bloedafname en een urineonderzoek uit te voeren wanneer er verder geen klachten zijn. En uiteraard valt alles onder het beroepsgeheim.”

 

Figuur 3: wie hoort er voor een condoom te zorgen?)

Figuur 3

sharing is caring

Dat er condooms aan te pas moeten komen om geen soa’s op te lopen, schijnt wel duidelijk te zijn. Ze worden alleen gemakkelijk eens vergeten. Wie hoort er voor te zorgen dat deze rubbertjes binnen handbereik liggen? Figuur 3 toont aan dat de verschillende geslachten zich verenigen en dezelfde verwachtingen schijnen te koesteren. 77,9% is van mening dat beide partijen er een op zak zouden moeten hebben.

 

Diezelfde eensgezindheid vinden we niet meer wanneer we peilen naar de aannames over het gebruik van de pil of een spiraal bij vrouwen. 40% van de mannen in onze enquête blijkt vaker te verwachten dat vrouwen wel voorzorgsmaatregelen treffen tegen een groeiend vruchtje in hun lijf. Dat is meer dan bij de vrouwen, maar ook 32% van onze dames gaat ervan uit dat een vrouw de pil slikt of een spiraaltje heeft.

 

Goed, iedereen mag zijn eigen verwachtingen creëren. Maar gaan deze heren na of hun aannames kloppen, voordat er een condoom achterwege wordt gelaten? We selecteerden de mannelijke studenten uit onze enquête die al eens seks hadden met een vrouw. De mannen die dus – naast het eventueel krijgen of doorgeven van een soa – de kans liepen om vader te worden, wanneer voorbehoedsmiddelen op het nachtkastje blijven liggen.

Deden deze hetero- en biseksuele mannen met hun verwachtingen het desondanks wel zwangerschapsveilig (figuur 4)? 12,2% die verwacht dat het meisje de pil slikt, vraagt er blijkbaar helemaal niet naar. Een net iets groter deel vraagt hier niet in alle gevallen naar.

 

Grafiek 4: wat doen mannen in functie van hun verwachtingen

Figuur 4

 

slikken

Mogen ze er überhaupt wel vanuit gaan dat een meisje de pil neemt of een spiraal heeft? Bijna 8 op 10 studentes beschermt zichzelf inderdaad tegen een zwangerschap. De pil is veruit het populairste vrouwelijk voorbehoedsmiddel. Maar liefst 67,4% van de dames slikt de pil en 11,7% beschermt zich door middel van een spiraaltje.

 

Hoewel anticonceptie bij het merendeel van de vrouwen dus dagelijkse kost is, heeft 38,2% van diezelfde dames al eens onveilige seks gehad waardoor een zwangerschap mogelijk kon zijn. Meer dan de helft van de studentes (53,1%) gaf aan dat een vergeten pil al eens de boosdoener was.

 

Een andere opvallende reden waardoor vrouwen soms kans hebben op zwangerschap, is omdat ze rekenen op hun cyclus om voorbehoedsmiddelen achterwege te kunnen laten. “Ik was net ongesteld geweest met een regelmatige cyclus en wist derhalve dat zwangerschap niet aan de orde was”, is een quote van een van onze vrouwelijke deelnemers.

 

“Leuk dat je veel vertrouwen hebt in je eigen lichaam, maar de kalenderplanning is echt geen betrouwbare methode”, benadrukt Matthias. Anne Marieke knikt. “Nog erg veel – en vaak hoogopgeleide – mensen maken gebruik van deze planning. We zien daardoor best wat onverwachte zwangerschappen.”

 

opgeluchte zucht

Omdat vrouwen naast soa's nog een ander gevolg kunnen overhouden aan onbeschermde seks, zou je denken dat zij vaker hun best doen om het toch veilig te doen. Niets is minder waar, het percentage mannen en vrouwen dat onveilige seks – met kans op zwangerschap – hadden ligt even hoog. 1 op 3, zo mogen we vaststellen.

 

Bijna 35% van deze studentes heeft in deze situatie nog nooit iets ondernomen (figuur 5). “Verontrustend dat een op drie gewoon de situatie afwacht. Jullie zitten in de meest vruchtbare periode van je leven. Uiteraard heb je een relatief laag risico om zwanger te worden. Wanneer je echter toch zwanger blijkt, is de beslissing die je moet nemen enorm ingrijpend”, vertelt Matthias.

 

Figuur 5: Wat na onveilige seks?

Figuur 5

 

“Als vrouw kan ik me wel inbeelden dat je afwacht tot je menstruatie”, bedenkt Anne Marieke. “Er zijn vrouwen die zeggen dat het dan allemaal oké is, wanneer je regels toch doorkomen. Maar dat is dus echt niet oké, want als dat een keertje niet gebeurt, is het al te laat. Je mag een zwangerschap echt niet onderschatten.”

 

Er zijn ook studenten die het niet zover willen laten komen. Twee op drie gaf aan al eens de morning-afterpil geslikt te hebben, maar we kunnen uiteraard niet besluiten dat ze dat na élk onveilig contact deden. Te vaak de morning-afterpil slikken is echter geen gezonde gewoonte. Voorkomen is beter dan genezen!

 

Ook bij gebruik van de morning-afterpil kunnen studenten rekenen op de steun van de apotheker. “Studenten schieten nogal snel in paniek en weten dan niet meer wat ze moeten doen”, denkt Van Briel. Maar als ze erover praten en goed advies krijgen, valt het meestal wel mee. “Vaak lopen studenten met een opgeluchte zucht de deur uit.”

 

uithijgen

Oud genoeg om seks te hebben zijn we zeker, maar kennelijk nog niet wijs genoeg om onze bedavonturen altijd veilig te beleven. Seks is plezant, maar kan ook een beetje jeuken.

 

Bij allesoverseks.be en thuisarts.nl kun je terecht met al je prangende vragen omtrent seks, voorbehoedsmiddelen en soa's. Of bij je huisarts en apotheker, uiteraard.



blikopener

20/04/2017
🖋: 
Auteur

Als centrum van onderwijs en onderzoek heeft de Universiteit Antwerpen een schat aan onderzoekstalent. Elke faculteit heeft meerdere doctoraatsstudenten om mee te pronken, die zich jarenlang verdiepen in hun gekozen vakgebied. Voor deze blikopener sprak dwars af met dr. Iason Jongepier (reeds gedoctoreerd, in dienst van UAntwerpen als Wetenschappelijk Medewerker) en Rogier van Kooten van het departement Geschiedenis. Zij ontwikkelen een digitale infrastructuur om historische data van de roemruchte geschiedenis van Antwerpen in te verwerken. De naam van hun project: GIStorical Antwerp II.

Inderdaad, het vervolg op GIStorical Antwerp I. Het eerste deel betrof een pilotproject dat data over Antwerpen in de negentiende eeuw verenigde. Het tweede deel omvat de geschiedenis van ’t Stad die teruggaat van de zestiende eeuw tot omstreeks nu.

 

GIS staat voor Geografisch Informatie Systeem, in de historische context wordt het een zogenoemde HISGIS, waarin allerlei informatie over de stad en haar bewoners in detailkaarten wordt geplot. De heren zijn ambitieus; ze streven ernaar om ’s werelds meest toonaangevende HISGIS te ontwikkelen, binnen hun type – op huisniveau en op lange termijn, zodat die ook in de toekomst van waarde is voor andere onderzoekers.

 

Een HISGIS maakt het mogelijk om alle data met een ruimtelijke component over elkaar heen te leggen en te kunnen vergelijken. De gegevens zijn opgebouwd in verschillende lagen en elke laag omvat een andere tijdspanne. De informatie in een laag kan bijvoorbeeld van archeologische, cartografische, historische of van iconografische aard zijn. De heren van het departement Geschiedenis hebben de software overigens niet zelf uitgevonden, maar de manier waarop zij deze gebruiken is wel uniek.

 

Ze plotten de data op microniveau, dus per huishouden. De bedoeling is om per huis in kaart te brengen wie er door de eeuwen heen woonden, of deze mensen arm of rijk waren, etc. Je kunt het zo gek (lees: gedetailleerd) niet bedenken. Met behulp van deze gegevens, die op de kaart in bolletjes worden weergegeven, worden er sociale kaarten geconstrueerd die een zogenoemde spatial turn bevatten, het besef van ruimtelijkheid binnen de geschiedenis.

 

In vijfhonderd jaar is er natuurlijk veel gebeurd in de Koekenstad, al zal lang niet alle historische data boven water komen. Bronnen over sommige tijdspannes ontbreken simpelweg en de kwaliteit van de historische bronnen neemt af naarmate je verder teruggaat in de tijd. Huizen op kaarten zijn bijvoorbeeld in veel gevallen fictief ingetekend. Daarbij maakt men pas sinds de heerschappij van Napoleon (begin negentiende eeuw) gebruik van huisnummers. Voordat Little Boney met zijn paard over de straatstenen van Antwerpen galoppeerde, had elk huis een unieke naam, zoals bijvoorbeeld Den Zonwijzer.

 

GIStorical Antwerp-kaart.jpg

 

Toch wordt er geprobeerd om de exacte locatie van de huizen te bepalen en in het systeem te integreren. Daarvoor kan men bijvoorbeeld beschikken over belastinginventarisaties. De functionaris die deze taak toentertijd kreeg toebedeeld, liep de straat door en schreef per huis neer wie er woonde en hoeveel belasting de bewoners moesten afdragen. Hij noteerde in een bepaalde volgorde, waardoor de onderzoekers de straathoeken kunnen nagaan en zo tot aanknopingspunten komen. De software van het HISGIS bepaalt dan, op basis van eerdere inschattingen, de geschatte locatie van een perceel.

 

De vroegmoderne ambtenaar heeft aan het einde van zijn ronde meerdere lijsten met gegevens op papier staan. Die gegevens moeten voor het project in Excel worden overgetypt, om ze vervolgens in het HISGIS in te voeren. Ook bestaan er lijsten die afkomstig zijn uit volkstellingen. Hoeveel mensen woonden er in Antwerpen, hoeveel kinderen hadden ze en waarmee verdienden ze hun brood?

 

Dat zijn vragen die aan de hand van dergelijke lijsten beantwoord kunnen worden. Stukje bij beetje worden details onthuld die achter de vele voordeuren schuilgingen.

 

Het mikpunt is om op basis van een historische dataset tot een compleet overzicht van Antwerpen te komen. Het blijft echter niet alleen bij de kernstad, ook de stadsrand (de huidige ring) wordt meegenomen.

 

Iason en Rogier staan er overigens niet alleen voor tijdens hun project. Van de Faculteit Letteren & Wijsbegeerte is er een heel team van professoren betrokken bij GIStorical Antwerp II, waarvan Professor Soens instaat voor het management. Daarnaast heeft het team een stagiair ter beschikking.

 

In het verlengde van het GIStoricalproject kijkt Rogier voor zijn eigen doctoraat naar klachten van bewoners over het leefmilieu – stank- en andere overlastklachten. Hij gaat proberen om die klachten in de GISkaart te plotten. Wie klaagt er en wat zijn de sociale kenmerken van deze mensen? Antwoorden op dergelijke vragen worden in de kaart ingevoerd, waardoor beter te verklaren is hoe klachten ontstaan.

 

De essentie van het vak Geschiedenis komt volledig tot haar recht: We bestuderen heden het verleden om aan de hand van het verleden het heden beter te leren begrijpen en zo een duidelijker zicht te krijgen op de toekomst.



“Het geeft een vies gevoel om aan andermans spullen te zitten.”

20/04/2017
🖋: 

Gedichten van Antwerpse stadsdichters durven al eens om onze aandacht schreeuwen. Ze flankeren de Boerentoren, worden onleesbaar uitgesponnen op een betonnen muurtje aan de kaaien of duiken op aan de onderkant van een omhooggehaalde brug. De afwezigheid van een soortgelijke aan­dachtskreet van de huidige stadsdichter is daarom des te opmerkelijker. Maarten Inghels gooit het al meer dan een jaar over een andere, vooral sub­tielere boeg. “Het is niet mis om op een grote en publieke manier gedichten aan de man te brengen, maar ik wil ontdekken hoe ik de Antwerpenaar tot in zijn privéruimte kan bereiken.” Hoe de stads­dichter hierin tracht te slagen, wil hij ons met ple­zier demonstreren.

Het is een druilerige maandagavond wanneer we arriveren in de Arenberg, het cultuurhuis dat samen met de Bourla het hart vormt van de Antwerpse theaterbuurt. In de foyer van de schouwburg hangt een gelaten sfeer: enkele oude en minder oude mensen maken zich op om de voorstelling van acteur Josse De Pauw bij te wonen. Maar dat is buiten ons gerekend, want wanneer het belsignaal luidt en iedereen de zaal betreedt, stevenen wij onverstoord af op de vestiaire.

 

Maarten Inghels is watching you (© Lize D'haese | dwars)Tussen de jassen van het onwetende publiek ritselt het lange tengere lichaam van een bebrilde man. Op de toog staat een kartonnen doos. Op tijd en stond maakt Maarten Inghels zich los van het jassenoerwoud en haalt uit de doos een aantal stoffen zakdoeken, waarop in zwarte letters een tekst gedrukt staat. Met een stapel over de arm duikt de stadsdichter opnieuw de vestiaire in, waarna hij vliegensvlug de zakdoeken in de jaszakken stopt. Alsof hij zich wil verantwoorden voor zijn daden, voegt hij een verduidelijking toe: “Ik ben bezig met het verspreiden van mijn nieuwe stadsgedicht, dat via een zeefdruk op verschillende zakdoeken is geplaatst. Het gedicht gaat over het theater, daarom verspreid ik het via de vestiaires van schouwburgen. Wanneer de mensen het gebouw verlaten en op zoek gaan naar hun sleutels, zullen ze het gedicht in hun jaszak vinden.”

 

Vol bewondering laten we merken dat we het een leuke actie vinden, maar Inghels zelf voelt zich niet helemaal op zijn gemak. “Wanneer ik mijn hand in een jaszak stop, is het alsof ik een magische grens overschrijd en de privéruimte van de jaseigenaar betreed. Enerzijds ontstaat er zo iets persoonlijks en intiems tussen ons. Ik hoop dat de drager het ook op die manier ervaart. Het ideale scenario zou zijn dat de personen die de zakdoek vinden, thuis of op café vertellen wat ze hebben meegemaakt. Maar tegelijk voel ik me een indringer. Ik durf niet al te diep in de zakken te voelen, want het geeft een vies gevoel om aan andermans spullen te zitten.”

 

Het feit dat Inghels voor de tweede keer in de Arenberg met de zakdoeken zijn gang kan gaan, geldt als een bevestiging dat zijn actie geen negatieve respons heeft gekregen. Of is dat een verkeerde gevolgtrekking? “Eigenlijk weet ik niet wat vorige keer de reactie was van het publiek. Wanneer ik alle zakdoeken verdeeld had, ben ik hem meteen gesmeerd. Ik vind dat ik op dat moment onzichtbaar moet blijven.” Hij wendt zich tot een opzichter van de vestiaire die tijdens de vorige actie ook aanwezig was, en vraagt haar of ze iets aan het publiek gemerkt heeft. Wat blijkt nu: er waren wel degelijk teleurgestelde reacties, maar ze kwamen alleen van mensen die géén zakdoek in hun jaszak gevonden hadden. “Dan moet ik ervoor zorgen dat ik ditmaal niemand oversla”, lacht de stadsdichter en met een grijns op het gezicht wijdt hij zich verder aan zijn taak.

 

Niet veel later zijn alle jaszakken gevuld. Inghels wil opnieuw zo snel mogelijk de plaats delict verlaten, maar laat dit keer de doos met zakdoeken staan zodat de opzichters teleurgestelde mensen kunnen troosten. In het kielzog van de dichter ruilen we de schouwburg in voor de typische Antwerpse theaterkroeg De Duifkens.

 

Nadat hij vluchtig van zijn glas bruiswater heeft genipt, vertelt Inghels hoe de eer van stadsdichter iemand te beurt kan vallen. “Heel simpel is dat: een commissie van de stad beslist wie een geschikte kandidaat zou zijn en vervolgens bellen ze die persoon op met de vraag of hij stadsdichter wil worden. Je krijgt een nacht bedenktijd, die ik enkel voor de vorm nodig had (lacht).”

 

Maarten Inghels is watching you (© Lize D'haese | dwars)

 

Stadsgedichten associëren we al snel met teksten die we op muren, trottoirs en monumenten kunnen bewonderen. Wanneer we opmerken dat we Inghels’ werk nog niet in het straatbeeld ontdekt hebben, beginnen zijn ogen te fonkelen. “Dat klopt. In mijn stadsdichterschap leg ik eerder de klemtoon op performances zoals zonet met de zakdoeken. Ik vind het een fijn gevoel dat je bij toeval een gedicht van me kan vinden, dat het niet meteen voor iedereen beschikbaar is. Bovendien hangt de stad al goed vol.”

 

De uitvalsbasis van Inghels stadsdichterschap is het Middelheimmuseum, waar hij zich in het gerestaureerde boothuis ophoudt. “De ideale plek om aan de drukte van de stad te ontsnappen. Bovendien wil ik dat de mensen mij ergens kunnen bereiken, want het is onvoorstelbaar hoeveel personen hun zeg tegen me willen doen. Ik wist niet dat het stadsdichterschap zoveel bij de Antwerpenaar teweegbracht. Tegelijk speel ik met die bereikbaarheid, want ik ben niet altijd aanwezig en als je belt, word je doorgeschakeld naar een voicemail waarop ik mijn gedichten voorlees.” Inghels haalt een visitekaartje tevoorschijn waarop een nummer prijkt: 03 369 78 88. “Zo wek ik de illusie dat ik bereikbaar ben, maar eigenlijk krijg je me nooit echt te horen. Ook handig om mensen op recepties mee af te schudden (lacht).”

 

Het is onvoorstelbaar hoeveel mensen hun zeg tegen je willen doen.

 

Het spreekt voor zich dat ‘t Stad het primaire uitgangspunt vormt van Inghels gedichten. In september zal hij een merkwaardige tekst presenteren. “Een persbericht poneerde dat als je Antwerpen binnenrijdt met een gestolen voertuig, je binnen de tien minuten geklist wordt. Camera’s herkennen meteen de nummerplaat. Een goede zaak, maar het zette me ook aan het denken: kan je als wandelaar nog ongezien de stad doorkruisen? Ik heb de proef op de som genomen en geprobeerd een wandelroute uit te stippelen die alle publieke en privécamera’s ontwijkt. Het werk zal The Invisible Route heten, een handleiding om onzichtbaar te blijven in de stad.”

 

Een relevant thema met het oog op het vraagstuk rond privacy, vrijheid en veiligheid. “Jazeker. Hoe zit het met het recht om onzichtbaar te blijven in een samenleving en stad? Hoe gevaarlijk is de massa en het individu dat zich in deze massa verbergt – als dat überhaupt nog mogelijk is?”

 

Maarten Inghels is watching you (© Lize D'haese | dwars)

 

Plots trekt het gelaat van de stadsdichter wit weg. “Ik herken een paar jassen.” Het zijn profetische woorden, want niet veel later horen we enkele oudere dames palaveren over de zakdoek die ze na de voorstelling in hun jaszak voelden zitten. Niet in het minst koesteren ze het vermoeden dat de maker en verdeler van de zakdoeken een tafel verder zit. Gebiologeerd kijkt Inghels het schouwspel toe. “Ik had het kunnen weten toen we hier kwamen zitten, stom van me dat ik De Duifkens heb voorgesteld!”

 

De tijd is aangebroken om de dichter opnieuw in zijn schaduw te laten treden. We vragen hem nog snel of we een stadsgedicht kunnen verwachten waarin de Antwerpse student een hoofdrol opeist. Inghels studeerde namelijk Taal- en Letterkunde aan onze alma mater. “23 april 2017 is het Wereldboekendag. Ik schreef het stadsgedicht Lorem ipsum om mijn liefde voor boeken te verklaren. Het verscheen op een poster dat de lezer zelf tot een speciaal boekje kan vouwen. Ik zal een stapel achterlaten in de universiteitsbibliotheek.”

 

Binnenkort dus stadslyriek op de Stadscampus. Pas evenwel op wanneer je in de aula je jas aan de kapstok hangt ...



het laatste woord

20/04/2017
🖋: 
Auteur

Je zal het maar voorhebben: het ligt op het puntje van je tong en toch kan je er niet opkomen. Dat ene woord ontglipt je keer op keer. Dit jaar schiet dwars alle schlemielen in zulke navrante situaties onverdroten ter hulp. Maandelijks laten we ons licht schijnen op een woord waar de meest vreemde betekenis, de meest rocamboleske herkomst of de grappigste verhalen achter schuilgaan. Deze editie het woord ‘mannequin’.

Het woord mannequin ben je het laatste jaar ongetwijfeld talloze keren tegengekomen door de internethype van de Mannequin Challenge. Dat was dan het laatste wat daarover gezegd gaat worden. In de modewereld is het een alom gekende term. Zowel de paspoppen als de modellen die over de catwalk dartelen, worden mannequins genoemd.

 

Het woord mannequin klinkt even Frans als baguette, croissant of omelette au fromage, maar voor de verandering hebben de Fransen het woord overgenomen van het Nederlands. Van het Middelnederlandse woord mannekijn om precies te zijn, wat zoveel betekent als mannetje of beeldje van een mensenvorm. Mannekijn vind je tegenwoordig nog altijd in het Nederlands terug in de vorm van manneke. In het Antwaarps dialect toch alleszins.

 

De Nederlandse schilders begonnen in de Middeleeuwen hun houten poppen, die ze gebruikten om menselijke houdingen over te schilderen, mannekijns te noemen. Vele anderen namen dit woord over als term voor beelden van mensen (denk maar aan Manneken Pis). Vanaf de vijftiende eeuw werd het ook in Frankrijk overgenomen. De vele kleermakers daar gebruikten houten poppen om hun kledij te presenteren. Deze poppen zijn ze mannekijns beginnen noemen en zoals algemeen bekend is, zijn de Fransen niet zo’n fan van leenwoorden dus besloten ze het woord volledig te verfransen.

 

De Franse kleermakers en ontwerpers verkochten hun kledij over heel Europa en namen hun paspoppen met zich mee om alles mooi te presenteren. Hierdoor werd al snel over heel Europa de term mannequin gebruikt voor de paspoppen. Zelfs de Nederlanden namen het woord over. De betekenis was zo goed als hetzelfde als daarvoor, maar dan met de Franse spellingswijze.

 

Tot op de dag van vandaag worden paspoppen en etalagepoppen nog altijd mannequins genoemd. Ook modellen die de kledij presenteren in showrooms en op de catwalk vallen onder deze term, maar alleen als ze de kledij aan een publiek laten zien. Fotomodellen blijven we gewoon fotomodellen noemen.

 

Dus zo zie je maar: wanneer het Nederlands met een efficiënt woord afkomt, zullen de Fransen dit overnemen en het zich eigen maken. Wie weet hoeveel keer ze dit al gedaan hebben. (*kuch* french fries)



het nieuwe recept van de Komida wordt gesmaakt

20/04/2017
🖋: 

Studenten die graag eten in één van de studentenrestaurants van de Universiteit Antwerpen zullen al gemerkt hebben dat er in de voorbije vijf jaar heel wat veranderd is. In 2013 werd ‘de Resto’ plots de Komida en in 2014 opende er een nieuw restaurant op campus Middelheim. De laatste jaren werd ook heel erg ingezet op duurzaamheid en sinds januari is het cashvrij systeem ingevoerd. Om meer te weten te komen over deze herzieningen, sprak dwars met Catherine Ongenae, diensthoofd catering & congreszalen. Het werd een boeiend gesprek over de steeds terugkerende capaciteitsproblemen, het prijzenbeleid, voedseloverschotten en de eetgewoontes van studenten.

Komida komt van het Spaanse woord comida dat ‘samen eten’ betekent. Van de eerste letter werd een ‘K’ gemaakt om het Vlaamser te laten klinken. Vier jaar geleden zochten studenten en personeel samen naar een nieuwe, overkoepelende naam voor de studentenrestaurants van de Universiteit Antwerpen. Uit een grote reeks potentiële namen kwam Komida als winnaar uit de bus omdat die het best overeenkomt met de sfeer van gezellig samenzijn die men er probeert te creëren.

 

Van gezellig samen eten is er helaas voor sommige studenten geen sprake door het plaatstekort dat zich voordoet op campus Drie Eiken en campus Groenenborger (zie artikel uit dwars 106: als haringen in een ton). De universiteit is zich hiervan bewust en probeert het mogelijke te doen om deze problemen op te vangen. Op campus Drie Eiken is een kelder met nieuwe zitplaatsen opengesteld en op campus Groenenborger werd vorig jaar een nieuw gedeelte aan het restaurant bijgebouwd met honderd zitplaatsen. Op campus Middelheim en campus Drie Eiken zullen er over een zestal weken ook picknicktafels worden bijgezet. De bedoeling is dat studenten eten kunnen kopen in de Komida en het daarna opeten op deze zitplaatsen. Verder probeert de universiteit het capaciteitsprobleem op te lossen door een betere spreiding van de uurroosters op campus Groenenborger. Op deze manier hebben studenten niet meer allemaal op hetzelfde moment lunchpauze. Tot slot komen er op campus Drie Eiken nieuwe zitruimtes in het O-gebouw en S-gebouw, en wordt het restaurant geopend van 9 tot 16 uur in plaats van 10 tot 15 uur.

 

voedselkost maal twee

De laatste tien jaar zijn de verkoopprijzen in de Komida’s gestegen. Dit is onvermijdelijk omdat de algemene prijzen van het voedsel in België ook stijgen. Zeven jaar geleden werd gekozen om maaltijden aan te bieden aan studenten aan de reële voedselkosten ervan, vermenigvuldigd met twee. Door dit prijsbeleid stijgt de verkoopprijs dus mee met de inflatie. UAntwerpen probeert daarom steeds een combinatie van goedkopere en duurdere maaltijden aan te bieden, zodat studenten zelf de keuze hebben tussen een pasta van 3 euro of een iets duurdere steak van 5,70 euro. Omdat elk gerecht op basis van specifieke recepten wordt gemaakt vanwege de allergenenwetgeving, zijn de prijzen op elke campus hetzelfde. Dat lijkt vaak niet zo omdat de chefs van de verschillende Komida’s de vrijheid krijgen om zelf hun menu samen te stellen. Hierdoor is het aanbod en bijgevolg ook de prijs anders op de verschillende campussen.

 

komida (© Stine Moons en Yannick De Meulder | dwars)

 

vanwaar komt dat geld?

Een warme maaltijd kost met alle uitgaven samengeteld (personeel, voedsel, vervoer, …) ongeveer 7,47 euro. Hoe kan de universiteit dit dan aanbieden aan studenten aan amper 5 euro? UAntwerpen krijgt van de overheid subsidies die besteed worden aan voeding, huisvesting, psychosociale zorg, cultuur en sport voor studenten. Zonder deze sociale gelden zou geen enkele Komida rendabel zijn. De laatste jaren werd daarop jammer genoeg heel wat bespaard, waardoor de universiteit op zoek moest naar oplossingen. Er werd gekozen voor een beperking van het aanbod en een afvloeiing van personeel. Een Komida sluiten is geen optie, want studenten moeten betaalbare maaltijden kunnen krijgen.

 

In zaken zoals deze hebben studenten trouwens ook zelf inspraak. Er zijn twee soorten vergaderingen waar studenten aan kunnen deelnemen om mee te denken over het beleid van de Komida. De stuvoraad komt vier keer per jaar samen en de helft van de leden bestaat uit studenten die via de studentenraad verkozen zijn. Deze vergadering gaat niet enkel over de Komida maar ook over de andere sociale aspecten waarvoor de overheid subsidies uitgeeft. Naast de stuvoraad is er de restaurantcommissie die ook ongeveer vier keer per jaar samenkomt. Dat is een laagdrempelige vergadering over de restaurants met een zestal studenten en enkele personeelsleden.

 

Sinds 2017 is het niet meer mogelijk om met cash geld te betalen in de Komida’s. Betalingen kunnen enkel gedaan worden met Bancontact, Maestro, de maaltijdchequekaart Edenred en de Payconiq-app. Dit systeem is ook in de bibliotheek ingevoerd omdat UAntwerpen op lange termijn de hele universiteit cashvrij wil maken. Redenen hiervoor zijn vermindering van de werkdruk en veiligheid van de studenten en het personeel. Er worden namelijk wekelijks twee automaten op de campussen van de Universiteit Antwerpen opengebroken. Ook aan de kassa’s van de Komida werd al ingebroken geweest. Dit zal dankzij het cashvrij systeem verleden tijd zijn.

 

komida (© Stine Moons en Yannick De Meulder | dwars)

 

duurzame donderdag

Duurzaamheid is een belangrijk aspect in het beleid van de Komida. Er wordt enkel gebruik gemaakt van seizoensgroenten en Belgisch vlees, en de vis heeft een duurzaamheidslabel. Alle verpakkingen zijn gemaakt van duurzaam materiaal en het water wordt in drinkbussen verkocht in plaats van petflessen. Op duurzame donderdag zijn de alternatieven naast het vegetarische gerecht ook duurzaam. Dan maakt de chef bijvoorbeeld kip in plaats van rundsvlees, omdat er voor kleinere dieren minder uitstoot wordt veroorzaakt. De geserveerde groenten zijn ook biologisch op duurzame donderdag.

 

De universiteit probeert voedseloverschotten zo veel mogelijk te voorkomen door de toog niet overvol te leggen en het personeel op vraag van de studenten te laten bij- smeren. Er wordt ook gewerkt met bakjes beleg waarmee studenten zelf hun brood kunnen beleggen, omdat die langer houdbaar zijn. Het voedsel dat uiteindelijk toch nog overblijft, moet vernietigd worden. Volgens de hygiënewetgeving voor grootkeukens is voedsel dat langer dan een half uur ter beschikking van de klant staat, geen veilig product meer. Wanneer er voor een groot evenement nog voedsel over is dat steeds in de koelkast heeft gezeten, wordt dat geschonken aan de vzw Moeders voor Moeders of andere soortgelijke projecten.

 

komida Campus Middelheim

 

steak en moussaka

Het lijkt erop dat het lievelingsgerecht van de student afhankelijk is van campus tot campus. Op de Stadscampus wordt een steak het meest verkocht, terwijl studenten op campus Middelheim sneller voor klassieke menu’s kiezen. Op campus Drie Eiken willen ze dan weer vooral gezonde maaltijden zoals moussaka. Studenten houden minder van de eerder ‘ouderwetse’ gerechten zoals rosbief, kalfsgebraad of kotelet. Soms probeert de Komida om deze minder populaire gerechten bewust te combineren met iets vegetarisch, om studenten aan te zetten tot vegetarisch eten. Het is ook een opvallende trend dat studenten van vandaag veel gezonder eten dan pakweg tien jaar geleden. Gezonder en lekkerder eten lijkt nu belangrijker te zijn dan een goedgevuld bord met twintig kroketten.



student zijn in the Dark Ages

20/04/2017
🖋: 

Zo’n tien jaar geleden bood het leven op en rond de studentenbuurt een heel andere aanblik. Pintjes kostten slechts een euro twintig, Facebook bestond nog niet. Terwijl er nog auto’s over de Ossenmarkt raasden, werd de Rooseveltplaats ontsierd door de oerlelijke ijzeren noodbrug over Kipdorpbrug. Maar ook het cafélandschap onderging een heuse make-over – al kan je hier gerust spreken van een make-under. In de voorbije tien jaar gaven talloze studentencafés de geest. De opkomst van sociale media en luxekoten lijkt de oorzaak te zijn. Een terugblik met enkele ouderdomsdekens, ex-coryfeeën en zelfverklaarde fossielen van het studentenleven. “Het café, dat was onze Facebook.”

Onze Universiteit Antwerpen was nog piepjong toen Dries Verbraeken, Michiel Hofman en Tarak Labiad zo’n dikke tien jaar geleden de Antwerpse studentencafés onveilig maakten. Heel wat van die cafés hielden intussen op te bestaan, maar ook het studentenleven zelf onderging heel wat veranderingen. Met een ietwat nostalgische, doch nuchtere blik, schetsen ze een beeld van toen.

 

 

old-school Ossenmarkt

De vergankelijkheid van het studentenleven van weleer is misschien wel het best voelbaar op de Ossenmarkt, het centrale plein van de Stadscampus dat in de voorbije tien jaren een heuse transformatie onderging. Voor de heraanleg in 2007 was er nog veel autoverkeer op de Ossenmarkt. In het midden van het plein stond ook een prieeltje, “waar overdag duchtig jointjes werden gerold en in de vroege uurtjes extreem aangewaaide studenten samen met de zwervers hun roes konden uitslapen.”

 

Ossenmarkt (2007) (© Patrick De Roo)

de Ossenmarkt voor de heraanleg (© Patrick De Roo)

 

Voor het door de studentenbuurt werd opgeslokt, was de Ossenmarkt dan ook een ruige buurt. “Toen ik vertelde dat ik aan de universiteit van Antwerpen ging studeren en vertelde dat dat vlak aan de Ossenmarkt lag, waarschuwde mijn oma me voor het liederlijke volk daar. ‘Past op, want daar zitten mensen van slechte zeden!’, zei ze dan. Een getuige daarvan was dat café De Salamander vroeger een zeemanscafé was”, vertelt Dries. “Toen het later door ‘Den Duncan’ van Wikings tot een studentencafé was omgedoopt had het in de beginjaren daarom een vreemd soort piratenthema dat je niet helemaal kon thuisbrengen. De uitbater had zich nog niet de moeite getroost om de oude versieringen van de muur te halen.”

 

Tussen de KBC-bank en de nieuwe dagwinkel was vroeger ook een café: den Tempus. Hier hadden Rodenbach en Westlandia hun thuisbasis, de studentenverenigingen voor West-Vlamingen. “Een onooglijk donker kot dat je best niet kon betreden zonder een West-Vlaming, anders was je daar vreemdeling in eigen land”, herinnert Dries zich. Toen café Tempus moest sluiten, verhuisden ze naar Café Lik’tus (West-Vlaams voor ‘zoals thuis’) op de Sint-Jacobsmarkt aan het Frans Halsplein, een studentencafé dat later tot den Uil werd herdoopt. In september 2015 moest ook dat laatste de boeken neerleggen.

 

studentencafés anno 2005(© Dries Verbraeken | dwars)Daarnaast had je richting de Leien ook nog De Vettige Swa en den Hill Diar, twee echte studentencafés die jammer genoeg al een tijdje gesloten zijn. Aan de overkant van de Leien moest ook den Alma, ooit één van de meest beruchte en bekendste studentencafés van Antwerpen, in 2012 definitief de deuren sluiten. “Dat was echt een topkeet in die tijd”, mijmert Tarak met pretlichtjes in de ogen. “Er zaten dan wel geen studentenverenigingen en er kwamen ook geregeld middelbare scholieren over de vloer, maar het was toch een essentieel onderdeel van de studentenexperience in Antwerpen.”

 

Den Hill Diar, waar onder andere Sofia en het toen erg succesvolle Media gehuisvest waren, organiseerde in die tijd een legendarische beachparty – Hill Diar Beach. “Het café en de helft van de Korte Winkelstraat werd vol gekapt met zand. Daarvoor werd heel de straat afgesloten”, vertellen ouderdomsdekens Dries en Michiel opgewonden. “Er was zelfs een VIP-tent met een jacuzzi! Er heerste toen een heuse festivalsfeer. Zo was er op één editie zo veel volk dat er tot op de ijzeren noodbrug van de Rooseveltplaats mensen stonden te feesten. Bangelijk!”

 

De Vettige Swa brengt dan weer herinneringen van zwoele nachten naar boven. Het was destijds de uitvalsbasis van ESN. “Alle knappe buitenlandse grieten zaten daar!”, herinnert Michiel zich enthousiast. “Iedereen sprak er Engels of natuurlijk de taal van de liefde.” Onder meer ook vrouwenclub Vader Vagantse had De Vettige Swa als stamcafé, “Maar de mooiste meisjes zaten toch in de Prof bij de Antwerpse Vrouwenclub”, oordelen Tarak en Dries.

 

In de Vekestraat had je verderop vroeger ook nog ’t Uniefke. “Toen dat dicht ging, is datzelfde café erna nog even terug opengegaan als ’t Niefke”, aldus Michiel. Op de Paardenmarkt was er dan weer Café de Grote Pint. “Je kan er vandaag nog de gedenkplaat gaan bekijken waarop te lezen staat: ‘Hier rust café de Grote Pint’”, vertelt Dries.

 

Café Papa Jos heette vroeger De Jezuïet. “Een beruchte, wat aftandse kroeg waar voornamelijk filosofen en studenten van de academie kwamen”, vertelt Tarak. (De Jezuïet werd destijds verzegeld wegens drugsgebruik.)

 

 

 

de stadswaag: vergeten figuren

Ook op de Stadswaag staat de tijd niet stil. Naast de Dolce Vita had je vroeger het ondertussen verdwenen café Bric-a-brac. “Elk jaar organiseerde Argonaut daar de Lemon Tree Party”, weet Michiel. “Het concept was simpel: om het uur werd het nummer Lemon Tree van Fools Garden gespeeld. En masse gooide dan iedereen zijn glas op de grond kapot zodra het stukje in de intro met het gebroken glas weerklonk. Het werd een vast ritueel, maar Argonaut moest na een tijdje wel zijn eigen glazen voorzien.”

 

Een ander ter ziele gegane café is De Trein der Traagheid dat in de Lange Noordstraat lag. “Het interieur was de binnenkant van een treinwagon en je kon er karaoke doen. Echt een fuifcafé was het wel niet, maar er gingen wel vaak koppeltjes op date”, zegt Tarak. (Momenteel staat De Trein der Traagheid er onbestemd als een verloren glorie bij. Het pand werd nooit verbouwd of opgeknapt, er zit enkel een dik slot op de deur.)

 

café Markies de Sade en 'de Stokkem' (© Dries Verbraeken)

‘de Stokkem’ voor café Markies de Sade
(© Dries Verbraeken)

Voor het werd omgedoopt tot den Barbier, was Markies de Sade een monument in de Antwerpse studentenscene waar ook Michiel en Dries mooie herinneringen aan overhouden. “Ik zal de Markies altijd associëren met zijn iconische cafébaas ‘de Stokkem’”, vertelt Michiel. “Die bijnaam had hij te danken had aan het feit dat hij uit Stokkem kwam en dit als eerstejaarsstudent aan zowat iedereen op de campus had zitten verkondigen. De Markies stond bekend om zijn onberispelijke sjotterkas en zijn groezelige cantuskelder die je met een levensgevaarlijke ijzeren trap moest betreden. Volgens de legende werd die kelder nooit gekuist; men goot simpelweg elk jaar een nieuwe laag beton waardoor men op de duur bijna tussen het plafond en de biertafel gekneld zat.”

 

Ook Dries koestert ‘fijne’ herinneringen aan Markies-uitbater Stokkem: “Ik herinner me dat Stokkem ooit naar beneden kwam tijdens een cantus omdat er een leiding verstopt zat. Met een Engelse sleutel tikte hij op enkele buizen tot er plots één kapot sprong. De meisjes-wc zat verstopt en Stokkem kreeg alle vastgelopen maandverbanden en tampons over zich heen. Op zijn Stokkems riep hij iets in de zin van: ‘Góóódverdoeme die wijven hèè’ terwijl wij ons zo snel mogelijk uit de voeten maakten.”

 

dw109 - studentencafés dansen.JPG

 

“Tegenover de Markies woonde vroeger ook een stokoud vrouwtje dat voor het geringste de politie belde”, herinnert Dries zich. “Vlak na een cantus was de wachtrij voor de wc steeds zo lang, dat iedereen zich toen naar buiten haastte om zijn behoefte ergens tegen de muur te doen. Zij die al vertrouwd waren met deze notoire overbuurvrouw wisten wel beter dan tegen haar gevel te gaan plassen, maar de onwetende eerstejaars die het wel riskeerden, kregen steevast een emmer water over hun hoofd”, vertelt Dries geanimeerd.

 

 

leven zonder sociale media

Volgens Dries, Michiel en Tarak heeft de opkomst van sociale media en de intrede van zogenaamde luxe-koten in de afgelopen jaren heel wat verandering teweeg gebracht. “Anno 2005 bestonden Blackboard en SisA nog niet”, vertelt Dries. “Het eerste wat je deed als je wakker werd met een kater en van toeten of blazen wist, was je naar de valven begeven. Dat waren de meldingsborden die uithingen aan het secretariaat van de R-blok. Het was een soort ontmoetingsplaats waar je te weten kwam of je die dag les had, welke studentikoze activiteiten er op de agenda stonden en of er voor dat ene vergeten groepswerkje nog een groepje een plaats vacant had.”

 

cantus PTP anno 2005 (© Dries Verbraeken | dwars)Ook de stelselmatige inkrimping van het studentencaféaanbod heeft hier volgens Tarak, Dries en Michiel mee te maken. "De afgelopen tien jaar zijn er meer dan tienduizend studenten bijgekomen aan de universiteit, er worden overal voortdurend koten bijgebouwd en toch zijn er alsmaar minder cafés. Dat heeft volgens mij te maken met een veranderende levensstijl", merkt Michiel op. “Vroeger was er op kot niet veel te doen”, gaat hij verder. “Een kot was niet meer dan een klein kamertje met een bed en een bureau. Voordrinken gebeurde nog niet zo vaak. Er was geen Netflix om series te bingen en om met vrienden in contact te komen moest je naar buiten, want niet eens iedereen had een pc op kot, laat staan een gsm. Je begaf je na het avondeten gewoon naar je stamkroeg en je wist dat je vrienden daar ook zaten. Er was klantentrouw en regelmaat.” “Het café, dat was onze Facebook", valt Dries in. “Daar kwam je te weten wie met wie ging, wat er later op de avond te doen was en wat iedereen de nacht ervoor had meegemaakt.” “Vroeger moest je wel op café als je een sociaal leven wou onderhouden”, zegt Tarak. “Een groot verschil met nu en volgens mij ook de reden dat er zo veel cafés moesten sluiten.”

 

Ook Wim Van Hoyweghen, ex-uitbater van het inmiddels gesloten café Hill Diar, sluit zich hierbij aan. “Buiten eten en drinken hadden studenten vroeger amper uitgaven. Nu hebben ze meer opties om hun vrije tijd door te brengen. Ze spelen games of kijken series of trekken naar de discotheken die de laatste jaren ook meer en meer op studenten mikken. Zo kunnen studenten zich uiteindelijk geen pint op café meer permitteren en drinken ze wodka van de nachtwinkel voor ze op café gaan. Daarnaast bleven studenten vroeger trouw aan hun stamcafé, dat is nu ook minder het geval. Veel meer dan het rookverbod is de veranderde levensstijl van studenten de oorzaak voor het verdwijnen van vele studentencafés.”

 

dw109 - studentencafés.jpg



poëzie

20/04/2017
🖋: 
Auteur extern

Simon Van Den Bergh


dwarsgedicht Calamartes 2017 - koudweg consumeren (© Simon Van Den Bergh en Stine Moons | dwars)