profvoetballende historicus

een interview met Maxime Biset
03/10/2015

Als jonge snaak droomde hij ervan om in stoffige archieven de geheimen van het verleden te ontrafelen. Vandaag voetbalt hij met Royal Antwerp FC tweewekelijks in een kolkend Bosuilstadion, waar hij steevast door 11.000 schor geroepen kelen wordt aangemoedigd. Het traject van Maxime Biset is niet dat van de alledaagse profvoetballer. Bij KV Mechelen combineerde hij professioneel voetbal met een opleiding Geschiedenis aan Universiteit Antwerpen en momenteel legt hij de laatste hand aan een Master Diplomatie en Internationale betrekkingen. De nieuwe rots in de branding van Antwerp F.C. blijkt in gesprek al even nuchter en scherp als op het voetbalveld.

Waarom heb je ooit voor de richting Geschiedenis gekozen?

Toen ik in het middelbaar de film Gladiator zag, heb ik de geschiedenismicrobe te pakken gekregen en dat gevoel is nooit meer weggegaan. Voordien interesseerde geschiedenis me niet zoveel, maar nadat ik die bioscoopzaal was uitgestapt stond het vast dat ik het zou gaan studeren. Het is dus nooit een bevlieging geweest. Daarna heb ik ook altijd goede geschiedenisleerkrachten gehad die mijn interesse zijn blijven stimuleren.

 

 

Is er een geschiedenisprof waar je goede herinneringen aan hebt, of één waar je nog altijd van gruwelt?

Vooral de lessen van professor Stabel zijn me bijgebleven. Hij gaf met passie les en dat kon me wel bekoren. De cursus van het vak Geschiedenis van de oudheid vond ik plezant opgesteld. Kunstgeschiedenis was dan weer een drama, hoewel de cursus eigenlijk maar zestig pagina’s telde en we zes volle dagen de tijd hadden om te studeren, waren mijn medestudenten en ik de avond voor het examen toch volledig in paniek: “Jongens, dat gaat nooit lukken!” Van proffen zelf heb ik nooit schrik gehad. Ook niet van voetbaltrainers eigenlijk. Al is het niet aangenaam om een examen af te leggen bij een prof die je nog nooit gezien hebt, omdat je niet naar zijn lessen ging (lacht).

 

 

Waren er proffen die uw voetbalcarrière volgden?

Niet echt, dat is typisch UAntwerpen: ze kennen niks van voetbal (lacht). Professor Blondé is eens komen kijken toen KV Mechelen tegen Anderlecht moest spelen. Ik kreeg al eens sneller een hand en de student naast mij dan niet.

 

 

Stond het vanaf het begin vast dat je je studies geschiedenis zou gaan combineren met een carrière als profvoetballer?

Nee, ik had eerst een academische carrière voor ogen. Ik speelde dat jaar bij de beloften van KV Mechelen die toen in derde klasse uitkwamen. Toen ik het jaar erop in de A-kern terecht kwam, begon de combinatie ‘studeren en topsport’ pas echt. En dat zag je ook meteen aan mijn punten (lacht). Het eerste jaar ging ik er vol voor en had ik niet zoveel tweedezits, maar het tweede jaar was, euh …, een hele ontnuchtering. Zo moest ik in de examenperiode soms nog de plastiek van mijn cursussen halen. Meestal begon ik ook gewoon te laat met studeren en moest ik me wenden tot YouTube-filmpjes met uitleg over een bepaalde materie. Dat gaat sneller dan een cursus van driehonderd pagina’s. 

 

dat is typisch UAntwerpen: ze kennen niks van voetbal (lacht)

 

 

Had je veel contact met je medestudenten, of was dat moeilijk met je uitzonderlijk traject?

In het eerste jaar had ik binnen Geschiedenis al een hechte vriendengroep waar ik ook vandaag nog regelmatig mee afspreek. Je bent jong en je probeert ook wat van het studentenleven te proeven, dus je onderhoudt sowieso je contacten. Daarna, toen ik al wat ouder was, kwam het er vooral op aan om samenvattingen los te weken bij de jongere generaties, maar dat bleek moeilijker dan verwacht (lacht).

 

 

Je spreekt over het studentenleven. Heb je het gevoel dat je dat gemist hebt als profvoetballer?

Ja, toch wel. Ik was bijvoorbeeld graag op kot gegaan. Nu ben ik blij dat dat niet doorgegaan is, thuis krijg je als profvoetballer natuurlijk betere begeleiding. Op Erasmus gaan zat er ook niet in, terwijl ik daar toch ook benieuwd naar was. Ik ben ook nooit gedoopt geweest en een cantus heb ik ook nooit meegedaan. Maar dat komt misschien eerder omdat ik geen bierdrinker ben.

 

 

Je bent 29 jaar. Denk je al na over wat er komt na je voetbalcarrière?

Dat valt wat af te wachten. Sinds mijn 19 jaar ben ik dit leven gewoon – een leven dat toch veel voordelen heeft. Je hebt veel vrije tijd als profvoetballer en de momenten wanneer het sportief goed gaat met de club en je zelf ook goed speelt, compenseren uiteindelijk alle opofferingen die je maakt en alle kritiek en tegenslagen die je te verwerken krijgt. Het zal moeilijk zijn om daarvan afscheid te nemen.

 

Misschien begin ik in januari daarom met een trainerscursus, om te zien of ik ook in dat wereldje pas. Ik heb altijd al mijn eigen mening en visie gehad, dus het zou leuk zijn om daar als coach mee aan de slag te kunnen gaan.

 

Of ik analist wil worden? De mensen horen uiteindelijk toch vooral graag de allerbeste voetballers praten op televisie. Het is nu eenmaal een ongeschreven wet in het voetbal dat diegene met de beste voeten gelijk heeft – of toch meestal gelijk krijgt. We zitten nu bovendien met een gouden generatie, dus eigenlijk weet je nu al wie de volgende analisten zullen zijn.

 

 

Hoe ben je eigenlijk bij Antwerp terecht gekomen?

De situatie bij KV Mechelen begon problematisch te worden toen ik niet meer speelde en ook de wedstrijdselectie niet meer haalde. Ik had bovendien nog maar voor één seizoen een contract en daarom heb ik mijn makelaar gevraagd om naar oplossingen te zoeken. Mijn manager had ook al andere spelers naar Antwerp gehaald (J&S International haalde onder meer Steve Colpaert, Joeri Dequevy, Dimitri Daeseleire en Mehdi Tarfi naar het Bosuilstadion, nvdr.) en aangezien daar een nieuwe wind waaide wou ik ook wel deel uitmaken van dat project.

 

 

 

Merk je als speler nog iets van de sportieve en financiële malaise waarin Antwerp de vorige seizoenen verkeerde?

Ik ben me ervan bewust dat er de vorige jaren een financiële malaise was bij Antwerp, maar mijn makelaar vertelde me dat het nu anders is. Op zijn woord kan ik vertrouwen, daarom werk ik al acht jaar met hem samen. Het is ook een goed signaal als spelers als Steve Colpaert, Joeri Dequevy en Grégory Dufer hun handtekening hebben gezet. Het was wachten tot de eerste zou tekenen en dan wist ik dat een kettingreactie zou volgen.

 

Ergens voel je nog dat het verleden meespeelt, maar bon, er zijn nu een paar nieuwelingen die hiermee komaf kunnen maken. Zij verdienen een eerlijke kans. We zitten met een gezonde argwaan, maar zeker geen scepsis.

 

 

'Het nieuwe project' – zoals je het zelf noemt – heeft heel wat spelers naar Antwerp gelokt, alsook een nieuwe coach en staf. Hoe wordt van deze nieuwe groep een hecht team gemaakt?

Het is een kwestie van aanvoelen. Soms pakt de mayonaise, en anders moeten we ervoor zorgen dat de saus zo dik mogelijk wordt. We vormen stilaan een groep, maar we moeten nog meer een ‘machine’ worden. Tijdens bepaalde trainingen en wedstrijdfases is al gebleken dat er heel wat potentieel in deze ploeg schuilt. Als iedereen zijn taken op het veld naar behoren vervult, dan kunnen we een machine worden die moeilijk te stoppen is.

 

van proffen heb ik nooit schrik gehad. Ook niet van voetbaltrainers eigenlijk

 

 

Bekijk je het project van Antwerp met andere ogen dan dat van KV Mechelen, dat je negen seizoenen geleden al hielp promoveren naar eerste klasse?

Toen ik bij Mechelen kwam, zaten ze daar met enorme financiële problemen – misschien nog groter dan bij Antwerp. Het was een club die bijna was opgehouden te bestaan en die dan plots met beperkte middelen en op zeer korte termijn toch sportieve successen wist te behalen. Bij Antwerp zie je nu al overal om je heen dat er immens veel potentieel aanwezig is. Antwerp is een slapende reus die moet ontwaken, terwijl Mechelen eerder een feniks was die uit zijn as herrees.

 

Er is dan ook veel meer druk bij Antwerp; je voelt aan alles dat men hier al heel lang wacht om te promoveren. Ik herinner me nog een spandoek van de KV-supporters toen we met Mechelen de eindronde speelden om over te gaan naar eerste klasse. Er stond op: “Niks moet, alles mag”. Het contrast was dus erg groot met Antwerp,dat toen ook de eindronde speelde, maar waar de druk om over te gaan veel groter was. Ik ondervind nu als speler van Antwerp dan ook dat de Antwerp-aanhang een stuk rauwer is dan die van KV Mechelen. Dat heeft zo zijn nadelen, maar als we ze meekrijgen, zullen we taferelen zien die we niet aan de kleinkinderen kunnen tonen (lacht).

 

 

Wat is je ambitie nog voor de komende jaren?

Ik heb allereerst de ambitie uitgesproken om dit seizoen zo hoog mogelijk te eindigen met Antwerp. Daarom probeer ik ervoor te zorgen dat iedereen zo snel mogelijk op dezelfde lijn zit. Ik houd de volgende filosofie eropna: je moet niet blij zijn dat je een individuele speler van Antwerp bent, maar dat je als ploeg vooruitgaat. Er komt namelijk een moment dat je als speler zal terugblikken op je carrière en je jezelf zal afvragen: heb ik gewonnen of hebben we er alles aan gedaan om samen te winnen? En daarnaast zou ik ook nog wel een paar mooie dingen willen meemaken. Het stadhuis zou mooi zijn (glimlacht).