MaNa...Wa?

de prijs van bijkomende studies
08/11/2005

Laatstejaarsstudenten die niet meteen warm lopen om hun kansen op de arbeidsmarkt te gaan beproeven of van mening zijn dat hun broek nog wel een extra jaar slijtage kan verdragen, hebben ondermeer de mogelijkheid om een keuze te maken uit de brede waaier van Master-Na-Masteropleidingen (MaNaMa), voorheen ‘voortgezette aanvullende opleiding’, die ons universitaire landschap rijk is. Het valt echter aan te raden eerst de diepte van uw geldbuidel te peilen alvorens op speurtocht te vertrekken doorheen de wildgroei aan aangeboden opleidingen.

De prijzen van de verschillende MaNaMa's worden bepaald door het flexibiliseringsdecreet van 30 april 2004. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen studenten, die al beroepsactief zijn of ten minste 3 jaar in het bezit zijn van een bachelor- of masterdiploma, en pasafgestudeerden. Voor de eerste groep zijn de maximuminschrijvingsgelden voor een gewone MaNaMa vastgelegd op 1010 euro, voor de tweede op 505 euro. Er bestaat echter ook nog een ander soort MaNaMa's. Indien de opleiding aan een aantal vage door de Vlaamse overheid opgelegde criteria voldoet, worden de maximumbedragen plots 24790 euro voor de eerste groep en 5400 euro voor de tweede. De hierboven vermelde criteria zijn: de opleiding brengt bijzondere kosten met zich mee, de opleiding vereist een bepaalde beroepservaring en/of wordt georganiseerd in samenwerking met de industrie of een beroepsorganisatie om te voorzien in de opleidingsbehoeften van een bepaalde sector, de opleiding heeft een internationaal karakter.

 

Indien u een bijkomende titel als ‘Master in Product Innovation & Entrepreneurship' ziet zitten, moet u echter niet te hard rekenen op enige tegemoetkoming van de overheid. Het systeem van studiefinanciering zal binnenkort opnieuw bekeken worden, waarbij naar alle waarschijnlijkheid de jokerbeurs zal ophouden te bestaan. De jokerbeurs werd een paar jaar geleden ingevoerd onder minister Vanderpoorten en dient voornamelijk om de kosten van een eventueel bisjaar op te vangen. De beurs kon tot voor kort echter ook gebruikt worden om een voortgezette opleiding te volgen, indien de student nooit een jaar had moeten overdoen.

 

Volgens de werknota die minister van onderwijs Vandenbroucke onlangs voorstelde ter voorbereiding van de nieuwe financieringswet zou de overheid vanaf het academiejaar 2007-2008 niet alleen geen beurzen meer toekennen voor de MaNaMa-opleidingen, maar zou ook de opleiding zelf niet meer gesubsidieerd worden. Daardoor komen de kosten volledig ten laste van de universiteit en zullen ze waarschijnlijk gedeeltelijk doorgerekend worden aan de student.

 

Dirk Van Damme, kabinetschef van minister Vandenbroucke, laat er alleszins niet teveel twijfel over bestaan. In een interview met de Morgen vorig jaar vertelde hij het volgende: “Zoveel mogelijk jongeren een diploma laten halen is de opdracht van de overheid. Wat daarna komt zou de overheid niet meer moeten betalen." Van Damme verdedigt zijn stelling door te beweren dat de MaNaMa's toch geen reële meerwaarde vormen voor de student: ”Op een paar uitzonderingen na, zoals een MBA, is de return verwaarloosbaar.” Een hard verdict voor iemand die tot 2003 voorzitter was van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en dus medeverantwoordelijkheid droeg voor de kwaliteit van de aangeboden opleidingen (Veto 3106).

 

De VVS (Vlaamse Vereniging van Studenten) kaatst de bal echter mooi terug in hun in 2004 verschenen ‘Advies over de financiering van het hoger onderwijs in Vlaanderen.' Ze stellen voor om het kaf van het koren te scheiden door elke MaNaMa-opleiding te onderwerpen aan een onderzoek naar de economische en maatschappelijke relevantie van de opleiding en een kwaliteitstest. Indien een opleiding relevant genoeg wordt bevonden, moet ze ook voor iedereen toegankelijk zijn en gesubsidieerd. Een sterk argument indien we willen vermijden dat mensen nog ettelijke jaren na hun diploma-uitreiking zware leningen dienen af te betalen, wat een courante praktijk in de VS of Groot-Brittannië is, met alle sociale gevolgen van dien.