Het Leuven zoals het is: KUL

18/03/2006

“Onze universiteit is veel moeilijker dan die van Antwerpen, dat weet het kleinste kind.” Een Leuvense studente staart me aan, uit haar mond klettert een hagelvlaag van vooroordelen. Zulk geraaskal kan je lachend wegwimpelen, herkauwen, terugkaatsen. Of je schrijft er een artikel over. Om zelf niet in prietpraat te vervallen, zet ik koers naar deze “enige echte studentenstad” aan de Dijle, in de hoop de waarheid te achterhalen. Het wordt een vogelvlucht langs fakbars, fiere kotbewoners, aula's en Alma's.

Toegegeven, het station van Leuven blinkt aanlokkelijk onder een mild grijze hemel. Ik vraag een student me wegwijs te maken naar de universitaire bibliotheek. Zijn piekhaar kijkt verrast op me neer. Of ik hét Ladeuzeplein niet ken? Ik zou willen sneren dat Antwerpen pas een wereldstad is, dat Leuven maar één straat op het Monopoly-bord heeft staan en dat ik, hoewel buitenstaander en vrouw, me best kan oriënteren in dit omhooggevallen provinciestadje. Zonder zijn hulp bereik ik hét plein en dé bib.

 

Luxe

Wat ik daar zie, valt met geen pen te beschrijven, ook niet als deze een UA-logo heeft geheel volgens de nieuwe huisstijl. Bustes van prominente figuren, naar geschiedenis ruikende boeken, Middeleeuwse wenteltrappen, rondtollende wereldbollen; de hele kosmos kijkt een beetje mee naar de lezers en de boeken. Een Leuvense studente vertelt me met pretoogjes dat deze zaal zich tijdens de blok ontpopt tot een waar liefdesnest. Eerste wenken en knipoogjes, deze praktijken kent de Antwerpse bib ook. Nu is het ernstig stil. Zelfs het opgefokte gekir van de marktkramers buiten botst tegen een dove, imposante muur.

 

Om de benijdenswaardige pracht van dit pareltje te verteren, begeef ik me naar Alma 2, het net vernieuwde studentenrestaurant. Rode wanden en lampen, metaalachtige toonbanken. Een decor waar je je ook kan verlekkeren op concerten en verjaardagsfeestjes, met gourmet, BBQ of dessertenbuffet.

 

Truttige stad

Dat alles in Leuven op de student is gericht, blijkt ook uit de vereniging VELO, waar je een goedkope fiets kan huren. Bovendien hoeven studenten niet te betalen voor het lokaal openbaar vervoer. Een UA-minnende ziel zou nu opperen dat dit normaal is voor een stad met ruim 30 000 studenten en dat dit aantal ook enkele nadelen inhoudt. Meer dan in Antwerpen wordt het feestgedruis in Leuven streng bewaakt door de politie. De huidige politieke aanpak maakt van Leuven een “truttige stad, waar één centimeter te schuin lopen bestraft wordt”, aldus een redactielid van het Leuvense studentenblad Veto.

 

Antwerpen bruist ook zonder haar 10.000 studenten. Ze swingt haar bezoekers van kroeg naar kater, van pint naar pot, elk weekend weer. Antwerpen heeft rockfestival noch universiteit nodig om toeristen te lokken. Leuven leeft en teert op studenten, maar waarom trekken die toch massaal naar deze stad? Gedreven ga ik op zoek naar andere redenen van de verbeten Leuven-liefde. Steeds weer wijzen studenten me op het knusse kotleven in hun stad. “In Antwerpen en Gent wordt er meer gependeld. Hier kunnen de meesten 's nachts blijven feesten en zo groeit er een sterkere band tussen medestudenten.” Dit fiere gekraai klinkt verleidelijk oprecht, maar de cijfers zien er minder fraai uit. De laatste jaren zit het kotleven in een dalletje. Het percentage kotstudenten, dat een decennium geleden nog 75% bedroeg, reikt niet verder meer dan 64%. Voor UA is dit zo'n 27%.

 

Punten

Sommige conservatieve jongeren voelen zich aangetrokken tot de stad door haar vaste waarden, haar lange traditie als studentenoord. De KULeuven bestaat sinds 1492 en is de oudste universiteit van de Lage Landen. Tegenwoordig ziet oude eik Leuven het alternatiever, linkser en hipper imago van haar Gentse concurrente met lede ogen aan. Een beledigde studente wrijft me dan weer onder de neus dat Leuven het beste universitair onderwijs heeft. Voor objectieve cijfergegevens heb ik echter wel een neus: het gemiddelde slaagpercentage in eerste Bachelor (voor generatiestudenten) schommelt rond 44% in Antwerpen en ligt níet hoger dan dat van KULeuven, integendeel.

 

Leuven omkranst me met haar torenhoge trots. Aan de wanden van het stadhuis prijken foto's van buitenlandse studenten. Leuven heeft ongeveer 3300 buitenlandse studenten. Deel dit aantal door vijf. Sluit uw ogen. Het getal achter uw wimpers geldt voor Antwerpen.

 

Kuiten en kauwgom

Toch nog niet helemáál overtuigd van de Leuvense meerwaarde, zoekt mijn keurende blik enkele aula's op. Het Talengebouw – net een kerncentrale in de jungle – toont me haar lange smalle gangen en katholieke WC's, zonder condoomautomaat. De grootste aula in Leuven, Pieter De Somer genaamd, is andere koek. Studenten Sociologie en andere geluksvogels kunnen hier wegzakken in wijnrode zitjes, tussen ellenlange rijen. Van de 61 academische opleidingen in Leuven tellen Psychologie, Pedagogische Wetenschappen, Rechten en Criminologie de meeste studenten. In Antwerpen zijn Rechten, Sociologie, TEW en Geneeskunde de trekpleisters. In het laatste refrein van hun lofzang bestoefen studenten de kloeke kuiten van hun universitaire alpinistenclub, die zelfs des winters rotsen trotseren. Hun stem gaat climaxgewijs de hoogte in bij het vermelden van ex-studenten als Mercator, Vesalius en Erasmus. De eindnoten bejubelen ten slotte de campagne tegen kauwgom op Leuvense grond, alsook het interfacultair toneel op de campus. Ondanks deze redevoering heb ik, kritische UA-studente, honger naar meer. In het vermaarde STUKcafé klink ik, temidden van Leuvense liefhebbers, op mijn nieuwe ervaringen en stiekem ook op heel Antwerpen. Druppels later waag ik me aan een nachtje fakbarren bij de Letteren. Mijn harem Leuvense knapen vertrouwt me toe dat de inkom hier normaal goedkoper is dan voor Antwerpse feestjes. Om een vierkante meter fakbar in te palmen moet je inderdaad niets betalen, maar uiteindelijk is zo'n bar ook niet meer dan een eenvoudig café.

 

Ramptoerist

Het is vrijdag. Koffers rollen weg als Leuvense r'en en laten een troosteloze leemte achter. Om afscheidstranen te voorkomen, besluit ik het spel hard te spelen. De ramptoerist in me teert op Leuvens zwakste punt: de nachtelijke geluidshinder. Met een arendsoog zoek ik verbitterde oudjes op. “Soms is het zwaar. Dan kunt ge ni slapen. Weet ge dat de studenten 's nachts hun vuil goed buiten hangen en dat de wasdraad tot den andere kant van ‘t straat reikt?”, waarop een luistervink inpikt: “Allez, waar gaan we naartoe? Laat ze toch student zijn, laat ze toch leven” en bevestiging zoekend, kijkt ze mijn jeugdige ogen in. Ik knik, en ga feesten. Maar dan wel in Antwerpen.