Herwig Leirs (°1963) is gewoon hoogleraar in het departement Biologie en was zeven jaar voorzitter van de Raad van Bestuur van UAntwerpen. In zijn team zitten Steven Van Passel, Nathalie Dens, Maarten Weyn en Chris Van Ginneken als kandidaat-vicerectoren. Spreken we hier met de toekomstige rector van onze universiteit?
Wat was het eerste moment dat u dacht: ik ben de rector die UAntwerpen zoekt en verdient?
“Ik ben decaan geweest van de faculteit Wetenschappen, voorzitter van de Raad van Bestuur en kwam als kandidaat-vicerector op bij de rectorverkiezingen in 2016 in de ploeg die het uiteindelijk niet haalde. Toen heb ik voor het eerst gedacht dat ik me een volgende keer misschien zelf kandidaat moet stellen. Anderhalf jaar geleden begon mijn kandidatuur concreet vorm te krijgen. Het komt op het juiste moment. Als decaan heb je niet het overzicht over de universiteit als geheel, dankzij mijn voorzitterschap van de Raad van Bestuur heb ik dat inmiddels wel. Mijn inlooptijd zal hierom zeer beperkt zijn. Het is waar dat ik maar één mandaat rector kan zijn (Leirs verwijst naar zijn leeftijd, n.v.d.r.). Dat lijkt me positief. Ik hoef niet na te denken over een eventuele herverkiezing. Bovendien heb ik me omringd met een jong team met nu al veel ervaring dat na mij perfect ons werk kan voortzetten.”
Welke drie karaktereigenschappen maken van u de geschikte rector? Voor welke valkuil moet u opletten?
“Ik denk dat ik heel open en gemakkelijk bereikbaar ben. Ik heb vaak een goed inzicht in dossiers en zie er verbindingen tussen. Ik denk ook dat ik erin slaag mensen samen te brengen en te overtuigen. Een valkuil is mogelijk dat ik te veel dingen tegelijkertijd zelf wil aanpakken.”
Op welk vlak hebt u de universiteit positief zien evolueren in de tijd dat u er werkt?
“Ten eerste is de organisatie veel professioneler geworden. De universiteit heeft ook een duidelijke algemene visie gekregen op wat zij wil. Waar ik wel een gevaar zie, is dat er veel meer gespecialiseerde afdelingen zijn die hun dingen zo goed mogelijk proberen te doen, maar dat er zo verkokering ontstaat. Dat is een problematiek die we met ons team expliciet willen aanpakken. We hebben de functies van vicerectoren uitgebreid. De zaken die we hebben toegevoegd zoals duurzaamheid en internationaal beleid zijn transversaal; die vallen niet in één hokje te stoppen. We willen dat er in alle geledingen van de universiteit een reflex komt voor die kwesties.”
Naar welk aspect van de universiteit van dertig jaar geleden hebt u heimwee?
“De hele grote vrijheid voor zowel studenten als professoren om van alles te proberen en van alles te doen. Dat heeft er ongetwijfeld toe geleid dat er soms dingen misliepen en geld niet goed werd gebruikt, maar het had ook zijn charmes. Er worden nu meer externe regels opgelegd en het is nu administratief allemaal beter geregeld, maar dat zorgt ook voor een grotere belasting. Die strakkere regulering is niet eigen aan de universiteit, dat is iets maatschappelijks. Kijk naar de feestlocaties. Dat was vroeger vrijheid, blijheid. Wij kregen een stukje van het Fort en een hangar en daarbovenop 20.000 Belgische frank en dan moesten we zelf een toog metsen en de inrichting doen. Was die locatie brandveilig en perfect hygiënisch? Vrij zeker van niet. Maar het was wel heel plezant en als studentengroep had je een basis waar je naartoe kon. Dat zorgde niet alleen voor eenheid tussen de studenten, het gaf ons de kans te leren onze verantwoordelijkheid te nemen. Nu ben je een gebruiker en onderga je de dingen. Dat is wel spijtig.”
De toekomstige rector moet opboksen tegen de weinig rooskleurige financiële vooruitzichten. Besparingen dan maar?
“Laat ons proberen die te vermijden. Het ziet er zeker niet rooskleurig uit. Hopelijk kunnen we zaken efficiënter organiseren door taken te herverdelen. Hoe en wat valt nu moeilijk te zeggen. Zoiets moeten we met de diensten zelf bespreken. We zetten natuurlijk ook in op meer inkomsten.”
Vier gebouwen op campus Drie Eiken zullen worden vervangen door klimaatneutrale nieuwbouw. UAntwerpen heeft de ambitie om tegen 2050 fossielvrij te zijn. Daar staat volgens het klimaatactieplan een investering van 280 à 320 miljoen euro tegenover. Behoort klimaatbeleid voeren tot de kerntaken van een universiteit?
“Als universiteit waar je continu bezig bent met wetenschap, kun je niet doen alsof duurzaamheid onbelangrijk is. Dat kun je niet maken. Het genoemde bedrag zal moeten worden uitgespreid over een langere periode. Er is nu een investeringsprogramma van veertig miljoen euro voor de komende tien jaar. Dat betekent inderdaad dat we nadien nog versneld moeten investeren. We gaan slim moeten nadenken over hoe dat doel te bereiken. Dan denk ik aan ons patrimonium efficiënter maken. Kijk naar mijn bureau. Er zijn kasten met literatuur, maar daar zijn harde schijven voor of bibliotheken. En mijn verzameling van muizen- en rattenvallen kan vast ook elders staan. Ik denk dat we globaal bekeken met veel minder ruimte toekomen dan vroeger, ook door de digitalisering. Dan heb ik het niet over de laboratoria. Die kunnen we wel efficiënter gebruiken door afspraken tussen groepen te maken. Door te besparen op ruimte, bespaar je op energie. Dat vraagt een andere mindset. Nu gebruiken we de ruimte omdat ze er is. We moeten ruimte gebruiken omdat we ze nodig hebben.”
Hoe staat u tegenover hogere inschrijvingsgelden?
“Ongelukkig. De lagere inschrijvingsgelden zijn juist een belangrijke sterkte van onze samenleving. De vraag is alleen wat we moeten doen wanneer we ons onderwijs niet meer kunnen organiseren en de overheden niets meer geven. Ofwel moeten we de kwaliteit van ons onderwijs afbouwen, ofwel moeten we zeggen dat het individu extra moet bijdragen omdat de samenleving het niet meer op een gemeenschappelijke manier wil organiseren. Dat zou heel erg zijn.”
Gesteld: u bent rector en de Vlaamse regering vindt miraculeus eenmalig een potje met tien miljoen euro. U krijgt het geld op voorwaarde dat u het die dag nog besteedt aan één zaak. Waaraan besteedt u het?
“Een duurzaamheidsproject. Als het een ‘wat groter’ bedrag is, zou ik graag een tram aanleggen tussen de stad en de buitencampussen. Transport en energie zijn de belangrijkste uitdagingen. Daar valt klimaatgewijs hét verschil te maken.”
Zolang die mirakels niet gebeuren, blijft het zoeken naar financiering. De grootste stressbron uit een eerdere welzijnsenquête onder academici: het vinden van externe financiering. Zowel bij u als bij dhr. Augustyns kwamen echo’s daarvan terug in de beleidsvisie. Hoe komt u tegemoet aan die zorg?
“Om interne competitie tegen te gaan, wil ons team een deel van het geld van het BOF (Het Bijzonder Onderzoeksfonds is een potje geld dat UAntwerpen besteedt aan wetenschappelijk onderzoek, n.v.d.r.) niet langer competitief verdelen. Heel veel goede aanvragen halen het niet en dat zorgt voor veel frustratie. Als je aanvraag door het FWO (Fonds Wetenschappelijk Onderzoek n.v.d.r.) wordt afgeschoten, kun je nog even bij je buur je ergernis ventileren. Bij het BOF is je buur misschien diegene die in de leescommissie je aanvraag minder gunstig dan een andere aanvraag beoordeelde en wellicht zit die daar ook nog eens heel verveeld mee. Het afschaffen van interne competitie kan niet van de ene dag op de andere. De interne competitie zal langzamerhand uitdoven omdat er nog veel geld in lopende projecten zit. Het vrijgekomen geld willen we in de eerste jaren gebruiken om net gemiste externe projecten een tweede kans te geven, een soort opvangsysteem dus. Na enkele jaren is er meer vrij geld beschikbaar en dat kan dan ingezet worden als een vorm van basisfinanciering. Dat zijn niet de grote vetpotten, maar het is wel genoeg om bijvoorbeeld als korte opvang te dienen, pilootstudies uit te voeren, of samen met collega’s een doctoraatsstudent in gang te zetten of een middenkader te organiseren. Zo stimuleren we ook de interne samenwerking.”
Stelling: dat universiteiten afhankelijker worden van externe financiering door overheden en bedrijven is een risico voor de wetenschappelijke integriteit.
“Ik denk dat dat correct is, maar tegelijkertijd heeft de universiteit de middelen om te mitigeren. In mijn eigen werkveld is er een tijd geweest dat de EU veel interesse had in projecten over de knaagdierproblematiek in de landbouw, nu is dat verschoven naar de impact van infecties in het wild op onze gezondheid. Externe financiers bepalen zo mee de scope van ons onderzoek. We hangen af van externe middelen, voor het vrije onderzoek zou het beter zijn dat alle middelen van alle overheden in een grote pot zitten en verdeeld worden via het FWO. Anderzijds is het zeker ook goed dat wij als wetenschappers een antwoord bieden op vragen uit de samenleving. Het is hoe dan ook van het allergrootste belang dat wetenschappers vrij onderzoek kunnen voeren. Het kan niet zijn dat wanneer de resultaten een financierend bedrijf niet bevallen, dat er wordt gedraald met de publicatie. Medewerkers moeten goed beschermd worden tegen eventuele druk. Ook al komt publicatieverbod niet veel voor, het kan niet aan een universiteit.”
Hoe kijkt u naar de volgende transparantiemechanismen? 1) Een openbaar register van alle lopende onderzoeken en samenwerkingen met externe financiers? 2) Openbare bekendmaking van de nevenfuncties van academici op hun profielpagina’s?
“Op zich heb ik met beide zaken geen probleem. Al wil ik bij het eerste het voorbehoud maken voor sommige onderzoeken die lopend zijn. Soms zijn die confidentieel om te vermijden dat bedrijven van elkaar te weten komen waarmee ze bezig zijn. Intern moet het wel geweten zijn en nadien moet er een publicatie volgen. Dat nevenfuncties openbaar zijn, vind ik normaal en relevant om te weten. Ik ben ook voorzitter van de Raad van Bestuur van de Zoo. Als een journalist me belt over dierentuinen, dan is dat het eerste wat ik zeg. Dan kan men oordelen of het nog opportuun is mij aan het woord te laten. Ik zie geen reden om als academicus nevenfuncties niet publiek te vermelden.”
Welke positie neemt u in inzake onderzoeken gefinancierd door de fossiele industrie?
“Ik vind niet dat we onderzoek gefinancierd door de fossiele industrie sowieso moeten verbieden. Een onderzoek naar hoe we meer schaliegas uit de grond kunnen halen, heeft geen plaats aan de universiteit. Als Shell een aantal verontreinigde gronden proper wil maken met behulp van ons onderzoek, dan vind ik dat wel verantwoord. Het is voor mij altijd een ethische afweging waarbij alle factoren moeten worden bekeken, bijvoorbeeld wat de kans is dat je eigenlijk wordt gebruikt voor greenwashing.”
Onder academici heerst de zorg dat onderwijs het ondergeschoven kindje wordt door de focus op onderzoek. Een oplossing die naar voren wordt geschoven, zijn onderwijsprofessoren. Terzijde: als je proffen eens flink wilt horen bekvechten met elkaar, begin dan over onderwijsprofessoren.
“Het is net begeesterend voor studenten les te krijgen van iemand die bezig is met onderzoek, zelfs in het eerste jaar. Al denk ik dat er meer variatie mogelijk is dan er nu is. Van professoren wordt gemiddeld verwacht dat ze 40% met onderzoek bezig zijn, 40% met onderwijs en 20% met dienstverlening. Het kan perfect dat een professor op een bepaald moment in zijn carrière 80% met onderzoek of onderwijs bezig is, maar een professor kan niet uitsluitend met één aspect bezig zijn.”
Meer of minder verengelsing?
“Ik denk dat we vooral meer masteropleidingen nodig hebben in het Engels, naast een paar goed gekozen Engelstalige bachelors. De primaire bedoeling moet zijn om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Niet iedereen kan in het buitenland studeren. Studenten die in Antwerpen blijven, krijgen door de internationalisering de kans om een globaal perspectief te ontwikkelen. Je moet er bovenal voor zorgen dat de programma’s internationaal aantrekkelijk zijn. Je kunt wel lessen in het Engels doceren, maar dat maakt ze nog niet aantrekkelijk. Er moet een extra meerwaarde aan vasthangen. Buitenlandse studenten komen niet als onze opleidingen en de hele omkadering niet op punt staan.”
Uit beide beleidsvisies blijkt een bezorgdheid over het gedaalde marktaandeel studenten aan UAntwerpen. Tegelijk wordt er binnen en buiten de universiteit geklaagd over het aanvangsniveau van de studenten. Zijn er dan al niet genoeg studenten?
“We zijn een beetje van ons marktaandeel aan het verliezen en dat baart me zorgen. Antwerpen en omgeving heeft een groot potentieel aan pioniersstudenten. Dat zijn jongeren die in hun dichte omgeving niemand hebben die al aan de universiteit heeft gestudeerd, wat wil zeggen dat voor hen de stap veel groter is. Als ze naar een universiteit gaan, hebben ze niet onmiddellijk iemand om op terug te vallen voor raad of bijstand. Dat betekent dat we sterk moeten inzetten op het opvolgen van die studenten, zonder evenwel de lat te laten zakken. We zien ook dat studenten uit het Antwerpse naar andere universiteiten gaan. Waarom zijn we wat minder aantrekkelijk geworden? Onze universiteit moet nog meer als evidente keuze worden beschouwd. Ook financieel is dat geen detail. Vijftig of zestig studenten per lokaal maakt geen verschil in de kosten, maar wel in de financiering.”
Zijn lesopnames een vloek of een zegen?
“Lesopnames zijn positief, al denk ik dat je beter naar de les komt. Studenten kunnen nog eens zaken herbekijken die ze niet snappen en professoren kunnen verwijzen naar een opname als ze een keertje ziek zijn. Het gevaar dat proffen daardoor minder durven zeggen, wil ik relativeren. Als je iets niet op video wilt zeggen, is het wellicht beter om het helemaal niet te zeggen.”
Weet u wat u moet doen als een student op u afstapt en grensoverschrijdend gedrag meldt? Werkt het systeem?
“De student begeleiden naar een van de centrale vertrouwenspersonen. Als een student naar mij komt, zou dat betekenen dat die student het een lagere drempel vindt bij mij te melden dan bij een vertrouwenspersoon. Het verlagen van drempels is een algemeen aandachtspunt. Voor mensen met een diverse achtergrond is de drempel vaak nog hoger: ‘Kan ik mij met die persoon identificeren? Zal de persoon bij wie ik mijn verhaal doe mij snappen?’ Ook moeten de vertrouwenspersonen beter ondersteund worden. Ze hebben een basisopleiding, maar getoetst aan de praktijk is dat niet altijd voldoende.”
Maatschappelijke problematieken sijpelen door in de universiteit die zichzelf als actief pluralistisch bestempelt. De oorlog in Gaza is er een spijtig voorbeeld van. Wat doet u als rector?
“Ik vind het de taak van een rector alle mogelijke discussies toe te laten en te faciliteren. Dus op dat vlak, ik verwijs naar de protestactie in de Agora op de Stadscampus, zou ik er anders mee zijn omgegaan. Meningen mogen schuren, je kunt discussiëren en je moet ook niet altijd streven naar een compromis. Ik ben wel heel terughoudend om de universiteit zelf standpunten te laten innemen over zaken die niet onmiddellijk gaan over de universiteit zelf. Niet alle mensen binnen de universiteit hebben dezelfde opvattingen. Opnieuw: het is de taak van de universiteit het debat te stimuleren.”
In 2022 schorste de rector twee docenten na het uitlekken van filmpjes waarin ze beledigende uitspraken deden over studenten. Hoe had u als rector deze situatie aangepakt?
“Ik zou voorzichtiger zijn in mijn eerste reacties en uitvoerig naar de context kijken. Ik wil weten hoe het komt dat de uitspraken zijn gebeurd. Hoe komt het dat een onderwijsassistent die bekend staat om op een heel inclusieve manier om te gaan met studenten zulke dingen zegt? Mocht dat iemand zijn die altijd zo praat, moet daar hard tegen opgetreden worden, maar er ging ook het een en ander aan vooraf. Door de situatie beter te contextualiseren, denk ik dat er een zeker begrip zou ontstaan.”
Rector zijn is niet alleen beleid voeren. Het is het gezicht zijn van de universiteit. Is dat iets waar u naar uitkijkt of tegenop kijkt?
“Ik zie dat als een deel van de job. Ik zou minder snel een standpunt poneren dan de huidige rector en wat meer genuanceerd zijn in mijn uitspraken. Ik ga wel niet ineens hevig sociale media gebruiken, dat zou weinig authentiek zijn.”
Waarom moeten academici en studenten op u stemmen?
“Academici omdat ik ervaring heb en een goede academische achtergrond. Omdat ik iemand ben die heel veel begrip heeft voor de situaties waarin mensen werken en me goed kan inleven in de argumenten van anderen. Omdat ik mensen kan verbinden. Ook heb ik een brede interesse in alles wat er op de universiteit gebeurt. Studenten moeten op me stemmen omdat ik heel benaderbaar ben. Bovendien ben ik zelf actief geweest als praeses en stuver, weliswaar veertig jaar geleden. Daardoor kan ik me ook goed in hen inleven.”
Op welke vlakken zijn u en uw tegenkandidaat het roerend eens en welke verschilpunten zijn er?
“Er zijn inhoudelijk veel gelijkenissen. We vinden de interne competitie allebei een groot probleem en maken ons sterk voor een goede financiële toestand van de universiteit. Onze persoonlijke stijl is anders en inhoudelijk wil ik nog aanstippen dat wij een sterkere focus op duurzaamheid en een bredere visie op internationalisering hebben. Dat laatste is niet louter een middel om studenten naar hier te trekken, maar we zien dat als een kans om de kwaliteit van ons onderwijs te verhogen.”
Welke vraag wilt u aan uw tegenkandidaat stellen?
“Ik zou willen weten hoe hij denkt over duurzaamheid en wat de belangrijkste reden is voor zijn kandidatuur.”
- Login om te reageren