Hij is net vader geworden, heeft tentoonstellingen in Den Haag en Berlijn en is uitgeroepen tot ‘Man van het jaar’ door Knack Focus na zijn immens populaire expositie in het S.M.A.K.: het gaat hard voor kunstenaar Rinus Van de Velde. De 33-jarige kunstenaar is bij de meesten bekend als houtskooltekenaar. Op grote canvassen of rechtstreeks op witte muren maakt hij zwart-wittekeningen die levensgrote proporties aannemen.
Zijn werk bestaat echter uit veel meer dan deze houtskooltekeningen. “Ik vind het altijd jammer als ik als houtskooltekenaar word omschreven.” Ondanks zijn zeer drukke agenda maakt hij op een druilerige woensdagochtend toch tijd voor dwars. De garagepoort van zijn atelier gaat omhoog en we worden direct zijn werkplaats binnengeloodst. “We zullen even aan mijn bureau gaan zitten. Ik neem er snel nog een stoel bij.”
Je bent pas op je zestien beginnen tekenen. Hoe is het toen voor jou allemaal begonnen?
“Zoals elk ander kind tekende ik op jonge leeftijd al, maar ik was er niet bijzonder goed in. In de loop van mijn leven heb ik verschillende bevliegingen gehad, zoals het kopen van een gitaar, bijvoorbeeld. Na een korte tijd had ik echter door dat muziek niets voor mij was. Als puber had ik geen idee wat ik wou gaan doen, zoals alle jongeren van die leeftijd. Wel ben ik altijd een dromer geweest. Een tentoonstelling in Parijs liet in die periode een diepe indruk op me na. Thuis ben ik dan een jaar gewoon zelf beginnen tekenen. Mijn ouders dachten dat dit waarschijnlijk weer één van die bevliegingen was, maar die is duidelijk wél blijven hangen. Voor mijn verdere studies in die branche ben ik vanuit Leuven naar Antwerpen verhuisd om aan Sint Lucas les te volgen.”
Kunst maken moet wel een obsessie zijn.
Waarom koos je ervoor om een studie in Antwerpen te volgen?
“Mijn ASO-opleiding heb ik gevolgd in Leuven, maar mijn hogere studies wilde ik in de kunstsector verderzetten. In Leuven ging dat echter niet. Een logischere stap was een verhuis naar Brussel geweest, maar Antwerpen was – naar mijn gevoel – echter interessanter als het over kunst ging.”
“Een andere factor die misschien wel meespeelde, was dat ik in Antwerpen ook op kot kon gaan. Brussel was dichter bij huis, waardoor op kot gaan minder waarschijnlijk was. Van een echte band met Antwerpen kon je niet spreken, ik was er hoogstens drie keer geweest.”
“De verhuis naar Antwerpen was wel een hele ervaring, want in vergelijking met Leuven is dit echt een grote stad. De band met Antwerpen is nu echter wel aanwezig. Antwerpen is de stad waar ik studeerde, werk, woon en mijn kinderen grootbreng. In het buitenland verkondig ik dat ik uit Antwerpen kom. Het zou me zelfs storen als ze mij zouden omschrijven als ‘de Leuvense kunstenaar Rinus Van de Velde’. Ik besef maar al te goed dat ik voor de mensen hier nooit een echte Antwerpenaar zal zijn. Het zal aan mijn accent liggen (lacht).”
Heb je hier dan meteen je potlood opgepakt?
“Eigenlijk heb ik eerst een opleiding tot beeldhouwer gevolgd. Ik hield van het romantische idee. Het bleek echter niet helemaal mijn ding. Tekenen is wel altijd mijn grote passie gebleven. Op Sint Lucas werd ik gestimuleerd verder te gaan waarmee ik bezig was. Toen deelde ik een atelier met vier medestudenten. Je zag elkaar elke dag aan het werk en leerde daar voortdurend van bij. Na vier jaar samen in dezelfde ruimte te werken, kom je plots op de arbeidsmarkt en in een totaal andere realiteit terecht. Plots sta je er alleen voor.”
“De vraag die ik toen het meeste te horen kreeg, was: ‘Wat ga je met zo’n diploma doen?’ Je hoopt natuurlijk altijd om je eigen werk te kunnen maken, maar dat is uiteraard niet voor iedereen weggelegd. Er zijn collega’s die als assistent bij andere kunstenaars gaan werken; anderen worden bijvoorbeeld curator. De kunstopleiding is meer een vorming. Geen kweekvijver voor een nieuwe hoop ‘kunstenaars’.”
Jouw eigen werk sloeg snel aan, niet?
“Zelf zou ik het niet als snel omschrijven. Ik ben er meer dan tienduizenden uren aan bezig geweest. Maar pas op, ik vind ook zeker niet dat het te traag gaat. Ik ben eigenlijk gewoon zeer tevreden met hoe het allemaal verlopen is tot hier toe.”
“Wel ben ik vrij jong beginnen exposeren, daar heb je gelijk in. Toch zeker als je het vergelijkt met kunstenaars zoals Michaël Borremans of Luc Tuymans. Zij braken pas door rond hun veertigste. Ik heb waarschijnlijk erg veel geluk gehad. Rond mijn afstudeertijd ontstond immers de trend om ‘nieuwe jonge kunstenaars’ te ontdekken. Dat is vandaag nog steeds het geval, en maar goed ook. De generatie kunstenaars van de toekomst zijn de jongeren van nu.”
Kon je vanaf het begin goed rondkomen? Of is het financieel moeilijk als kunstenaar?
“Aanvankelijk kan je niet van je beroep leven, nee. Gelukkig zijn er allerlei mogelijkheden en kan je subsidies of een kunstenaarsstatuut aanvragen.”
“Zelf heb ik een tijd gewerkt als decorbouwer. Zo was ik een periode op tour, waarna ik een periode vrij was. Met het geld dat ik toen verdiende, kon ik dan zelf aan de slag gaan. Ook was ik een tijd leerkracht aan Sint Lucas. Mijn lessen kon ik combineren met het maken van eigen werk.”
“Lesgeven doe ik ondertussen niet meer. De ideologie in een school kan immers het gevaar met zich meebrengen dat studenten beginnen denken: ‘Zo moet ik werken.’ Maar ik wil niet zeggen hoe iemand moet tekenen. Waarom zou ik mijn manier van tekenen aan iemand opleggen? Ik ben ervan overtuigd dat je eigenheid behouden zeer belangrijk is. Wat niet wil zeggen dat je origineel moet zijn. Dat is iets helemaal anders. Wel geef ik elk jaar nog een masterclass aan Sint Lucas. Studenten kunnen dan kiezen bij wie ze les volgen.”
“Een les tekenen zal je mij nochtans nooit zien geven. Ik neem mijn studenten liever mee naar mijn atelier, tentoonstellingen of een lezing van een curator. Ze moeten zien welke mogelijkheden er allemaal zijn.”
Ik wil af van die term ‘houtskoolkunstenaar’.
Is dat een kritiek op het systeem van het kunstonderwijs? Heb jij dat gemist tijdens je eigen opleiding?
“Nee, zeker niet. Bekijk het als een eigen invulling die ik eraan wil geven. Wel vind ik het beoordelingssysteem soms moeilijk. Tijdens je vierjarige studie word je door een viertal leerkrachten begeleid en beoordeeld. Na je schooltijd zijn er plots duizenden mensen die een mening klaar hebben. In mijn tijd waren de leerkrachten vaak ook enkel leerkrachten. Ik heb geen idee of dat nog steeds zo is, maar ik vind dat wel zeer gek.”
“In Duitsland zijn er bijvoorbeeld professoren die hun studenten slechts enkele momenten in de week zien. Maar die proffen zijn zelf kunstenaars en werken aan eigen projecten. Ook hebben die scholen een eigen atelier, waardoor de studenten de kunstenaar echt aan het werk zien. Professoren aan de universiteit hebben toch ook eigen onderzoeken en brengen toch ook eigen publicaties uit?”
“Tekenen is altijd mijn passie gebleven”, zei je net. Waarom is net tekenen de enige bevlieging die een passie is geworden?
“Ik hou van de lichtheid van het tekenen. Je hebt een blad papier, een potlood en vier nagels nodig en je kan je werk direct maken en tentoonstellen.”
“Zeker als student op een klein kamertje is tekenen veel gemakkelijker dan beeldhouwen. Het snel willen tonen is een drang die ik altijd al heb gehad. Veel kunstenaars streven naar een perfecte expositie, maar in mijn ogen bestaat dat niet.”
“Ik zie een tentoonstelling meer als een mogelijkheid om dingen te testen. Daarna kan ik pas verder werken en aanpassingen maken en evolueren naar de volgende tentoonstelling.”
Ik ben ervan overtuigd dat je eigenheid behouden zeer belangrijk is. Wat niet wilt zeggen dat je origineel moet zijn.
Dat lichte, die snelheid van tekenen, dat was toch allesbehalve het geval bij je tentoonstelling in het S.M.A.K.?
“Dat is waar. Voor die tentoonstelling, Donogoo Tonka, bouwde ik scènes uit een filmscript dat nooit verfilmd is. De bouw van die decors duurde gemakkelijk een maand, waarna we de stukken fotografeerden. Pas dan maakte ik een tekening aan de hand van de foto. Dat was leuk om te doen, maar ik merkte wel dat er iets te overproduced aan was. Ik begon verkrampt te tekenen.”
“Als een foto goed was, vertrouwde ik erop dat de tekening dat ook zou worden. Nu probeer ik terug meer onbevangen te tekenen, in het begin tekende ik met meer lef. Om Picasso te citeren: ‘Ieder kind is een kunstenaar. De moeilijkheid is er een te blijven als we groot zijn.’ Dat kinderlijke, zonder ratio gewoon tekenen en toeval toelaten. Het zijn dingen die ik in mijn werk probeer te krijgen.”
“Fouten toelaten kan heel interessant zijn. Ik kan gerust op een avond naar een werk kijken en het in stukken scheuren als ik niet tevreden ben. Daar leer je ook uit.”
Het valt op dat er naast of onder je tekeningen veel tekst pronkt. Een weloverwogen keuze, of toeval?
“Die tekst is eigenlijk meer voor mezelf. Zo kan ik zelf mijn ideeën over de tekeningen een plaats geven. Veel kunstenaars laten tekst weg, omdat de kijker dan zelf kan bedenken waarover het kan gaan. Zelf doe ik dat liever niet. Ik behoud graag de controle over het onderwerp. Bovendien kan je met taal nog een hele extra dimensie scheppen. Een die je niet met beelden kan overbrengen. Of de mensen die tekst nu lezen of niet, houdt mij niet echt bezig.”
De generatie kunstenaars van de toekomst zijn de jongeren van nu.
Ook met keramiek hou je je tegenwoordig bezig. Je beperkt je niet meer alleen tot houtskooltekeningen. Was je het beu om enkel te tekenen?
“Beu niet, maar zoals ik eerder al zei, ben ik altijd een dromer geweest. Dat maakt dat ik me vaak probeer in te beelden hoe het zou zijn om iemand anders te zijn. Dat kan ik aan de hand van mijn werk. Mijn atelier, die ruimte binnen vier muren, is vrij saai. Nu is mijn atelier opgedeeld in twee delen: in de ene ruimte werk ik als Rinus Van de Velde, in de andere maak ik keramiek en schilderijen als Robert Rino. Hij woont in een fictieve kunstenaarskolonie. Mijn werken als Robert Rino bevatten veel kleur. Lang had ik daar niets mee gedaan, maar ik wil af van die term ‘houtskoolkunstenaar’.”
“Die spanning tussen de echte wereld en het fictieve vind ik fascinerend. Ik probeer echter nooit iemand op het verkeerde been te zetten. Iedereen weet dat Robert Rino gewoon Rinus Van de Velde is. Een fictief personage dat kunstwerken exposeert, is bovendien eens iets anders. Ik kijk veel naar andere kunstenaars. Uit die nieuwsgierigheid naar anderen ontstaan bij mij veel alter ego’s.”
Heb je tot slot nog tips voor jonge kunstenaar-studenten?
“Dat vind ik moeilijk. Ik zei eerder al dat ik niet wil preken hoe het moet. Kunst maken moet wel een obsessie zijn. Je moet er echt voor de volle honderd procent voor gaan. Verder is individualiteit zeer belangrijk. Het doen van je eigen ding. Je hoeft dus niet ineens met iets super origineels af te komen, maar wel met iets dat volledig je eigenheid weergeeft. Voor de rest heb ik geen gouden tips. Vroeger kwam me eens ter ore dat je minstens zestien uur per dag moet werken, wil je het maken als kunstenaar. Daar geloof ik niet in. Moeten werken en jezelf moeten uitputten om gewoon te werken is compleet belachelijk.”
Rinus Van de Velde exposeert vanaf 17 maart in de König Galerie in Berlijn. Vanaf 7 september is hij te zien in de Tim Van Laere Gallery in Antwerpen.
- Login om te reageren