de laatste sporen van cura personalis

de visie van rector Van Goethem op het jezuïetenerfgoed

21/11/2019

Universiteit Antwerpen kent een rijke geschiedenis die sterk is beïnvloed door de jezuïeten. Ook vandaag laten de jezuïeten hun invloed nog voelen binnen onze universiteit. Maar wie of wat zijn de jezuïeten en hoe zijn ze binnen de muren van de universiteit terecht gekomen? Eerder schreven we al over de invloed van de jezuïeten in Antwerpen en over hun visie op onderwijs en de blijvende invloed ervan op onze universiteit. In dit sluitstuk van deze reeks interviewde dwars rector Herman van Goethem. Hij schreef het historische werk Antwerpen en de jezuïeten: 1562-2002. Dat maakt van hem de geknipte persoon om ons te vertellen wat er nog rest van de onderwijsvisie van de jezuïeten aan onze universiteit.

het erfgoed van de Antwerpse jezuïeten

De jezuïeten zijn van de zestiende eeuw tot 1773 ononderbroken aanwezig in België. Op de vooravond van grote sociale veranderingen nam paus Clemens XIV in 1773 echter de beslissing om de Sociëteit van Jezus, beter bekend als de jezuïeten, te ontbinden. Het gevolg daarvan was de gedwongen openbare verkoop van alle gebouwen en collecties. Ook verhuisden alle Antwerpse jezuïeten naar Brussel, toen in het Oostenrijkse rijk. Van Goethem begint: “De jezuïeten bouwden inmiddels een belangrijke verzameling manuscripten van mystieke religieuze teksten op, vooral uit de veertiende en vijftiende eeuw, rond Ruusbroec”. Mystiek was een religieuze beweging die zich toelegde op de persoonlijke ervaring van God. Jan van Ruusbroec was de belangrijkste mysticus van de Lage Landen en is tot vandaag de meest vertaalde Nederlandstalige auteur op Anne Frank na. Vanaf hun heroprichting in het kersverse België in 1830 stortten de jezuïeten zich op het stichten van scholen en het terugvinden en bestuderen van oude manuscripten. "In die tijd toerde een pater met zijn brommer langs kloosters en vroeg of het Ruusbroecgenootschap hun oude manuscripten mocht hebben. Daarmee hebben ze ongetwijfeld heel wat kostbare manuscripten gered. Het gebeurde nog dat men ze verknipte, er werden zelfs kaarsen van gemaakt.” Het nog steeds bestaande Ruusbroecgenootschap is indertijd opgericht voor het bestuderen van vrome middeleeuwse literatuur.

De gebouwen op de Stadscampus zijn het zichtbaarste deel van het jezuïetenerfgoed. In 1929 kochten de paters hun vroegere gebouwen rond het Hof van Liere opnieuw aan en renoveerden ze die. Dat was om verschillende redenen opmerkelijk. Pas in de jaren 1970 waren de aankoop- en renovatiekosten afbetaald; een groot deel van deze kosten werd betaald met de wedden van paters die op UFSIA doceerden en hun geld in een fonds staken. Toen UFSIA in 2003 opging in UAntwerpen, heeft de jezuïetenorde de gebouwen cadeau gedaan aan de Universiteit Antwerpen. "Dat is toch heel bijzonder, en haast niemand die dat weet!" onderstreept de rector. Bij de oprichting van UAntwerpen richtten de jezuïeten ook UCSIA (Universitair Centrum Sint-Ignatius) op met als missie het verderzetten van het jezuïtenproject. Ook het Ruusbroecgenootschap met de kostbare collectie kreeg een apart statuut.

menswordend onderwijs versus de harde realiteit

In het vorige artikel interviewde dwars oud-UCSIA-directeur Luc Braeckmans over menswordend onderwijs. Een van de principes van de jezuïetenpedagogie is de cura personalis: de student moet zijn studieprogramma doorlopen, maar ook worden uitgenodigd om meer mens te worden door onder andere individuele begeleiding. Op de vraag wat zijn visie hierover is als rector nuanceert hij: “Globaal genomen is de onderwijsvisie van de jezuïeten overgenomen over heel Europa. Hierbij begeleidt, respecteert en stuurt men leerlingen individueel met het uitgangspunt van plus est en vous. Het is daarom belangrijk te vermelden dat de cura personalis geen monopolie is van de jezuïeten. Van school tot school bestaan er volgens mij grote verschillen, maar eerlijk gezegd denk ik niet dat jezuïetenscholen nog zo anders zijn dan andere scholen.”

Wanneer we het echter over de evolutie van het Vlaamse hoger onderwijs hebben, kunnen we toch een schaalvergroting vaststellen met een schijnbaar verminderde individuele begeleiding. Waar UFSIA een kmo was met een paar honderd personeelsleden, is UAntwerpen momenteel een van de grootste werkgevers in de provincie Antwerpen met zijn 5000-koppig personeel. Samen met colleges van soms honderden studenten tegelijk wordt de notie eerder een nummer te zijn dan een ‘mens’ toch sterker. De rector bevestigt dat: “De onderwijsfinanciering bepaalt de manier van onderwijs aanbieden, daarom kunnen wij niet anders dan lesgeven in grote groepen. We kunnen absoluut geen Angelsaksisch systeem hebben waarin aan kleine groepen lesgegeven wordt met een soort tutorship”. Interessant is dat de faculteit Rechten wel een tutorship integreert in haar onderwijs. Iedere student krijgt een professor of assistent toegewezen die hij of zij drie keer per jaar ziet en open staat voor vragen en met hem of haar de examenresultaten bespreekt. Waarom dan geen onderwijs in kleine groepen? “Dat is gewoon niet te betalen", aldus de rector.

Onderwijs in grote groepen betekent niet dat aan de Antwerpse universiteit maatwerk geheel uitgesloten is. Zo bestaat er het Departement Sociale, Culturele en Studentgerichte Diensten. “Er is een hele reeks projecten die erop gericht zijn om studenten op te sporen waarvan je denkt: die zouden weleens in moeilijkheden kunnen komen of zijn dat nu al. Daar zit cura personalis wel heel sterk in, hè.” Dat de jezuïeten verantwoordelijk zijn voor deze vorm van begeleiding wil de rector niet stellen. Deze manier van werken heeft volgens Van Goethem meer te maken met het bredere maatschappelijke gegeven dat de jezuïetenonderwijsvisie in de negentiende eeuw is uitgedijd over andere onderwijsorganisaties in heel Europa.

tussen levensbeschouwing en vorming

Over levensbeschouwing koestert de rector een sterke mening: “Onderwijs dat niet levensbeschouwelijk is, dat kan niet.” Volgens hem moet men levensbeschouwing breder zien dan godsdienst of vrijzinnigheid. Dat was ook sterk te merken in zijn programma tijdens de rectorverkiezing in 2016. Hij vond dat het vak levensbeschouwing een te enge invulling kreeg. Hij wilde het concept verbreden met oog op de meer multiculturele, diverse en gelaagde samenleving van vandaag. De korf van verbredende vakken waaruit de student vanaf dit academiejaar mag kiezen, vervangt het voorheen verplichte levensbeschouwelijke vak. De vakken in deze korf vullen de oorspronkelijke levensbeschouwelijke component minder expliciet in. In zekere zin kan men stellen dat de jezuïetentraditie van levensbeschouwing en religie geven in de opleiding niet meer wordt voortgezet. Van Goethem ontkent dat niet, maar wijst wel op een ander aspect. “Als je maatwerk wil leveren gericht op cura personalis, geef de studenten dan ook de mogelijkheid om algemeen vormende vakken te kiezen.”

“Vroeger waren er kandidaturen en licenties; de opbouw was beter, vind ik persoonlijk.” Kandidaturen duurden twee jaar en daarin kreeg je veel algemeen vormende vakken, zoals filosofie en psychologie, ongeacht welke richting je deed. Pas bij de licenties ging je je specialiseren en vakkennis opbouwen. “Dat was echt een humanistisch concept: je legt eerst een brede basis en daarop bouw je voort.” In 1999 kregen we het bachelor-mastersysteem waarbij er in de drie jaar durende bachelor meer kernelementen van de opleiding gegeven moeten worden. “Het jammere daarvan is dat het algemeen vormende element onder druk kwam te staan”. De rector stelt dat het invoeren van de korfvakken in zekere zin een antwoord is op de BaMa-hervorming en hoopt deze korf studenten stimuleert om naar meer keuzevakken vragen.