Ons redactielid Maurits Chabot neemt de lezers mee op zijn stedelijke speurtocht door het enigma dat Antwerpen is. Op persoonlijke manier brengt hij bijzondere plekken die normaal aan de aandacht ontsnappen in kaart.
Op weg naar de Carolus Borromeuskerk staan de straten en straatjes in de universiteitsbuurt vol dubbel geparkeerde bolides, bijwagens en bestelbusjes. Mensen zijn druk met verhuizen en kersverse studenten stromen de koten binnen. Het is begin september, het nieuwe academiejaar is nabij en ligt onbeschreven voor ons. Via de Keizerstraat en de Minderbroedersrui loop ik het Conscienceplein op. Boven de Antwerpse daken zwaait de zon de scepter en de wolken lijken nog met vakantie. De zomer bevindt zich in de extra tijd.
Ik sta in de Carolus Borromeuskerk, de voormalige Jezuïetenkerk aan het Hendrik Conscienceplein. Rechts van de entree achterin de kerk hangen enkele portretten. De hoofden van Sint Mathias, Bartholomeus en Andreas hullen zich in duisternis. De schilderijen hangen hoog en alleen de onderkant en het middendeel van de portretten zijn waarneembaar, het bovendeel wordt aan het zicht onttrokken. Het laat zich raden wat er in de hoofden van de drie heren omgaat, of omging. Verderop staat een eiken biechtstoel tegen de zijwand, opgesierd met twee grote massiefhouten vrouwenbeelden. De linker vrouw klemt een stel botten onder haar arm en de vrouw rechts balanceert een doodshoofd op haar handpalm. Terwijl ik door het middenpad terugloop, valt mijn oog op een beeld aan het einde van het gangpad, achter glas. Het ‘vitrinebeeld’ mist een hoofd. De romp wordt omhuld door een rode mantel, de handen strekken zich naar voren. Hij houdt een goudkleurige bol in zijn handen, maar het heeft er veel van weg dat de man zijn eigen hoofd aandraagt. Ik lees het bordje eronder:
‘Heilige Justus: om uw geloof aan Christus, gemarteld en onthoofd, sinds eeuwen vereerd tegen hoofd- en zenuwpijnen, bekom genezing en aanvaarding voor allen die u aanroepen, H. Justus, bid voor ons.’
Ik loop de kerk uit, het schitterende Conscienceplein op. Er zit een aantal alcoholisten op de stenen rand rond het standbeeld van Hendrik Conscience. Onder de boom opzij van hen zitten drie muzikanten. Allen met een biertje, Delhaize huismerk. Aan hun uithalen en dronkenmanskreten te horen, was de drank ook deze ochtend al uren hun kameraad. Terwijl ik naar café Het Blauw Moment loop, blijf ik denken aan de portretten wiens hoofden onzichtbaar waren, aan de biechtstoel met de schedel en aan de onthoofde Justus. Terwijl ik ga zitten, hoor ik de zwervers lallen: ook zij lijken hun hoofd verloren.
De serveerster brengt me koffie. Dan pakt de kleinste van de drie muzikanten zijn gitaar, op de klankkast prijkt een stervormige sticker met de opdruk one love. Hij loopt naar het midden van het plein, waar de tegels als een kaartspel zijn ingelegd; harten, ruiten, klaveren en schoppen. Hij slaat een akkoord aan en zingt: "I’m gonna fly like an eagle."
Er wandelt een gids met een groep toeristen voorbij: hun gezichten gaan schuil achter hun camera’s. Als de muzikant is uitgezongen, gaat hij met zijn pet de terrassen af. Tevergeefs. Wanneer hij bij mij komt diep ik enkele euro’s uit mijn zak. Dankbaar haalt hij een bal uit zijn broekzak, en begint over te gooien. Hoewel de bal heen en weer gaat, blijft het gesprek in de lucht hangen. Na een minuut of wat woordloos heen en weer gooien, lacht hij vriendelijk. "I’ll see you in circus."
Het begint te regenen. Voorbijgangers hollen op een drafje de cafés binnen, een enkeling verkiest het voorportaal van de kerk. Maar de muzikanten blijven fier op het plein, de regen kan hen niet deren. De muzikant met de tennisbal zet een zonnebril op. In Het Blauw Moment geeft de serveerster de planten water, uit een champagnefles. Een kwartier later komt de lucht tot bedaren. Ik reken af, loop het plein op en steek mijn hand op naar de muzikant met de zonnebril. Hij zwaait niet terug.
Bijzonderheden aan de Carolus Borromeuskerk: |
---|
|