Als je ouders voorstellen om nog een keer met “de familie” op reis te gaan, sla dat aanbod dan niet in de wind want wie weet beland jij ook wel met je moeder in Tokio. “Waar wil je naartoe?” betekent meestal een keuze tussen Frankrijk of Spanje, maar als je lang genoeg aandringt – en belooft alles zelf te zullen regelen – kan het gebeuren dat je plots op een 11 uur durende vlucht richting Narita zit, met naast je een zenuwachtige moeder die langzaam begint te beseffen waaraan ze begonnen is.
Eens aangekomen rijden de Friendly Airport Limousine bussen je tot aan je hotel via de Rainbow Bridge, een brug die over de Baai van Tokio hangt en de stad zelf vanuit de hoogte bereikt, zodat je tussen torenhoge constructies van glas en staal langzaam afdaalt tot het hart van de stad. Een echt geografisch ‘centrum’ is er echter niet: Tokio bestaat uit 23 wijken waarvan de een al wat hipper is dan de ander. Het middelpunt van de stad wordt bepaald door de massa (acht miljoen inwoners). Shinjuku en Shibuya zijn de wijken waar de meeste Japanners zich heen reppen om te winkelen, werken en ontspannen. De hoofdstations in beide wijken verschaffen toegang tot metro en trein. Op spitsuren zitten de trein- en metrostellen boordevol. Shinjuku Station verwerkt dagelijks ongeveer twee miljoen reizigers, wat twintig keer meer is dan de maximumcapaciteit van het vernieuwde station in Antwerpen.
De drukte is echter niet storend; Japanners zijn van nature rustige mensen. Op de metro doet de helft van de passagiers zelfs aan power napping. De drukte kan er echter wel toe leiden dat je hopeloos verloren loopt in de ondergrondse doolhoven. Het moeilijkst is dan ook niet het nemen van de metro of de trein naar een bepaalde bestemming, maar wel het vinden van de juiste uitgang. Bijna alle stations zijn via lange wandelgangen en roltrappen aangesloten op grote kantoorgebouwen en winkelcentra. De massa volgen is dan niet altijd zo verstandig, want als die wordt opgeslokt door een wolkenkrabber, en jij op een klein parkje uitkomt, is de kans groot dat je door één verkeerde uitgang op 4 kilometer van je oorspronkelijke bestemming terechtgekomen bent. Mensen bieden echter spontaan hulp aan als ze je zien turen in een kleine stadsgids. Zo kregen we na een al veel te lange zoektocht naar het Museum of Contemporary Art op de rand van Tokio – en na het vruchteloze aanklampen van een plaatselijke politieagent die niet kon kaartlezen – de hulp van een zakenman die eerst het museum opbelde en ons vervolgens op een taxi zette naar de juiste bestemming. Denk voortaan dus twee keer na vooraleer je de zoveelste Japanse toerist een willekeurige richting uitstuurt.
Een cliché dat ontkracht moet worden is dat Tokio een erg dure stad is. In een hotel in het centrum zal je geen fortuin moeten neertellen, al ligt het naast het Park Hyatt, de verblijfplaats van Bill en Scarlett in ‘Lost in Translation’. Tokio is op veel vlakken zelfs goedkoper dan Antwerpen. Voor eten, drinken, metrogebruik en toegang tot musea betaal je in de properste stad ter wereld minder dan thuis, en de service is veel beter. In elke winkel, van een designer store tot het kleinste supermarktje, word je door de werknemers – meestal opgetutte Japanse schonen - vriendelijk begroet met een irrashaimaseee ('welkom'). Wanneer je dan daadwerkelijk iets gekocht hebt, escorteren ze je vaak met je inkopen naar de deur om die daar te overhandigen en een diepe buiging te maken, immer gevolgd door arigato-gozaimasu ('hartelijk bedankt').
Tokio bestaat gelukkig niet alleen maar uit winkelcentra. De vele wolkenkrabbers worden geflankeerd door parken, die als groene eilandjes door de stad verspreid liggen. 's Avonds verandert Tokio dan weer in een neonparadijs. Een drankje in de New York Bar op de tweeënvijftigste verdieping van het Park Hyatt, of een avondje Shibuya terwijl er een tropische storm woedt zijn aanraders voor iedereen die wil baden in het achtergelaten aura van Scarlett Johansson. Voor de anderen is er ook nog altijd het pittoreske Tokyo Bay, waar je naast Sega’s virtual reality arcade ‘Joypolis’ ook een Disneyland, een strand en – uiteraard – een gigantisch winkelcomplex vindt. Genoeg te doen dus in Tokio, zeker als je er maar een week verblijft. Helaas heb je dan nog maar aan het topje van de ijsberg gelikt.