Het gala-uniform van het westerse denken

Tom Lanoye hekelt een dienstnota van het Antwerpse stadsbestuur over kledingvoorschriften
11/05/2007
🖋: 
Auteur extern
Tom Lanoye

De Universiteit Antwerpen beloonde dit jaar Tom Lanoye, Bart Moeyaert en Ramsey Nasr met een eredoctoraat voor hun werk als stadsdichter. Op 26 april kwamen zij dit eredoctoraat in ontvangst nemen. Dit is een ingekorte versie van de toespraak die Lanoye toen gaf.

Het eerbiedwaardige college van de Universiteit Antwerpen heeft ons, drie stadsdichters, vereerd met het hermelijn en met de helm van het verlichtingsdenken, deze academische baret. Een soort van ineengezakte, fluwelen champignon. Wie wil, kan er een symbool in zien van de nieuwbakken vestimentaire ethiek van deze stad.

 

Zouden wij, uitgedost met deze pots, ons hypermoderne Antwerpse justitiepaleis nog wel ongestraft mogen betreden? Een paar weken geleden liet een rechter, verwijzend naar een verordening die dateert van voor de processen tegen officier Dreyfus, een jood met een keppeltje verwijderen, alsook een moslima met een hoofddoek en een muzelman met een gebreid gebedsmutsje. De muzelman riskeert zelfs een veroordeling. Niet vanwege slechte smaak of gevallen steken in zijn breiwerk, maar vanwege smaad aan ons gerecht en de hele Belgische staat. Wat een muts al niet vermag.

 

De Antwerpse rechter staat niet alleen. Ik citeer een recente dienstnota van het Antwerpse stadsbestuur, getiteld 'Diversiteit: kledijvoorschriften voor stadspersoneel'.

 

"Het (stads)bestuur wil de diversiteit van het personeel aanmoedigen. Bij de stad moeten veel mensen met veel verschillende visies kunnen werken. Maar de uiterlijke tekenen van die persoonlijke overtuiging kunnen niet worden getoond bij rechtstreeks klantencontact. Dan staan neutraliteit van de dienstverlening en respect voorop. Uiterlijke symbolen van de levensbeschouwelijke, religieuze, politieke of andere overtuigingen worden bij rechtstreeks klantencontact niet gedragen. Niet alleen moet dat elke schijn van partijdigheid vermijden. Tevens moet dit het draagvlak voor een divers personeelsbeleid als afspiegeling van een diverse stad bij personeel en bevolking vergroten."

 

In één enkele alinea valt vier keer de term 'diversiteit'... Als in een café een onbekende vier keer komt zeggen dat hij nuchter is, dan weet je genoeg. Die man is zo zat als een aap. Iets gelijkaardigs is hier aan de hand. Wie zich zo grondig excuseert, legt zijn drijfveer bloot, en die heet: allergie voor diversiteit. Afkeer van verschillen. 't Stad is van iedereen, maar dat mag je vooral niet merken binnen de muren van 't stadhuis.

 

De dienstnota is niet afgelopen. "Personeel in uniform draagt geen andere kledij of kentekens, met uitzondering van de symbolen van de stedelijke huisstijl. Personeel in werkkledij of veiligheidskledij draagt geen andere kledij of kentekens, met uitzondering van de symbolen van de stedelijke huisstijl. Personeel dat direct in contact staat met publiek, klanten of externe partners draagt degelijke, niet opzichtige kledij."

 

"Niet opzichtige kledij?" Dat sluit meteen T-shirts uit van Walter Van Beirendonck! Terwijl die juist gevraagd is als ontwerper van stadsuniformen omdát hij zo lekker opzichtig durft te zijn. Opzichtigheid is dus blijkbaar geen bezwaar als zij maar collectief bedreven wordt. Waardoor zij natuurlijk geen opzichtigheid meer is, maar uniformering. De schijn van hipheid, de realiteit van onderwerping.

 

Ik citeer voort. "Uiterlijke symbolen van levensbeschouwelijke, politieke, syndicale, sportieve, etc. overtuiging worden niet tijdens de werkuren gedragen. Ook niet voor het goede doel. Dus geen kruisje, keppeltje, hoofddoek, tulband, kentekens van serviceclubs, verenigingen, hiv-speldje enzovoort." Ja, dat hoort u goed. Zelfs het rode lintje dat rond Wereldaidsdag wereldwijd wordt gedragen staat de neutraliteit van de Antwerpse dienstverlener in de weg, alsook het respect voor de Antwerpse overheidsklant. Ik neem aan dat hetzelfde dan ook geldt voor buttons van 'Kom op tegen kanker' en 'Weg met de builenpest'. Of zijn kanker en builenpest neutrale aandoeningen die respect níét in de weg staan, en AIDS juist wel? En zo ja: wiens respect? En waarom?

 

Meteen is neutraliteit geen neutraal woord meer. In een justitiepaleis of een stemlokaal kun je, bij rechter en voorzitter, de roep om ongebondenheid nog begrijpen. Daar bevindt zich, tastbaar, de scheiding der machten en de vorming van onze besturen. Maar hoeveel filosofische neutraliteit is er nodig bij het overhandigen van een subsidieformulier voor een nieuw dakterras? Is de keppel écht een belemmering bij het noteren van een adresverandering? Welke neutraliteit wordt geschonden bij de inschrijving in een geboorteregister, uitgevoerd door iemand met een T-shirt van Che Guevara en een polsbandje tegen de ziekte van Alzheimer?

 

Arm stadspersoneel! Wat kún je nog dragen om reglementair in orde te zijn? Sportschoenen uit lageloonlanden? Nee. Een petje met een ander logo dan de 'A' van 't Stad? Nee. Een bandana omdat je fan bent van Keith Richards? Mijn God! Op den duur zou je, om toch maar niets te symboliseren of te suggereren, naar je werk gaan in een stadsboerka. En die bestaat al, hoor. Onze beroemde witte vuilniszak. Hij draagt zelfs het stadslogo, onze 'A', op zowel de voor- als de achterkant!

 

Je zou denken dat we alle mogelijke personeelsleden hebben gehad. Maar voor de zekerheid besluit de nota zo: "(Alle) andere personeelsleden dragen eveneens een degelijke, niet opzichtige kledij die hoffelijkheid uitstraalt. Zo kan bijvoorbeeld wel een oorbel voor mannen, maar geen zware neuspiercing. Zo kan ook een hoofddoek, maar geen zware sluiervorming." (Twee oorbellen is blijkbaar wél een probleem, zeker als ze van je moeder zaliger zijn.)

 

Sluiervorming. Wat is dat nu weer? Een kwaadaardige schimmel? Een nieuw natuurverschijnsel? 'Vanochtend veel sluiervorming op de E40!' Het is hoe dan ook iets waar geen mensenhand mee lijkt gemoeid. Iets wat zo losstaat van menselijke besluitvaardigheid dat je er met gemak hard tegen kunt optreden.

 

De lichtere variant, de hoofddoek, "kan". Een mooie, positieve afsluiter. Ware het niet dat vlak daarboven werd aangegeven dat een hoofddoek juist niet kan, voor "personeel dat direct in contact staat met publiek, klanten of externe partners". En welk personeelslid heeft niet vroeg of laat zulke contacten, tenzij hij als bootsman is tewerkgesteld in de beroemde riolen van 't Stad?

 

Luister, ik vind die hoofddoek een onding, hoor – en ik weet waarover ik het heb. Ik ben in mijn prilste jeugd opgevoed door nonnen in, zeg maar, zware sluiervorming. Ik ben net zo goed een ketter zo groot als een kathedraal geworden.

 

Ik wil dan ook met de hoofddoek kunnen lachen. Ik wil zijn nut betwijfelen. Ik wil hem zien als symbool van mogelijke onderdrukking, net zo goed als de kanten sluier die hoort bij de witte bruidsjapon waarin nog steeds menige bruid het stadhuis betreedt, zonder dat er een seculiere haan naar kraait.

 

Maar ik wil één ding nooit, juist vanwege – vooruit met de grote woorden – onze Europese principes, rechten en vrijheden, onze erfenis uit de verlichting waarvan deze universiteit een bastion is. Ik wil die hoofddoek niet verbieden. Zeker niet waar zo'n verbod alleen maar contraproductief werkt, omdat het van die hoofddoek een symbool zal maken van cultureel, politiek en sociaal verzet, los van het religieuze, dat er alleen maar fanatieker op zal worden. En omdat de consequenties van zo'n verbod onze stad reduceren tot een kostschool uit de jaren vijftig. Met navenant kledingreglement. Het enige buitenissige is een T-shirt onder een colbertje, gedragen door de burgemeester, zelfs als hij delegaties ontvangt in het land waarvan zoiets een belediging vormt. Ik ben daar voorstander van, hoor. Maar kom dan een ander niet de les spellen in je eigen kot.

 

Wat daarbij het meest stoort, is de weerkerende claim van 'neutraliteit'. Neutraal? In deze nota kun je van alles lezen. Maatschappelijke durf, of politieke lafheid. Welkome duidelijkheid, of omfloerste achterbaksheid. Gelijke kansen of genadeloze Gleichschaltung. Maar één ding kun je deze nota nimmer noemen. Neutraal. Zeker niet in een stad waar, vlak voor verkiezingen, een vrouw op straat is neergeschoten omdát ze een hoofddoek droeg.

 

Alleen die dominante cultuur noemt zich neutraal die zelfs niet inziet dat zij zich dominant gedraagt. Omdat zij zich simpelweg als enig mogelijke ziet. Dat is, in een notendop, het almaar toenemende monoculturele drama.

 

Wat we van de pastoor hebben afgepakt, moeten we niet teruggeven aan de voorzitter van het Humanistisch Verbond, laat staan aan de logebroeder, en al helemaal niet aan de marketeer en de directeur van Censydiam: de waan van superioriteit, en het dictaat van het eenheidsdenken.

 

Nou ja, 'eenheid'? 'Duidelijkheid'? In Gent bestaat zo'n kledingreglement niet. In Mechelen ook niet. Wat meteen de hoogdringendheid en de politieke opportuniteit van zo'n dienstnota in vraag stelt. Die spagaat van grote steden is alvast een mooi onderwerp voor de speeches van de komende 1 meistoeten, neutrale socialisten onder elkaar. Inmiddels moet ik besluiten, zonder stoet, en zonder fanfare. Beste stad van mij, beste voormalige werkgever... In de naam van diversiteit en respect: ik schaam mij een beetje dood om 'A'. Ik word, inderdaad, zot van 'A'. Ik ben met veel plezier uw dichter geweest. Dat neemt niemand van mij af. En ik neem het ook niet van u af. Ik ben er trots op, en dankbaar om.

 

Maar thans eet ik mijn Antwerpse Handje in schande. Ik strooi op mijn hoofd de as die is ontstaan na het verbranden van gezond verstand en onze grootste trots: onze vrijheid, onze weerbaarheid, ons geloof in onszelf. Ons vermogen om niet terug te deinzen voor chantage, van zowel de een als van de ander.

 

Zo kende ik Antwerpen. Nu ken ik het amper terug. Ik ben benieuwd waar ik nog binnen mag, met die as als hoed op mijn hoofd.