“Ocharme, Marcske...” We hoorden het in onze jonge(re) jaren zo vaak in FC De Kampioenen, nu maakt deze spreuk een comeback in de internationale politiek. Slachtoffer was deze keer federaal minister Marc Verwilghen. Hoe zielig waren de beelden van een zenuwachtige minister van Economie, vlak voor hij nog een wanhoopspoging deed de fracties in het Europese Parlement te overtuigen van zijn competentie? Hij wilde absoluut Europees Commissaris voor de Mensenrechten worden, maar de boze grote mensen werkten hem tegen.
Luc Van den Brande werd door de nationale pers neergesabeld omdat hij geen 'nationale solidariteit' tentoonspreidde in de strijd om het Europese ambt. Volgens De Standaard was het een “bedenkelijk optreden” van Van den Brande, het Belang van Limburg had het zelfs over “een smet op zijn Vlaams minister-presidentschap”. De Gazet van Antwerpen (een krant die niet uitblinkt in sterk bronnenonderzoek) beweert zelfs de redenen te kennen: volgens onze Antwerpse frut liet 'Brandi' zich leiden door partijpolitieke overwegingen, en wellicht ook door wat persoonlijke frustratie omdat hij zelf geen topfunctie meer bekleedt.
Maar wat met de competentie? Zowel de Zweedse als de Poolse kandidaat beschikten over ruime ervaring als het op mensenrechten aankomt. Terwijl Verwilghen slechts een politieke BV is omdat hij tijdens de Dutroux-affaire de woede van het volk kanaliseerde. Dat heeft niets te maken met Belgische bescheidenheid, het is gewoon een feit. Het is bovendien tekenend dat een Zweeds commissielid Verwilghen na een beschamende vertoning in een van de fracties een 'parvenu' noemde. Toch volhardden velen in de boosheid: het schoothondje van Verwilghen, Stef Goris (VLD, of wat dacht u?) had het over 'destructiepolitiek'. De man roept de Belgische politici op om in te toekomst meer aan hetzelfde zeel te trekken. Vreemde jongens, die VLD'ers. Ik verkeerde persoonlijk in de overtuiging dat de beste man moest gekozen worden voor de job. “Het is jammer dat België hier alweer een kans laat liggen om een internationale functie in de wacht te slepen”, beweerde Goris nog eens na de smadelijke nederlaag van Verwilghen. Nog vreemdere jongens dan ik al dacht, die VLD'ers. Is het Europese platform nu eigenlijk een strijdtoneel waarop het erom gaat zoveel mogelijk postjes te bemachtigen voor je land, voor je partij?
Het is natuurlijk begrijpelijk dat men graag een landgenoot aan het hoofd ziet van belangrijke organisaties. Wie is er niet blij als Jacques Rogge verkozen wordt tot hoofd van het IOC? Zijn we niet allen trots op Peter Piot, VN-topman? Maar deze mensen zijn ook nog eens bekwaam. Dan is de 'nationalistische' reflex een gezond mechanisme. Maar om nu een onbekwaam landgenoot te verkiezen boven een gerespecteerd buitenlander? Stel je eens voor dat je moet werken onder een nieuwe baas. Wie verkies je dan zelf? Het logische antwoord: de bekwaamste. Zo ook op internationaal niveau. Laat ons toch de zielige kleinburgerlijke moraal achter ons laten, en de lange termijn in het oog houden. Waarom richtten we anders een Commissariaat voor de Mensenrechten op? Om een uitweg te bieden voor gebuisde lokale politici? Of om de mensenrechten te dienen? De eerste reflex is erg menselijk, maar na een tweede overpeinzing moeten we toch zien wat juist is?
Ik betwijfel eerlijk gezegd of het de gemiddelde gefolterde Chinees of verhongerende Ethiopiër een bal uitmaakt of het nu een liberaal of een socialist is die dit commissariaat bevolkt. Zolang het maar een competente kandidaat is. Verwilghen is – tot spijt van wie het benijdt – geen ervaringsdeskundige op dit gebied. Politici moeten eens in eigen boezem kijken, en zich afvragen waar het om gaat: om macht, of om het helpen van de zwakkeren in onze maatschappij? Als zij zich niet meer verliezen in zielige spelletjes die enkel dienen tot het doen groeien van hun ego's, kan men zich misschien gaan concentreren op het échte werk. Er valt nog veel te doen.