BRIEF AAN DE TOEKOMSTIGE RECTOR (1)

rectorverkiezingen

09/10/2023

In aanloop van de rectorverkiezingen schrijft onze redacteur enkele brieven aan de toekomstige rector waarin hij zich zo vrij voelt hun aanbevelingen en suggesties te doen. Aanbeveling één: voer basisfinanciering in. 

Geachte toekomstige rector

Ik weet nog niet wie u bent, u weet nog niet dat u rector wordt en toch zal ik elke , het blad dat u trouw letter per letter leest, een brief aan u richten. Daar komt bij dat ik, dit verwaarloosbare praktische bezwaar ten spijt, zelfs de innige hoop koester dat er een vruchtbare briefwisseling tussen ons zal ontspruiten. Laat ik u om te beginnen al proficiat wensen met uw aanstelling als CEO van een best logge en verspreid gelokaliseerde onderneming. En ja, dat wil zeggen dat u als rector kennis krijgt van alle problemen in alle diensten, departementen en faculteiten en men met een blik-van-allerlaatste-hoop naar u zal kijken. U zult begripvol knikken en doen alsof u het snapt. Gelukkig kunt u op de trouwe steun rekenen van valorisatiemanagers en financieel dwarsliggers die zich hebben bekwaamd in het vormen van zinnen met woorden als efficiëntie, performanter en optimaliseren. Woorden die onheil aankondigen. 

Zo zult u opstaan en gaan slapen met het idee dat uw universiteit competitief moet zijn. En voor die competitieve universiteit heeft u niet zomaar een peloton academici nodig die toevallig uitblinken in hun vakgebied, briljante onderzoekers zijn en zelfs bevlogen lesgevers. U hebt academici nodig die met de voeten in de wereld staan: u bedoelt academici die weten hoe er geld in het laatje komt. Hoe laat u over aan hun academische vrijheid. Academici met 47 publicaties per jaar. Wauw! Academici met 25 doctoraatsstudenten. Excellent! Academici met een vertakt netwerk in de Vlaamse industrie. Een voorbeeld voor eenieder! Academici die met steeds hetzelfde onderzoek, weliswaar in een ander geurtje of kleurtje, keer op keer externe financiering weten te bemachtigen. Strategische genieën! De academici op wie we trots kunnen zijn!

Het spijt me te zeggen, maar we aanschouwen hier een systeem dat zijn eigen kinderen tot de laatste teennagel gulzig verorbert. Oké, vastbenoemde proffen hebben niet te klagen over onzekerheid – hoogstens over de wekelijkse vergadermarathon, het wekenlang schrijven aan onderzoeksprojecten met een statistische slaagkans van enkele procenten en hun onomkeerbare vervelling in hun grote academische kinderdroom: manager spelen. Het al dan niet binnenhalen van externe financiering heeft gevolgen in de hele academische keten. Nog het meest voor de precaire organismen zoals postdocs die afhankelijk zijn van tijdelijke contracten, continu in concurrentie met elkaar treden om financiering binnen te halen en wier bestaanszekerheid afhangt van het welslagen van een extern financieringsproject. Na deze fase worden postdocs ofwel prof, ofwel verdwijnen ze uitgeput van de universiteit en leven daar nog lang en gelukkig, ofwel worden ze uitgeput prof. De eerste situatie komt het minst voor, de laatste situatie het tweede minst – meestal verdwijnen postdocs omdat er geen middelen zijn om hen te houden met als gevolg dat uw universiteit kennis verliest, waarna een nieuwe generatie postdocs ongeduldig klaarstaat om leeggezogen te worden en geruisloos van de universiteit te verdwijnen. 
Ik snap dat u dit kwantitatief bevestigd wil zien. Uit de welzijnsenquête van 2016 blijkt dat onder academici aan UAntwerpen het binnenhalen van financiering de grootste stressbron is. Wat de meest recente welzijns­enquête uit 2020 hierover vertelt, kan ik u helaas niet meedelen. De resultaten ervan worden niet gepubliceerd, ook niet voor personeelsleden die de enquête konden invullen. Als toekomstig rector kunt u de resultaten vast wel achterhalen. Over openbaarheid van bestuur en transparantie heb ik het met uw permissie graag in een volgende brief. 

En ja, u zal misschien de dooddoener der dooddoeners al hebben geëxclameerd dat het allemaal zo eenvoudig niet is en dat kritiek hebben zonder oplossingen te bieden gemakkelijk is. Wel, een begin van zo’n oplossing kan basisfinanciering zijn. Basisfinanciering houdt in dat academici een toelage krijgen die niet afhankelijk is van competitie. Dat genereert zekerheid om onderzoek te kunnen voeren en vrijheid om onderzoek te kiezen en in mindere mate af te hangen van externe financiers. Met basisfinanciering hebben academici de ademruimte om niet in een permanente wedloop te verzeilen van geld binnen te halen. Ik beloof hier werkelijk geen gewoonte van te maken, maar ik citeer deze ene maal de rector van UGent, waar onlangs is beslist dat professoren jaarlijks een toelage van 30.000 euro krijgen: “Onderzoeksfinanciering zit vaak ingebed in een competitief systeem. Dat heeft talrijke voordelen, maar momenteel is de balans zoek. Overdreven competitie gekoppeld aan sommige klassieke financieringsinstrumenten staat nog te vaak samenwerking tussen onderzoekers in de weg.” 

U moet tot slot weten dat deze brief er sowieso zou zijn gekomen, ongeacht beslissingen aan andere universiteiten. De afgelopen drie jaar sprak ik voor tal van gelegenheden met tal van academici. Ook al ging het over een volslagen andere kwestie, op wonderlijke wijze kwam basisfinanciering steevast ter sprake en dat zonder inspanningen mijnentwege. Nimmer kreeg ik te horen dat het nutteloos is, altijd werd de noodzaak beklemtoond. De honger in de ogen van mijn gesprekspartners verraadde dat het niet zomaar een bevlieging is. Wie zich engageert om basisfinanciering in te voeren, zal op de dag van de rectorverkiezingen beslist geen mal figuur slaan. Durft u? 

Met geduld wacht ik op een omstandig antwoord.

Hartelijke groet
Matthias