een appelsien tegen de eenzaamheid

liefde voor een week

11/06/2020

Elk jaar opnieuw staat ze aan mijn bed als een volleerd exhibitioniste. Eenzaamheid, mijn oude vriendin. Verjaren doet zij twee keer per jaar en iedere student mag wekenlang meevieren – met haar alleen, lekker knus in januari en samen zweten in juni. Tijdens de examens ben ik eens zo eenzaam als in de dagen die daaraan voorafgingen. De dodelijke, existentiële dwalingen tijdens het studeren – u kent ze wel. Maar dit jaar ben ik gewapend: de coronacrisis heeft een laagje eelt aangebracht op mijn spitsvondigheid. Gezelschap is te koop en dit jaar goedkoper dan ooit als je maar weet in welke gang te zoeken – de appelsienenprijs is gecrasht, allen daarheen! 

Ik spoel even voor u terug. Verveling maakt mij creatief en toen ik op een dag doorheen de supermarktgangen dwaalde – maar dan heel haastig, want dertig minuten en zo – lag daar voor mij de koelafdeling, burgerlijk gezapig, als de man van Emma Bovary. Een tijdje daarvoor had iemand me een heel relaas gedaan over de therapeutische werking van appelsienen en ik dacht op dat moment: ik moet me er ook zo eentje kopen. Nadat ik verschillende appelsienen van naderbij bestudeerd had en zowat drie vierde bepoteld – met handschoenen uiteraard – wist ik het: deze zou het worden. Dus ik ging naar de kassa met mijn ene appelsien – goedkoop dat die hier zijn. Ik wilde de mijne haast een fooi geven, maar had helaas geen cash op zak.

De week die volgde was magisch. Thuisgekomen douchten we samen – voor de veiligheid, alle pesticiden eraf. Met haar testte ik alle standen van mijn douchekop uit. En jawel, ik gaf haar een verlegen eerste kus, daar en dan. Ik moet zeggen, voor een allereerste kus was het niet mis. De koelte van haar inborst in de stomend warme douche deed me huiveren – op de goede manier. Ze morste op mijn kin, enthousiast als ze was. Ik morste terug. Het water zou die zorg alvast wegspoelen. Het enige waaraan wij nog wilden denken, was de nakende nacht.

Al op onze eerste avond samen legde ik Appelsien – zo had ik haar teder genoemd – naast mij te bed op dat extra kussen dat ik altijd op voorraad heb ingeval er ooit iemand met mij naar huis zou durven gaan. Appelsien en ik beleefden de beste nacht die ik me kon inbeelden. Ik plaatste mijn armen voorzichtig om haar heen en zo sliepen we alle zorgen weg. En ik glimlachte terwijl ik sliep, naar de eenzaamheid en zij glimlachte niet terug en ik glimlachte nog harder. En toen werd ik wakker. Een nieuwe werkdag was aangebroken. Appelsien keek op me toe vanop de rand van mijn bureau terwijl ik meer leerstof in me opnam dan ooit tevoren. Zo verging het me elke dag van de hele week. Voorwaar, ik was gelukkig. 

Tegen het einde van de week was ons hoogtepunt voorbij. Al wat er Appelsien restte, was een papperig, rottend hart. Mijn bijzijn had haar gecorrumpeerd, dat kon niet anders. Was ik geen relatiemens? De wens die ze me vertelde op haar sterfbed verraste me: ze wilde uitgekleed worden. En nee, vervolgens niet gecremeerd. Mijn hele familie keek toe hoe ik haar van haar prachtige schil ontdeed. Ze wilde vliegen, dat deed haar denken aan haar jeugd. Dus ze vloog. Ik gooide haar vanop mijn balkon zo hoog en ver als ik kon. Oh, mijn Icaraatje. Ik ging haar missen. Ze was die 41 cent ten volle waard geweest. Morgen ga ik terug naar de supermarkt en ik koop ik mezelf een nieuwe. Een verse sinaasappel.