dwars slijpt het virtuele fileermes en gaat langs de graat van boeken, films, series, games, muziek, theater, haarproducten en rubberen eendjes. Deze keer was de beurt aan Einde van de politiek? Over populisme, democratie en staatsgeweld, een bundel essays onder redactie van Marcel Poorthuis en Joachim Duyndam.
Men kan het feit dat de politiek in sneltreinvaart verandert niet onder stoelen of banken steken. Populisme wint in een groot aantal Europese landen aan aanhang, nieuwe vormen van media leiden tot een geheel nieuwe manier van meningsuiting en campagnevoeren, en de toenemende polarisatie heeft ervoor gezorgd dat menig regering pas na maanden gevormd kan worden. Met man en macht schotelt een massa opiniemakers ons column na column voor, over hoe goed en slecht deze veranderingen wel niet zijn. Deze bundel, geschreven door filosofen en theologen, pretendeert het niet beter te weten dan anderen. In de vorm van essays wordt getracht de hedendaagse problemen te duiden, door het werk van gerenommeerde politieke filosofen en andere grote denkers toe te passen op de huidige situatie.
Deze filosofische insteek heeft ook implicaties voor de leesbaarheid van het boek. Veruit de meeste essays zijn erg goed te volgen, maar een filosoof wordt maar zelden verweten van een te korte uitleg of een slecht onderbouwde theorie. Logisch gevolg is dat dit niet zomaar een boek is dat je naast je smos tijdens de lunch even openslaat: uw nederig redacteur heeft zich van menig potloodstreep en Wikipedia-pagina moeten bedienen om zich niet te verliezen in de relazen over het belang van resonantie in de politiek en de verdwijning van de bereidheid zich op te offeren voor de natiestaat. Dit getuigt ook gelijk van de allure van het boek: hoewel het niet het vlotst lezende boek is, zijn de onderwerpen zo interessant dat je toch blijft lezen.
Aan de basis van alle essays staat minstens één van de gebreken van de huidige politiek. Grofweg zijn de tien essays verdeeld in drie onderwerpen: ‘Populisme, Democratie en Neoliberalisme’, ‘De staat als Leviathan’ en ‘Rondom Carl Schmitt’. Vooral dat laatste deel vereist enige uitleg: de bundel essays is bedoeld als hommage aan Theo de Wit, een van Nederlands meest invloedrijke politieke filosofen. Aanleiding van deze essaybundel is dan ook zijn afscheid als hoogleraar aan Tilburg University. Als slotstuk van dit boek heeft de Wit hoogstpersoonlijk een bijdrage gedaan, in de vorm van een afsluitende essay.
Het eerste deel bevat vier essays die de gronden van het populisme beschouwen. Waar het boek nog wat traag uit de startblokken komt en, mede dankzij de bijdrage van Joachim Duyndam, een esoterisch werk voor de grootste denkers lijkt te worden, wordt het gelukkig al snel behapbaarder voor de gemiddelde toogfilosoof. Vooral het laatste stuk, geschreven door Marcel Poorthuis, spreekt tot de verbeelding. Poorthuis schrijft over authentiek en moreel leiderschap, in een tijd waarin de scheidslijn tussen politicus en manager alsmaar kleiner wordt. Vooral het deel over het paradoxale karakter van populisme is zeker de moeite waard. Aan de ene kant propageert de populist dat ‘de stem van het volk’ leidend moet zijn, maar aan de andere bouwt deze, meer dan welke andere partijpoliticus, een persoonscultus om zich heen.
Deel twee vertrekt vanaf de filosofie van Thomas Hobbes en begint onmiddellijk stevig met een essay van Bert Van Roermond. Zonder gedegen kennis van Hobbes en Hannah Arendt kan men dit stuk dan ook beter links laten liggen. Ad Van Houwelingen weet over dit onderwerp toch op een duidelijke manier te schrijven. In zijn essay wordt helder uiteengezet hoe ‘het einde van de geschiedenis’, zoals Fukuyama die na de val van de Berlijnse muur voorspeld had, vooralsnog niet in zicht is. Van Houwelingen brengt dat in verband met het neoliberalisme, en eindigt met het hoopvolle, zo niet enigszins revolutionaire nataliteitsbegrip: de belofte van ‘een nieuw begin’ in de politiek. Het laatste essay in dit deel is een vreemde eend in de bijt, maar misschien daarom ook wel een van de leukste: Laurens ten Kates uiteenzetting over politiek en ‘resonantie’. Zijn theorie belichaamt vooral het feit dat met ‘resoneren’, waarbij we niet alleen zelf ons geluid naar voren brengen, maar ook getransformeerd worden door dat van anderen, de huidige politiek fundamenteel kunnen veranderen.
Het laatste deel is geschreven rondom de ideeën van Carl Schmitt, die vooral schreef over de natiestaat, wij-zij-denken en soevereiniteit. Laetitia Houben luidt dit hoofdstuk nogal benauwend in met een stuk over de grondeloosheid van de democratische rechtsstaat. Noodwetgeving, waarbij er in uitzonderlijke situaties hardhandige wetten worden aangenomen die vervolgens steevast in het wetboek blijven staan, zijn een grote bedreiging, aldus Houben. Hierna snijdt Marin Terpstra het uiterst interessante onderwerp van het mensenoffer voor de staat aan. Naar het schijnt zien weinig verwende millennials het nog zitten om zich op te offeren voor hun land. Terpstra bouwt dit op zeer mooie wijze uit tot het verdwijnen van idealen en de mens als hersenloze consument, een nogal dystopische, maar toch geloofwaardige voorstelling.
Het boek sluit af met het langste, en daarmee ook gelijk het mooiste essay van de hele bundel: die van Theo de Wit zelf. De terugkeer van het patriottisme en nationalisme in Europa wordt op geweldige wijze toegelicht. Niet denigrerend, niet verheerlijkend, maar louter beschouwend. Er wordt soms lichtjes gerefereerd aan een voorgaande essay, waardoor het boek echt tot een volwaardige bundel uitgroeit. De Wit praat niet over een ideaalbeeld van een wereld zonder landen à la John Lennon, maar met begrip voor de natiestaat. Sterker nog, daar is een behoefte aan! Pas als het patriottisme afglijdt naar nationalisme, waarin diepere vormen van loyaliteit worden ‘gefabriceerd’, gaan we écht de verkeerde kant op. Het is erg verfrissend om een kritiek op huidige tendensen in de politiek te lezen, zonder dat daarvoor meteen een kant-en-klare linkse of rechtse oplossing gedicteerd wordt.
Een algemene beoordeling geven aan dit boek is uitermate lastig, omdat het zo ontzettend gevarieerd is. Dit boek is zeker aan te raden voor de politiek-filosofisch onderlegden onder ons; enige voorkennis is een pre. Niet alleen thematisch, maar ook pragmatisch verschillen de essays enorm: waar het ene essay een duidelijke uiteenzetting van een duidelijk herkenbaar probleem is, is het ander conceptueel en theoretisch. Toch zou iedereen die zich zorgen maakt om de tendensen in de West-Europese politiek en niet terugdeinst voor wat filosofische vakjargon, zich aangesproken mogen voelen door dit boek.
Technische informatie:
ISBN: 9789463402620 - €19,90 - 208 pag. - Uitgeverij DAMON
- Login om te reageren