studenten stemmen Groen

11/02/2018

Is de student links georiënteerd? Zijn mannelijke studenten meer geïnteresseerd in politiek dan hun vrouwelijke collega’s? En halen studenten hun politieke informatie alleen nog maar van sociale media?

We hielden 831 studenten de vinger aan de politieke pols en gingen na welke (clichématige) stellingen hout snijden en welke eerder larie en apekool zijn. Professor Politieke Wetenschappen Peter Van Aelst voorziet professionele duiding.

 

de enquête: wie wat hoe?

Met de gemeenteraadsverkiezingen in het vooruitzicht, stelde de redactie een enquête samen die peilde naar verschillende politieke topics. Het doelpubliek? De immer ijverige student, die naast lesvoorbereidingen en feestjes gelukkig de tijd vond om onze vragenlijst in te vullen. Onze respondenten zijn tussen 16 en 26 jaar oud, al bevinden de meesten (64%) zich in de leeftijdscategorie van 20 tot 23 jaar, waardoor de bevindingen voornamelijk op hen van toepassing zijn. Bovendien meent het merendeel (66%) dat ze redelijk tot zeer geïnteresseerd zijn in politiek, hetgeen impliceert dat onze resultaten vooral ‘politiek geïnteresseerde studenten’ betreft. Dat grote aantal politiek geïnteresseerden is niet opmerkelijk als je nagaat dat deze studenten bereid waren onze enquête in te vullen. De enquête werd geopend in september 2017 en afgesloten in januari 2018.

de student als linkse rakker?

'Wie op zijn twintigste niet links stemt, heeft geen hart en wie op zijn veertigste niet rechts stemt, heeft geen verstand.' Het mag dan een boutade zijn, professor Van Aelst benadrukt evenwel dat het leeftijdseffect zeker een rol speelt wanneer mensen gevraagd worden om zich algemeen links of rechts op het spectrum te situeren. De politieke voorkeur van onze respondenten kan met andere woorden gedeeltelijk toegewezen worden aan de leeftijdscategorie waarin ze zich bevinden. Dat uit onze vragenlijst blijkt dat meer dan 29 procent van onze deelnemers 'algemeen gematigd links' aanduidt en 18,5 procent van de deelnemers zich ‘algemeen overtuigd links’ noemt, verbaast de professor dus niet. “Dat is bij hoger geschoolde jongeren een traditioneel beeld van hoe de verdeling zit. Enkele decennia geleden was dat nog meer uitgesproken.”

Dat neemt niet weg dat 1 op 5 van de deelnemers aangeeft gematigd rechts te zijn. “Het is een algemene trend in de maatschappij dat linkse partijen het wat moeilijker hebben. De enquête beschikt niet over de cijfers om hierover al te sterke uitspraken te doen, maar een mogelijke verklaring is dat links het moeilijk heeft met uitdagingen zoals migratie en integratie.”

Belangrijk is dat als we hierboven spreken over links en rechts, het een algemene positionering betreft zonder onderscheid van de verschillende domeinen van het maatschappelijke leven, met andere woorden zonder een onderscheid te maken tussen sociaal-cultureel en economisch links en rechts. Het is dan ook opvallend dat zelfs in een anonieme enquête 11,7 procent van de respondenten zich niet wilde uitspreken over hun plaats op het politieke spectrum. Ze zijn misschien links als het gaat over gezondheid en werk, maar eerder rechts op het vlak van migratie. Bovendien zou opgeworpen kunnen worden dat het onderscheid tussen links en rechts achterhaald is, omdat kiezers vaak in diverse partijen hun gading vinden en hun politieke voorkeur vaak afhankelijk is van het niveau waarop gestemd wordt. In de literatuur wordt gesproken van split ticket voting, wat impliceert dat kiezers voor de diverse niveaus op andere partijen stemmen en dus niet meer thuishoren bij één partij. 

 

de student als groene stemgerechtigde?

Op welke partij zullen onze studenten stemmen wanneer ze op 14 oktober in de rij staan in het gemeentehuis, de sporthal of kleuterschool? Iets meer dan 13,5 procent van de deelnemers geeft aan voor N-VA te kiezen en 11,7 procent voor Open VLD. Telkens minder dan 7 procent van de deelnemers stemt op CD&V, Vlaams Belang en PVDA* (respectievelijk 6,7, 2,3 en 6,5%).

Groen is de favoriet onder onze respondenten: iets minder dan 30 procent van onze studenten zou bij die partij een bolletje aanklikken of inkleuren. Als we de politieke interesse, leeftijd en overwegend linkse oriëntering van onze respondenten in acht nemen, vindt professor Van Aelst deze cijfers niet al te verwonderlijk. De discrepantie tussen Groen en sp.a (2,2%) vindt hij echter frappant. “Jonge linkse stemmers lijken de verantwoordelijke rol nu volledig bij Groen te leggen.”

 

Hoe het komt dat Groen zo goed scoort bij een jong publiek en vooral zoveel beter doet dan sp.a? Professor Van Aelst: “Dat valt deels te wijten aan de tijdsgeest: ook nationaal zou Groen sp.a overvleugelen en waar iemand op nationaal niveau staat, bepaalt ook wat hij op lokaal niveau stemt. Anderzijds zijn er mensen die nationaal niet, maar lokaal wel op Groen stemmen, vooral wegens de vaak lokaal georiënteerde thema’s die de partij aansnijdt. Je moet bijvoorbeeld geen aanhanger van Groen zijn om te weten dat fietsen in de stad gevaarlijk is. Vermoedelijk hebben jullie een overwegend stedelijk studentenpubliek bereikt, dat thema’s als mobiliteit, luchtkwaliteit en fietsen belangrijk vindt. Tel daar de fietsongelukken van afgelopen najaar bij, toen de enquête werd afgenomen, en je hebt een mogelijke verklaring voor de suprematie van Groen.”

 

de student als doemdenker?

Onze studenten kunnen dan wel aangeven welke partij hun voorkeur wegdraagt, maar hebben ze ook vertrouwen in het hele politieke systeem? Slechts 3,2 procent van onze deelnemers schenkt zijn volle geloof, 30,8 procent voegt daar een ‘ja, maar’ aan toe. Hiermee overstemt het optimisme de pessimistische stemmen. Al staan studenten vooral (42,4%) neutraal ten opzichte van het hele gebeuren.

De jongeren die overtuigd rechts stemmen blijken het grootste politieke wantrouwen te hebben (9,3%). Tegelijkertijd is er aan deze politieke zijde ook het grootste percentage vertrouwen aanwezig (9,3%). Dat laatste is opmerkelijk, vindt professor Van Aelst. De aanhangers van de overtuigde rechtse zijde staan er immers om bekend een laag vertrouwen in de politiek te hebben. Dat ook het omgekeerde hier waargenomen wordt, wijt de professor aan de sterke positie van de rechtse partijen in de regering.

De mate van politiek vertrouwen wordt ongetwijfeld beïnvloed door het beeld dat we over onze politici hebben. Bestempelen onze respondenten ze als fervente workaholics of eerder als zakkenvullers? Een meerderheid van 61 procent vindt dat politici hard moeten werken, terwijl zo’n 34 procent stelt dat ze niet harder moeten werken dan de doorsnee Belg.

 

de man als politieke betweter?

Vooral vrouwen geven aan onvoldoende op de hoogte te zijn van politieke gebeurtenissen. “Dat ligt in lijn met algemene bevindingen”, weet professor Van Aelst. “Objectieve kennistesten lijken op het eerste gezicht deze subjectieve zelfinschatting te bevestigen, want mannen scoren beter dan vrouwen als hen bijvoorbeeld gevraagd wordt hoeveel leden in het parlement zetelen. Daarbij zijn echter twee factoren van belang. Enerzijds scoren mannen beter omdat ze zich meer lijken te interesseren voor politiek dan vrouwen. Een mogelijke verklaring voor die grotere interesse is dat er meer mannen deelnemen aan het politieke spel, waardoor vrouwen zich minder kunnen identificeren. Anderzijds scoren vrouwen lager op objectieve kennistesten omdat ze gemakkelijker ‘Ik weet het niet’ aankruisen dan mannen. Die laatsten zullen sneller gokken en dat draait positief uit.” Of mannen dan effectief meer over politiek weten? “In ieder geval denken ze van wel, maar de werkelijke kennis van mannen en vrouwen ligt dicht bij elkaar.”

 

sociale media als belangrijkste politieke informatiebron?

Nu de smartphone en sociale media een belangrijk deel uitmaken van onze dag, zou het niet opmerkelijk zijn dat onze deelnemers hun politieke nieuws langs nieuwe kanalen vernemen. Facebook scoort inderdaad hoog: 24 procent van de deelnemers geeft in een meerkeuzevraag aan ook dit platform als politieke nieuwsbron te gebruiken. Facebook staat daarmee in de rangorde op de tweede plaats. Het is de krant, al dan niet in digitale vorm, die bij onze deelnemers de meest gebruikte vorm van politieke nieuwsgaring uitmaakt (27%). Bovendien bekleedt de traditionele nieuwsuitzending de derde plaats, niet ver achter Facebook. De radio, Twitter en YouTube hinken achterop als bronnen voor politiek nieuws.

“Dat jongeren de (digitale) krant raadplegen, ligt nog in de lijn der verwachtingen omdat het medium zo ingeburgerd is", zegt professor Van Aelst, “Bovendien moet iemand niet per se over een abonnement beschikken om de krant te kunnen raadplegen. Het is vooral straf dat nieuwsuitzendingen (22%) nog zo hoog scoren bij jongeren voor politieke nieuwsgaring. Vermoedelijk zal dat aantal dalen, omdat het nieuws in steeds minder huishoudens zal opstaan. Ik keek naar het nieuws omdat mijn ouders zich voor de televisie plaatsten. Mijn zoon van 15 kijkt niet meer en dat komt deels omdat ik het nieuws niet meer opzet, want ik heb het meeste nieuws al in de loop van de dag meegekregen.” 

Bij Facebook als bron voor politiek nieuws moet overigens een belangrijke nuance geplaatst worden, geeft professor Van Aelst aan. “De uitdaging voor onderzoekers wordt uitzoeken wat ‘politiek nieuws van Facebook halen’ precies inhoudt. Verstaan we hieronder voornamelijk het delen van klassieke nieuwsberichten op pagina’s en onder vrienden, of spreken we ook van actiegroepen of alternatieve media zoals Apache die met eigen verhalen komen? Vermoedelijk zal het in Vlaanderen vooral om dat eerste gaan.”

 

de student als politieke egoïst?

Waar zouden politici volgens onze studenten aan moeten werken? We selecteerden enkele topics waaruit onze deelnemers meerdere konden aankruisen. Telkens meer dan 80 procent van de studenten vindt dat politici bezig moeten zijn met onderwijs, de toekomst van jongeren en de gezondheidszorg. “Jongeren blijken dus vooral de eigen thema’s eerst te plaatsen”, analyseert Van Aelst. “Onderwijs, toekomst van jongeren en gezondheidszorg zijn op die manier consensusthema’s: studenten vinden ze belangrijk, ongeacht de partij waarop ze zouden stemmen.”

Ook ecologie is een thema dat bij studenten hoog scoort: 84 procent van de studenten geeft aan dat politici hieraan zouden moeten werken. “Als de meerderheid van de deelnemers in de enquête aangeeft voor Groen te stemmen, is dat enigszins logisch. Maar ecologie is geen consensusthema: de studenten die op N-VA (63%) zouden stemmen, kruisen het thema minder aan dan studenten die voor Open VLD (86%) zouden kiezen.”

Als er consensusthema’s zijn die jongeren onderscheiden van andere electorale groepen, dan moeten er ook thema’s bestaan die partijen onderscheiden van elkaar. Statements als ‘gelijke kansen voor iedereen’ en ‘Belgen eerst’ hebben een vaste plaats in dergelijke links-rechtsthema’s. 98,1 procent van de respondenten die zeggen op PVDA* te stemmen, vinden dat eerste statement van groot belang. Het hoeft dan ook niet te verbazen dat deze partij quasi alleenheerser is op dat vlak. Als de studenten het eigen volk eerst zetten, geven ze hun stem aan Vlaams Belang (78,9%) of N-VA (54,1%). Respondenten die op deze partijen stemmen, vinden bovendien de banden met Europa minder belangrijk (respectievelijk 15,8% en 40,5%) dan de overige studenten.

 

stemmen: yay or nay?

Wat als de opkomstplicht afgeschaft wordt en er morgen verkiezingen plaatsvinden, vertrekken onze deelnemers dan naar het stemhokje of blijven ze thuis? 8 op de 10 studenten geeft aan toch te gaan stemmen, waaruit we durven besluiten dat het plichtsbesef van jongeren groot blijft. Professor Van Aelst: “Gaan stemmen is in ons land eerder de norm. Je kan zeggen dat het een stukje gewoonte is. De media focussen ook sterk op verkiezingen en werken volop mee aan het maken van stemtesten. Bovendien is de enquête afgenomen bij studenten met veel politieke interesse.”

Tot de kleine groep die zegt te twijfelen om niet te gaan stemmen, behoren vooral middelbare scholieren van 16 en 17 jaar. Als we hen vragen waarom ze hun stem niet zouden uitbrengen, antwoordt de meerderheid dat ze te weinig kennis bezitten over het politieke systeem en de partijen.

 

nuance als sleutel

We kunnen besluiten uit onze onlinebevraging dat studenten overwegend Groen stemmen, en dat voornamelijk ten koste van sp.a. Allemaal goed en wel, dat we nu een beeld kunnen schetsen van het stemgedrag van jongeren. Maar hoe zeker zijn zij zelf van hun antwoorden? Verwachten ze dat hun stemgedrag nog kan veranderen? Net iets meer dan 1 op 4 van de deelnemende studenten zegt zijn stemkeuze niet meer te veranderen tussen het invullen van onze enquête en komende verkiezingen in oktober. Deze stemvaste deelnemers scharen zich voornamelijk achter Groen (26,1%) en N-VA (21,8%). 

Onze 831 deelnemers bleken vooral algemeen linksgeoriënteerde studenten hoger onderwijs die aangeven geïnteresseerd te zijn in politiek. Verder kunnen we besluiten dat deze groep vooral de thema’s die hen aanbelangen belangrijk vinden. Dat de mannelijke studenten van zichzelf denken dat ze goed op de hoogte zijn van de politieke actualiteit. Dat de aan sociale media verknochte student de traditionele nieuwsmedia als de krant en nieuwsuitzendingen nog altijd een belangrijke politieke informatiebron vinden. En een ding is zeker: als het morgen verkiezingen zijn, maar niemand hoeft te komen, dan zullen toch heel wat van onze studenten het stemhokje bezoeken.

* DISCLAIMER:
Bij het opstellen van de enquête werd de keuzemogelijkheid 'PVDA' jammerlijk over het hoofd gezien. Door de mogelijkheid om als respondent een andere partij op te geven dan de opgegeven meerkeuze, gaven toch 6,5 procent van studenten aan hun stem aan de PVDA te geven.