white supremacy

Bierman

19/10/2020

De pastor en het bier, er is geen duo dat meer onafscheidelijk is. Als pastorale superheld schrijft Gert Van Langendonck ons met zijn geestelijk vernuft op weg naar de beste smaken in het bierlandschap. Prosit!   

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: de titel van deze Bierman verwijst niet naar de biersmoelen en beulskoppen die vandaag met gestrekte muisarm hun haatberichten verzenden, in een wat gênante poging om de mythe van hun voortreffelijkheid in stand te houden terwijl iedereen weet dat die al lang elders is ingetrokken. Of misschien wel, op een bepaalde manier. Want zijn wij er Belgen niet allemaal stiekem van overtuigd dat de centrale as van de bierwereld door het Waalse dorpje Jupille loopt en dat diezelfde wereld tot tranen toe bewogen wordt bij het horen van onze naam? “Eén volk, één land, één bier”, zo zou Bierman dit gevoel lapidair kunnen uitdrukken, wat inderdaad niet in tegenspraak hoeft te zijn met drie gewesten, zes parlementen en drieduizend bieren. Zolang er maar een koning is om alles te regeren. 

Maar iedereen die niet noodzakelijk dat Belgische perspectief deelt (Bierman denkt dan bijvoorbeeld aan alle niet-Belgen), weet natuurlijk dat er maar twee echte koningen zijn in Europa. De eerste is de Zwarte Koning die luistert naar de naam Guinness. Over dat bier zal Bierman het later met veel genoegen nog hebben, maar voorlopig is het voldoende om op te merken dat dat bier even zwart ziet als de ziel van een White Supremacist en gekroond wordt door een hapklare romige schuimkraag waarvoor de term likkebaarden is uitgevonden. 

Wat Bierman uiteindelijk tot de sleutelvraag van zijn betoog brengt. Wat is écht wit en superieur aan al het andere? Het antwoord is natuurlijk Pilsner Urquell, de Witte Koning van Europa. In 1842, een wat vreemde tijd waarin gist en bacteriën nog machtiger waren dan virussen, werd in het onooglijke Tsjechische stadje Pilsen voor het eerst een helder blond bier van lage gisting ontworpen (op lage temperatuur en onderaan het brouwsel). Uitvinder van dienst was de briljante Duitser Josef Groll die daarmee de rechtstreekse inspiratiebron ("Urquelle" in 't schoon Duits) werd voor twee derde van alle bieren in de wereld.  

Tientallen kilometers mergelgrotten werden uitgehouwen onder de stad om de vaten op lage temperatuur te kunnen laten gisten en bovengronds verscheen een indrukwekkende brouwsite met eigen mouterij, brouwschip en iconische toegangspoort. Ook dit bier draagt een kroon in de vorm van een dikke laag schuim dat weerstand biedt bij het toehappen. Vers van de tap, of beter nog vers van een ambachtelijk gebrouwen vat bij een ondergronds brouwerijbezoek — de conclusie kan eigenlijk niet anders zijn dan dat er 180 jaar later nog steeds maar één enkele pils bestaat in de wereld. Wie ooit één keer in het leven écht Urquell gesmaakt heeft, voelt enkel nog plaatsvervangende schaamte wanneer adepten van pakweg Stella, Heineken of Bud elkaar trachten te overtroeven. Boven dit alles verheven bestaat Urquell, de onbewogen beweger van alle Pilseners, die zichzelf uitput door simpelweg te bestaan. Zoals het een ware koning betaamt.