Vaarwel dagboek, welkom Facebook

Dossier internet: internetprivacy
07/03/2010

‘Privacy is iets uit het verleden’, stelde Mark Zuckerberg onlangs. Als oprichter van het populaire Facebook kan hij moeilijk anders beweren. Op een netwerksite waar vakantiefoto’s en caféfilmpjes schering en inslag zijn, is het inderdaad moeilijk om de eigen identiteit af te schermen. Toch wordt Facebook ook door zijn gebruikers nauwlettend in het oog gehouden als het om privacyinstellingen gaat. Een vleugje voyeurisme versoepelt de invulling die we aan het begrip ‘privacy’ geven, maar een betekenisloos concept is het nog niet.

De mogelijkheid om te controleren welke informatie we over onszelf blootgeven en wie daar toegang tot krijgt, is al lang geen evidentie meer. Het internet beschikt over tricks and tools die onze gecodeerde gegevens in een handomdraai leesbaar maken en subtiel doorspelen aan derden. Dat coderen is zelfs al geen constante meer; soms staan we zelf met een (reeds) aangevinkt vakje gewillig toe dat onze informatie voor latere, al dan niet commerciële doeleinden wordt gebruikt. Voor wat hoort wat natuurlijk: wil je meedoen aan een wedstrijd om een verre reis te winnen, dan moet je toestaan dat de luchtvaartmaatschappij in kwestie je wekelijks haar kleurrijke nieuwsbrief verstuurt. Maar een gespamde mailbox lijkt nog het minste van onze zorgen; veel verontrustender wordt het als blijkt dat onbekenden heel wat meer over je weten dan je zelf dacht. Waar we vroeger teleurgesteld vaststelden dat onze eigen naam maar weinig vruchtbaar was als zoekterm, levert Google vandaag een pak meer hits op dan we soms zouden willen. Handig voor je toekomstige werkgever; die pluist meteen uit welke sollicitant het meest vlekkeloze profiel heeft. Over profielen gesproken, sinds de komst van Facebook en andere sociale netwerksites, kent de vergaarbak aan leuke wist-je-datjes ongekende proporties. Naarmate het diploma in zicht komt, kiezen veel studenten er dan ook voor om feestfoto’s en ander mogelijk gênant materiaal wijselijk uit de publieke sfeer te houden.

 

Punten verzamelen

Dat recruiters hun nieuwsgierigheid botvieren op het web, is een evolutie die ook HR-adviseur Bieke Van Gool niet is ontgaan. Reden om massaal onze toevlucht te zoeken tot de Suicide Machine om komaf te maken met ongewenste digitale sporen? “Helemaal niet”, zegt Van Gool. “Alles hangt af van de manier waarop men zich online profileert. Aanwezigheid op internet kan inderdaad nefaste gevolgen hebben wanneer mensen zich van hun minst flatterende kant laten zien, maar kan mits wat zorgvuldigheid ook positief uitdraaien omdat het blijk geeft van sociale vaardigheden. Bovendien is ook de ingesteldheid van de recruiter zelf bepalend.” Veel hangt ook af van de functie waarvoor je je kandidaat stelt. Iemand die gaat solliciteren bij een evenementenbureau mag dus best trots zijn op zijn wilde partyfoto's – liefst met lint – maar voor 'strak in het pak'-beroepen is voorzichtigheid allicht geboden.

 

Vrij van doemscenario's is de discussie over internetprivacy dus nog niet. Maar is die ongerustheid wel terecht? Ondervinden we écht concrete nadelen van de grote hoeveelheid aan eigen informatie op het net? Tenslotte geldt de verminderde privacy voor iedereen en zijn we dus ook op het web maar één van de zovelen. Bovendien levert het circuleren van onze persoonlijke informatie soms meer op dan we zelf denken. Gedaan met irrelevante reclamemails: na enkele aankopen op internet krijg je alleen nog maar gepersonaliseerde publiciteit. Log je met je Facebookaccount in op Amazon.com, dan stemt de site haar aanbod meteen af op jouw interesses. Misschien wat onwezenlijk, maar in elk geval uiterst handig. Winkelketens willen deze methode van direct marketing binnen afzienbare tijd ook toepassen op hun papieren folders en hun klanten aangepaste versies opsturen om overbodige kosten te vermijden. Of dacht je dat jouw klantenkaartje enkel diende om punten te verzamelen?

 

Dat een digitale identiteit heel wat meer voordelen kan opleveren dan we soms denken, wordt in het privacydebat geregeld verdrongen door een waslijst aan Facebookbloopers en andere sociale horror-verhalen. Voor een genuanceerde mening werd dwars snel friends met Michaël Opgenhaffen, docent Nieuwe Media aan de Lessius Hogeschool. Deze relativeert de over het algemeen bijzonder kritische berichtgeving rond Facebook: “Als het al over privacy gaat, dan gaat het meestal om non-nieuws, genre 'vrouw betrapt man op overspel via Facebook'. In ruil voor het (vrijwillig) opgeven van een zekere hoeveelheid privacy kan je echter een potentieel oneindig aantal nieuwe vrienden ontmoeten. Het internet is per definitie een sociaal medium, maar hoeft daarom niet oncontroleerbaar te zijn. Mensen vergeten dan ook vaak dat je op de meeste netwerksites je privacy-settings zo kan boetseren dat je exact kiest wie wat ziet.”

 

Hippe moeders en doemscenario's

Opgenhaffen ziet wel een generatiekloof opduiken in de gevoeligheid voor deze issues: “Als ik aan mijn ouders vertel dat ik enkele foto’s van mijn kinderen op Facebook heb geplaatst, dan vinden die dat verschrikkelijk, terwijl ik dat de normaalste zaak van de wereld vind. Tieners gooien hun persoonlijke informatie met nog minder bedenkingen te grabbel, hoewel de vrolijke kolonisatie van familieleden op middelbare leeftijd (i.e. ouders, tantes, ooms) op onder meer Facebook hen wél zorgen lijkt te baren. Zo blijkt nog maar eens dat niets lang hip blijft als je ouders het ook leuk vinden.”

 

Toch erkent ook Opgenhaffen dat we de echte problemen niet mogen minimaliseren: “Waar rook is, is vuur en verhalen over ontslagen, gebroken relaties en misbruik van foto's zijn niet uit de lucht gegrepen. Doemscenario's zoals deze geschetst door Cory Doctorow in zijn boek ‘Little Brother’ zijn stof tot nadenken. Doctorow vertelt het fictieve verhaal van enkele Amerikaanse jongeren die de verantwoordelijkheid voor een terroristische aanslag in de schoenen geschoven krijgen en vervolgens gevolgd worden via alle technische apparaten die ze dagelijks gebruiken. De jongens kiezen er echter voor om met dezelfde wapens terug te vechten. De term baseerde Doctorow op het befaamde boek ‘1984’ van George Orwell. Hoewel ‘Big Brother’ bij de meesten onder ons meteen herinneringen oproept aan Betty en/of dwergen, werd de term oorspronkelijk bedacht door George Orwell in zijn boek ‘1984’ en stond ze voor een totalitair overheidsorgaan dat haar burgers indoctrineert, terroriseert en bespioneert. Het boek, geschreven in 1948, was visionair, toch hebben de jaren ’80 ons gelukkig niet veel meer onheilspellends gebracht dan joggingbroeken, heavy metal kapsels en Earth, Wind and Fire. Velen twijfelen er echter aan dat de recente technologische ontwikkelingen even onschadelijk zullen blijken...”

 

Waar privacy vroeger haast gelijkstond met volledige anonimiteit in het openbare leven, gaan we vandaag de dag dus heel wat flexibeler om met het delen van onze identiteitsgegevens. Toch blijft de onzichtbare grens van onze intimate bubble bestaan, ook op het internet, en tolereren we geen al te verregaande inbreuken op ons privéleven. De eerbiediging ervan is en blijft niet voor niets een onmisbaar grondrecht. Dat het tevens voer is voor heftige discussies aan de toog, kan ons offline leven er alleen maar interessanter op maken.