Persbericht — De hoveniersafdeling van Universiteit Antwerpen heeft op 8 mei jl. een rechtszaak aangespannen tegen een tweeëndertig jaar oude Salix pentandra, woonachtig aan het voetpad aan de ingang van het R-blok van de Stadscampus. De laurierwilg in kwestie werd gedagvaard nadat er meerdere keren aangifte was gedaan van overlast; de boom zou zich aan verschillende vergrijpen schuldig hebben gemaakt. Hieronder leest u een kort verslag van het proces dat zich maandagochtend 23 mei voltrok in het Gerechtsgebouw te Antwerpen.
Om 8.15u stipt opende civiel rechter H. Castagne de rechtbank, om een langgerekte zitting te ontkiemen. De verdachte, Wil G., werd opgeroepen te gaan staan en aan te horen welke aanklachten hem ten laste werden gelegd: de tweeëndertigjarige G. zou zich schuldig gemaakt hebben aan het sluikstorten van meerdere kilo’s dode bladeren, torenhoge schulden hebben na het jarenlang systematisch ontwijken van de ficus, verduistering (vooral in de zomermaanden) en meerdere cederdelicten, waaronder het zich ontdoen van de bast in de openbare ruimte. Aan de veelal ja-knikkende hoofden in het publiek was te zien dat G. zich niet bepaald populier had gemaakt bij de omwonenden. Een plaatselijke hovenier zou na de rechtszaak opmerken: “Het is allemaal hetzelfde met die daar uit dat probleemplantsoen. Oplichters met hedge funds, struikrovers … die grond daar is werkelijk een voedingsbodem voor criminaliteit.”
Na het oplezen van de aanklacht leek G. zichtbaar aangedaan: het openbaar ministerie leek nogal wat voeten in de aarde te hebben. G. had van tevoren de schijn al tegen zich: de verdachte kwam nogal intimiderend over met zijn uit de kluiten gewassen gedaante, en ook zijn vader was al eens veroordeeld na een uit de hand gelopen potje sparren met een bevriende iep. Het had er toch alle indruk van dat de appel niet ver van de boom was gevallen, maar rechter Castagne verzekerde de rechtbank ervan, alvorens de getuigen op te roepen, dat diedetails niet meegenomen zouden worden in de beraadslaging. G. slaakte een zucht van verlichting: het vonnis zou slechts op de voor de hand liggende feiten geëikt worden.
Hierna riep de rechtbank de getuigen naar voren. De eerste getuige zette al gelijk de beuk erin: G. zou bepaald geen laatbloeier zijn geweest. Al op jonge leeftijd was hij een doorn in het oog van menig leraar en dwarsboomde hij zijn klasgenoten maar al te graag. De getuige, R. Dennemans, nam geen blad voor de mond en vond duidelijk dat het kwaad met wortel en tak moest worden uitgeroeid. Dennemans’ provocatie stuurde de verdediging volledig het bos in, waardoor het emotionele pleidooi van G.'s advocaten vol ad bominems en tu quercussen kwam te zitten. Er werd nog een tijdje hars tegen hars gedebatteerd, voordat de rechter zich door de verhitte gemoederen genoodzaakt voelde een enkel moment te schorsen.
Toch bleken de latere getuigen uit een ander hout te zijn gesneden. Eén ervan betoogde dat G. een gevalletje ruwe bolster, blanke pit zou zijn. G. zou eigenlijk afstammen van een nobel ras, maar jeugdtrauma’s hebben opgelopen toen een flink aantal van zijn jeugdvrienden tot zaagsel gereduceerd werd, wat zijn gedrag zou verklaren. In een latere getuigenis zou de verantwoordelijke hovenier, A. Eikman, de hand in eigen bloesem steken. Hij voegde er wel haastig aan toe dat zijn actie slechts op bevel was uitgevoerd. Na de onthulling ging de rechtbank in beraad, om nog eens goed door de geleverde bewijsstukken te bladeren. Tot die tijd zal G. nog op een houtje moeten bijten: het uiteindelijke vonnis wordt pas over een aantal weken geveld.
- Login om te reageren