stressalarm

een rondvraag bij de studenten en psychologen

19/02/2023

Universiteit Antwerpen plaatste dit academiejaar mindfulnesten in haar bibliotheken om haar studenten rust te bieden, een beslissing die op de Confessionspagina geridiculiseerd werd. Geluidsdichte cabines en studenten? Die worden nooit gebruikt voor mindfulness. Toch komt de beslissing van onze universiteit niet uit het niets. Waar elke student een eigen verhaal heeft, komen zaken als prestatiedruk, tijdsgebrek en nood aan hulp steeds terug. Ik sprak met studenten aan UAntwerpen: hoe is het met je? Hoe zit het met jouw stress en studiedruk? Welke rol speelt het studentenleven?

Alle namen van studenten zijn veranderd uit privacyoverwegingen.

 

De eerste fout bij het schrijven van dit artikel was misschien wel om het in december en januari te willen schrijven. Dé periode van stressuitbarstingen en paniekaanvallen. Het lijkt er wel op dat elke student me meewarig aankijkt zodra ik erover begin. Bachelorstudent Elias vertelt me vlakaf dat hij “te veel studiedruk voelt om zijn mening te geven over studiedruk”. Het is geen onlogisch antwoord: de blokperiode kan aanvoelen als een onophoudelijke stroom aan examens, deadlines en opdrachten die dringend ingediend moeten worden. Informele gesprekken met medestudenten wijzen allemaal die kant op: het is een trein die genadeloos doorraast.

Isabelle Vloeberghs en Marie-Yoleen De Vreese, beiden studentenpsychologen werkzaam aan UAntwerpen, herkennen dat. “Stress is een van de belangrijkste, maar ook een van de meest algemene aanmeldingsklachten. Bij bijna eender welk probleem waarmee studenten naar ons komen, wordt er stress ervaren”, zegt Vloeberghs. Dat heeft deels te maken met de studentenperiode. De Vreese: “De studentenperiode is een tijd met veel opportuniteiten en ontwikkelingen op een heel korte periode, van ongeveer achttien tot vier- of vijfentwintigjarige leeftijd. Op relatief korte tijd moet je veel doen en uitproberen. Die opportuniteiten zijn er op academisch vlak, maar ook daarnaast. Denk maar aan de hoeveelheid studenten die zich naast hun studies nog engageren voor verenigingen. Logischerwijs komt daar stress bij kijken.” Vloeberghs vult aan: “Er wordt veel verwacht van jullie:

je moet je studies vlotjes doorlopen en je moet op sociaal vlak sterk zijn. Daarbuiten moet je nog van alles ondernemen, werken, op een goede manier ontspannen, er goed uitzien... Die verwachtingen beginnen in het secundair onderwijs, maar zetten zich voort in het hoger onderwijs.” Deels kan dat gelinkt worden aan de individualistische maatschappij waarin we leven. “Je moet het allemaal zélf doen.” De Vreese knikt. “Die identiteitsontwikkeling op zich is al een stressfactor, maar onderschat de impact van het idee van de maakbaarheid van de mens niet. Dat idee impliceert namelijk dat we allemaal individueel verantwoordelijk zijn voor ons succes.”

Volgens de studentenpsychologen is de druk op studenten groter geworden. Dat heeft deels met de evoluties in het onderwijs te maken. “Ik denk dat het ex-cathedraonderwijs van vroeger minder veeleisend was voor studenten”, zegt Vloeberghs. “Er is nu een berg groepswerken en opdrachten bijgekomen, waardoor je meer werk hebt. Ook de manier van evalueren is anders: je moet op veel vlakken presteren. Daarnaast zijn de verwachtingen groot: onder andere van de thuiscontext, medestudenten, vrienden en van de maatschappij in het algemeen. Studenten zijn bang dat ze het niet zullen redden; de angst om de studie niet te halen is groot.” Hoewel de harde knip pas volgend academiejaar ingaat, maken de studentenpsychologen zich nu al zorgen over de impact. “We zijn bang dat de angst om het niet te halen zal verergeren, juist omdat het dan allemaal op nog kortere termijn zal moeten lukken. Op dit moment is het mogelijk om te beslissen om als student minder studiepunten op te nemen als het een moeilijke periode voor je is. Er zijn honderden redenen om je studies zo aan te pakken; dat wil niet zeggen dat je een slechte student bent. Dat zal dan niet zomaar gaan, waardoor we ons zorgen maken over een grotere uitval van studenten. Het zal een forse verandering zijn die extra studiedruk zal geven...”

 

van uitstelgedrag tot acute paniekaanvallen

Faalangst is volgens Vloeberghs en De Vreese een van de grootste factoren voor stress. Ze maken het verschil tussen actieve en passieve faalangst. “Actieve faalangst verwijst naar de studenten die altijd maar blijven studeren, geen pauzes nemen en alle details uit het hoofd leren. Zij nemen het risico dat ze crashen, ook al halen ze soms wel goede punten. Vaak is die crash fysiek: ze kennen hun grenzen niet of overschrijden ze”, legt Vloeberghs uit. Passieve faalangst is het tegenovergestelde. “Die studenten zijn even angstig, maar ze lopen ervan weg. Ze komen niet aan studeren toe en proberen enig contact met hun studie te vermijden. Dat zijn studenten die niet naar de les gaan, hun mails niet lezen, niet op het studentenportaal kijken. Het is akelig om te beginnen studeren omdat ze dan geconfronteerd worden met mogelijke examenvragen. Tegen het examen zijn ze onvoldoende voorbereid om nog te kunnen slagen.” De meeste studenten hebben een mengvorm. Een student kan bijvoorbeeld aanvankelijk alles uitstellen, wat op passieve faalangst wijst, maar later ontzettend hard beginnen blokken en een nachtje door doen. Het is dan omgeslagen in actieve faalangst.

“Er zijn veel studenten die het alsnog halen”, stipt De Vreese aan. “Daardoor worden die mechanismes in stand gehouden. Het blijft dan jarenlang een strategie, tot bijvoorbeeld de masterproef, omdat je dan over lange tijd gestaag moet werken. Een student heeft al gevolgen ondervonden op emotioneel vlak, maar omdat het altijd wel ‘gelukt’ is, voelen ze pas bij die masterproef dat het op die manier niet (meer) gaat.” Vloeberghs vult aan: “Passieve faalangst wordt vaak onderschat. Die studenten worden soms gezien als feestbeesten, studenten die gewoon geen zin hebben om te blokken, maar die onderliggende faalangst kan een ernstig probleem zijn en zware gevolgen hebben.” De Vreese: “Bij veel studenten merk ik een stuk schaamte. Passieve faalangst kan voor de buitenwereld op luiheid lijken. Het kan ook zijn dat ze het gevoel hebben dat, als ze het graag genoeg zouden willen, ze het wel zouden kunnen, maar zo werkt het niet.”

Bachelorstudente Irene herkent zich daarin. “Ik durf mijn allerbest niet te doen”, zegt ze. “Ik voel mij vreselijk als ik écht mijn best doe en dan alsnog faal, dat vind ik doodeng. Dat heeft ook veel invloed op mijn studie, zeker in combinatie met mijn perfectionisme.” Masterstudente Olivia getuigt iets gelijkaardigs: “Mijn faalangst heeft mij veel stress bezorgd, zeker in de bachelor. Het lijkt wel dat iedereen aan de universiteit en in het leven dat errond hangt constant kan presteren en continu het beste van zichzelf kan geven, maar dat tempo kon ik op den duur niet meer aan. Een paar jaar geleden ben ik er zelfs bijna door gecrasht. Het gaat nu beter dankzij professionele hulp en oude gewoontes afleren, maar ik heb het gevoel dat ik daardoor achterloop op mijn leeftijdsgenoten.”

 

tranen in de bachelor

Wat stressniveau betreft, lijkt er een verschil te zijn in de bachelor en de master. “Voor mij bracht de bachelor meer stress met zich mee”, zegt masterstudente Gitte. “De bachelor voelde voor mij aan als een toelatingstest, waardoor ik steeds het gevoel had dat ik moest bewijzen goed genoeg te zijn. Nu ik in de master zit, heb ik dat minder: mijn bachelordiploma heb ik, dus dat is een bewijs dat ik het wel kan.” Olivia meldt een gelijkaardige ervaring: “Ik voel me beter in mijn masteropleiding, maar dat is vooral omdat ik in de bachelor geleerd heb om met mijn stress en faalangst om te gaan. Ik zou niet zeggen dat mijn master gemakkelijker is of minder werk, eerder het tegenovergestelde.” Tegelijkertijd helpt een nauwer contact met professoren. Gitte: “Mijn proffen zijn nu meegaander dan in de bachelor. Als ik in de bachelor niet met een doktersbriefje kwam aanzetten, was ik meteen ongewettigd afwezig.” Meer en meer docenten vereisen onder andere doktersbriefjes om lessen te missen voor ze een lesopname ter beschikking stellen. “Tegelijkertijd kon je in de bachelor wel lessen missen zonder er al te veel gevolgen van te ondervinden. In al mijn mastervakken móést ik fysiek in de aula zitten, mee zijn met de leerstof, on top of it all zijn. Dat geeft druk, maar op een andere manier dan in de bachelor”, zegt Gitte. “Dat ik thuis zit met een burn-out op dit moment, ligt niet puur aan de studiedruk, in de bachelor noch de master. Het ligt meer aan de combinatie van alles: naast een fulltime opleiding heb ik twee studentenjobs en engageer ik me voor meerdere verenigingen.”

Olivia haalt aan dat ze nooit een burn-out heeft gehad, maar er wel dicht tegenaan heeft gezeten. “Zelfs niet per se door de werkdruk van mijn opleiding alleen. Ik engageer me binnen het studentenleven en dat doe ik graag, maar daarmee ben ik vooral begonnen omdat ik schrik had anders een te leeg cv te hebben om een job te vinden. Alles tezamen werd het op den duur te veel, waardoor ik heb moeten afbouwen omdat ik het anders niet meer aankon.” Deels komt dat uit competitiedrang, iets wat Olivia grif toegeeft. “Ik wil nooit fouten maken en liefst de beste van de klas zijn. In het middelbaar ging dat: de klassen zijn kleiner en de pakketten te doen. Aan de universiteit gaat dat niet meer, maar dat heb ik echt moeten ondervinden.” Zij is daar niet alleen in en ook in de master komt het terug.

 

schermstressen

Veel studenten halen ook het verschil tussen on-campus of online lessen aan. Een personeelslid van UAntwerpen haalde aan dat thuiswerk mag zolang het de goede werking van de campus niet hindert, maar dat het toch problemen geeft. “Zelfs met de beste wil van de wereld vallen er gaten,” zegt hij, “die dan door een paar medewerkers opgevuld moeten worden. Daardoor helt de werkdruk over naar een select groepje. Ik geloof dat de werkdruk minder zwaar zou aanvoelen als iedereen opnieuw op de campus zou werken en studeren.” Sommige studenten sluiten zich daarbij aan: ze kunnen gemakkelijker les volgen op de campus omdat ze daar beter kunnen opletten of omdat ze daar faciliteiten hebben die ze thuis niet hebben. Een stille werkruimte, betrouwbaar internet of zelfs maar anderen om zich heen hebben, zijn allemaal factoren waardoor een bruisend campusleven stress kan verlichten.

“Ik kreeg meer stress van online lessen”, zegt Benjamin, een masterstudent. “Presentaties bijvoorbeeld. Sommigen vinden dat gemakkelijker omdat je de tekst gemakkelijker kan aflezen, maar zelfs met die hulp had ik zo veel stress dat ik voor mijn scherm panikeerde. Mijn vrienden kunnen zien en naar een vertrouwd gezicht kunnen kijken helpt mij.” De rol van klasgenoten wordt vaker genoemd: zonder face-to-facecontact met medestudenten lijkt veel studenten een gevoel van overweldiging en eenzaamheid te bekruipen. Een medestudent een vraag over de leerstof stellen blijft laagdrempeliger dan een professor mailen. Toch blijft het dubbel. Irene getuigt dat haar medestudenten juist een drempel zijn om naar de lessen te gaan. Ze vertelt me dat ze weinig aansluiting vindt met haar klasgenoten, waardoor ze de lessen liever thuis volgt. Bachelorstudent Casper haalt aan dat het pendelen voor hem dan weer de druppel vormt: “Ik woon niet zo dicht bij Antwerpen en heb geen kot. Ik had veel meer tijd toen alle lessen online waren, nu ben ik opnieuw dagelijks minstens twee uur onderweg.”

Tijdens de coronaperiode groeiden studiegerelateerde Discordservers als paddenstoelen uit de grond. Nog altijd is een aantal daarvan actief, maar ook hun offlinecomponent kent succes. Veel studentenverenigingen organiseren studeersessies op een locatie op de campus. “Voor mij blijkt het cruciaal om ergens te studeren waar anderen zijn”, zegt Olivia. “Ik raak minder in een negatieve spiraal terecht als andere studenten om me heen ook bezig zijn met blokken.” Vloeberghs knikt. “Studenten geven aan dat dat werkt”, zegt ze. “Je ziet dat ook aan het succes van bibliotheken in examenperiodes. Studenten met faalangst, actief en passief, hebben veel aan studeren met anderen, of ze hen nu spreken of niet. Wie veel studeert, wordt gekalmeerd en voelt zich minder alleen. Wie passieve faalangst heeft, geeft aan dat het voor hen gemakkelijker wordt om aan het studeren te beginnen en het vol te houden.”

 

praesidiumperikelen

Actief zijn in het studentenleven levert globaal genomen extra werk op, ook al is dat werk vaak leuk. In het algemeen wordt er van je verwacht dat je aanwezig bent op allerhande evenementen en dat je je steentje bijdraagt aan het organiseren van die evenementen. Die last kan heel goed mee-, maar ook tegenvallen. “Ik zou minder gestrest zijn als ik niet actief was in het studentenleven”, zegt Olivia. “Ik zit in een bestuur en eerlijk? Achter de schermen is het een zootje. Ik heb het gevoel dat ik constant brandjes aan het blussen ben en daarnaast probeer om niets te laten uitschijnen naar de leden toe.” Het sentiment komt elders ook naar voren: in een praesidium of bestuur zitten kan zwaar en stresserend zijn. “Tegelijkertijd ben ik als mens gegroeid door in een bestuur te zitten”, vervolgt Olivia snel. “Ik ben beter bestand tegen stress en kan op een betere manier omgaan met mijn onzekerheden. Daarom vind ik het wat dubbel. Tijdens drukke periodes vervloek ik al mijn engagementen, maar ik denk dat het slechter met me zou gaan als ik het niet deed.”

 

Bij veel studenten merk ik een stuk schaamte. Passieve faalangst kan voor de buitenwereld op luiheid lijken.

 

In sommige kringen van het studentenleven heerst er een drankcultuur, waar een ontspanningsactiviteit bijna gelijkgesteld wordt met alcohol. Ook activiteiten waar drinken in principe niet centraal staat, krijgen vaak een staartje met een aantal meters bier. “Je hoort die verhalen inderdaad regelmatig”, zegt Irene. “Ik vind het jammer dat ik weinig tijd heb voor hobby’s door mijn studies, maar de studentenverenigingen die ik om me heen zie, interesseren me niet.” Gitte heeft een andere ervaring: “Oké, die drankcultuur is er, maar toch niet helemaal. Ik ken veel mensen die niet drinken en wel mee gaan feesten en cantussen. Ook zijn er veel studenten met een grote zelfbeheersing: als ze weten dat ze morgen helder moeten zijn, drinken ze één pintje en daar blijft het dan ook bij. Daar is in mijn ervaring veel respect voor.” Volgens Gitte komt het niet vaak voor dat wie niet of niet veel drinkt, lastiggevallen wordt om toch meer te drinken. “Ik heb soms het idee dat ik enigszins achterloop door actief te zijn in het studentenleven. Daarmee bedoel ik dat ik minder slaap heb, minder tijd heb en daardoor een beetje achterophink. Maar ik haal veel voldoening uit mijn engagementen. Dat is voor mij de grootste reden om het alsnog te doen.”

 

feestvarken of stresskonijn

Waar stress rondsluimert in de studentenbuurt, is het niet altijd evident om er iets aan te doen. “De drempel naar hulp is wat mij betreft te groot”, zegt student Hasse. “Zeker als je mooie resultaten hebt, is er geen duidelijke ‘reden’ om naar het STIP te stappen. Ook mentorgroepjes en dergelijke hulpmiddelen moeten allemaal uit eigen initiatief komen, waardoor het aanvoelt als iets ‘speciaals’.” En dan gebeurt dat niet. Ook Gitte ziet drempels: “Mentale gezondheid is niet in alle kringen bespreekbaar. Zeker bij mannen, heb ik gemerkt. Niet allemaal natuurlijk, ik heb mannelijke vrienden die erg open zijn, maar ik heb bijvoorbeeld ook een vriend die al jaren last heeft van zware PTSS, maar daar niet over wil praten met zijn vrienden. Hij zegt dan dingen als ‘Ja, maar da’s niet belangrijk, da’s mijn probleem’.”

Irene haalt aan dat ze graag hulp wil, maar niet weet waar ze terecht kan. “Er wordt veel reclame gemaakt over het STIP, maar ik vind dat niet toegankelijk. Je moet veel stappen doorlopen voor je een afspraak hebt of een workshop kan volgen en de informatie vind je niet gemakkelijk terug. De mail schrijven alleen al houdt me tegen.” Ook het feit dat ze niet zou weten bij wie ze een afspraak heeft gemaakt, vindt ze moeilijk. Maar ook buiten de universiteit is het lastig. “Er zijn veel wachtlijsten en het is duurder. Ik denk dat de hulp die je bij een externe psycholoog krijgt van hogere kwaliteit is, maar je moet er ook nog geraken.”

Volgens de studentenpsychologen is de drempel om hulp te zoeken in het algemeen juist verlaagd. “Sinds corona is het meer bespreekbaar geworden”, zegt Vloeberghs. “De drempel om hulp te zoeken en toe te geven dat het lastig is, is gedaald.” Tegelijkertijd merkt De Vreese in individuele gevallen dat dat niet altijd het geval is. “Maatschappelijk gezien is het misschien gemakkelijker geworden, maar er zijn nog veel mensen die om allerlei redenen – van opvoeding tot voorgaande slechte ervaringen – het erg moeilijk vinden om toe te geven dat er iets scheelt.” Mentaal welzijn in het algemeen is bespreekbaarder geworden, maar rond bepaalde problematieken ligt toch nog enig taboe. De Vreese: “Neem nu zoiets als passieve faalangst. Iemand die daarmee worstelt, krijgt gemakkelijk het etiket van ‘lui’ of ‘een feestbeest’ opgeplakt, terwijl het wel echt om iets moeilijks gaat om mee om te gaan. Je hebt nog altijd het idee dat, als je iets genoeg wil, je het wel zal kunnen, terwijl het in de praktijk niet zo eenvoudig is.”

Wie zulke labels opgeplakt krijgt, wacht soms lang voor de stap naar hulp wordt gezet. “Intern proberen we rekening te houden met alle mogelijke drempels”, zegt De Vreese. “Op dat punt willen we input van studenten: wat houdt hen tegen om hulp te zoeken, wat kunnen wij doen?” Over de communicatie van hun dienst is lang nagedacht, zodat de informatie en manier van uitleggen zo drempelverlagend mogelijk werkt. Vloeberghs licht toe: “We werken met een getrapt systeem, zodat studenten niet meteen de stap moeten zetten om een individuele afspraak te maken. Zij kunnen ook beginnen met een online programma rond faalangst doorlopen of deelnemen aan een online tips & tricks-sessie over stress. Als dat niet voldoende is, kunnen ze een workshop van vijf sessies volgen of intekenen voor een individuele begeleiding.” Alleen die laatste trap, individuele psychologische begeleiding, is betalend. Alle andere vormen van ondersteuning zijn gratis.

 

zonder schaamte

Dit was een relatief kleine rondvraag, verspreid over alle campussen van UAntwerpen. Waar ik zonder vooropgestelde ideeën ben begonnen – wie weet ben ik gewoon een gigantisch stresskonijn en kan al de rest er prima mee om – bleek snel dat enorm veel studenten last hebben van de stress die gepaard gaat met het student zijn. Ook is er een grote groep die kampt met faalangst, passief en actief. Moeten we er zomaar mee leren leven en zijn we anders slechte studenten? Moeten we het echt allemaal alleen doen? De drempel naar hulp is kleiner dan hij lijkt. Er valt veel steun te halen uit de vriendenkring en medestudenten; ook het STIP staat klaar als je denkt die hulp nodig te hebben. Schaamte is nergens voor nodig. Het nodige doen om je mentale gezondheid onder controle te houden, is dat wel.