meandertaler

editie 3

04/12/2022
🖋: 

Toen de dieren nog spraken, begon de homo sapiens sapiens ermee. Taal bleek een nuttig instrument om allerlei dingen mee te regelen, dus de meme die ze uiteindelijk is, overleefde het om met de soort samen te vallen. Zo werden woorden de kroning van de menselijkheid, het ideale medium om zowel noodzakelijkheid als je eigen noden op te enten. Onze meandertaler hoopt daarom met zijn zwelmend gezwalm eindelijk toe te kunnen treden tot de hoogste klasse der mens: de pseudo-intellectueel.

Het is de trouwe lezer van deze kutcolumn misschien al opgevallen dat ik graag uit mijn nek loop te lullen. Je zou bijna kunnen zeggen dat het het hele punt van de hetze net is, een megalomaan staaltje zeik-roer-me-niet, waarbij het thema 365/365 draait om een abstracte – al dan niet existentiële – ‘Angst’ te overwinnen met (zo hoopt de auteur dan) even abstracte ‘Woorden’ – die vaak allesbehalve existentieel zijn en bij tijden en stonden zelfs helemaal niet existeren; lege symbolen die voornamelijk conventie uitdrukken, met andere: leestekens.

Karakteristiek is evenzeer de analyse die ik juist maakte er een die ik me zonet bedenk. Ik neem je namelijk niet meer mee naar rommelige supermarkten of chirurgische kotkamers, maar naar de ordelijke chaos van de schrijftafel. Dat de schrijftafel een IKEA-stuk betreft, bedekt met een scherm, lang voorbijgeserveerde koffietassen, een coronatest en een veel te dun Apple-klaviertje dat een hoogst irritant geluid maakt elke keer als ik iets bedenk en bovendien bedolven is onder aantekeningen op servetten, een tafel die bestaat zonder er zelf enige erg in te hebben, in een redactielokaal waar ik op dit uur niets te zoeken heb... dat alles, is evengoed niets bijzonders. Wel nieuw voor deze zaterdag-op-zondagnacht is dat ik voor een keer eens geen stuk in mijn kloten heb, enkel in mijn vingers.

Het was een mooie studentenweek voor mijn meanderende zelfbeeld: veel zinloosheid om toe te drinken, veel meer om niets over te laten vallen, veelzeggende verhalen die door elkaar lopen en samenkomen in een punt van absoluut nul. Want het Absolute is altijd onzinnig. Als we naar nergens, hypochondrische psychoot die we wezen, een of andere relationele verwijzing maken, waar gaat het dan over? Het is pas door het relatieve te omarmen dat je eindelijk iets te zeggen hebt.

“Maar”, hoor ik het stille, aand-achteloze, toekomstige, lichtjes door mijn vooruitschuivende constructies – mijn uitstelgedrag is zo extreem dat zelfs mijn zinnen eronder lijden – geïrriteerde publiek denken, “zo haal je altijd, en dus absoluut, gelijk.” Ja, het zou maar erg zijn, als we zelfs in onze eigen column geen gelijk hadden. Alle waarheid is een paradox, als dat tegenstrijdig klinkt voor jou...

Ook heel dit opzet neigt naar zelfbevestiging. Dat het narratief elke keer verandert, is in dat opzicht uiteindelijk gewoon de meanderende rivier waaruit druppels vermeende wijsheid langs de oevers neerdalen om tot slijk te verworden in de zandbodems van de leest. Het verhaal is dat het enige wat moet vermeden worden een verhaal zelf is. Ik verwijs naar de vorige alinea als je zulke paradoxen problematisch vindt.

Verhalen geven betekenis, maken ons tot mens, zeggen mensen. Als dat waar is, zijn schrijvers dan Goden? Of eerder boulimiepatiënten die een obsessieve drang voelen om zich te doorvoeden met betekenis, ze herkauwen en opnieuw uitspuien als een schaamtestuk van zichzelf. Eindelijk loslaten, natte woorden laten vallen op een manier die nooit de bedoeling is geweest. Maar achter de woorden die we mondig maken, zit uiteindelijk even weinig teleologie als het voedsel dat we tot ons nemen. De wereld is niet voor ons gemaakt; wij zijn gemaakt naar haar grenzen. Dat besef maakt ons meer tot mens dan elk verhaal. Veel meer valt er niet te zeggen.