Rector Herman Van Goethem viel volledig uit de lucht toen zijn zoon vijftien jaar geleden uit de kast kwam. Ondertussen is hij echter ambassadeur van Trotse Ouders, een organisatie van ouders van LGBT-kinderen die hun steun betuigen. Dat maakt van hem de ideale persoon om eens samen te zitten met zeven LGBT-studenten voor een openhartig gesprek.
“Ik had het nooit opgemerkt en dat is dan ook wat mij het meest van al raakte”, vertelt Van Goethem. “Joos speelde als kind met barbiepoppen dus ik dacht: hij valt op prinsessen, hij is dus hetero. Mijn vrouw had zich wel al eens afgevraagd of de realiteit niet anders was, maar dat geloofde ik toen niet. Uiteindelijk blijft hij wel dezelfde zoon, alleen hebben we nu een andere kijk op zijn identiteit.” Dries herkent zich ergens wel in het verhaal van Joos: “Ik speelde ook met barbiepoppen. Toen ik uit de kast kwam op mijn veertiende was mijn mama er snel oké mee. Mijn papa wist niet goed wat ermee te doen of hoe zich te gedragen. Later accepteerde hij het wel. Omdat ik zelf nog maar weinig homojongeren of coming-outs op tv had gezien, wist ik ook niet goed hoe ik mij moest gedragen. Ik had geen idee wat ik moest verwachten na de coming-out. De coming-out zelf was wel relatief makkelijk.” Eva’s verhaal is wat recenter: “In oktober heb ik tegen mijn ouders verteld dat ik biseksueel ben, nog maar een week geleden vertelde ik het tegen mijn centrale vriendengroep.”
Ik ben die dag huilend thuisgekomen, niet wetend wat te doen.
Niet alle coming-outs verliepen positief. Willem, die niet aanwezig kon zijn, deelde ook zijn ervaring: “In het begin was mijn coming-out hard en gepusht van buitenaf. Maar mijn ouders reageerden wel heel open en supportive. Ze waren wel bang voor de reactie van anderen. Ook toen ik een relatie had, was er totaal geen probleem, ik kon hem gewoon mee naar huis nemen. Op dit moment loopt alles heel vlot.” Soms reageren ouders er geschrokken op of begrijpen ze het niet, zoals bij Tom: “Toen ik het in 2013 aan mijn ouders vertelde, geloofden ze me niet. Dus toen ben ik weer in de kast gekropen en heb ik weer met meisjes gedatet. Dat heeft even geduurd, maar toen ik op Erasmus ging ben ik daar de juiste mensen tegengekomen.”
Niet iedereen maakte het al volledig openbaar. Arthur is al even uit de kast, maar koos ervoor geen ‘grote’ coming-out te hebben. “In het derde middelbaar besefte ik plots dat ik verliefd was op een jongen. Ik ben die dag huilend thuisgekomen, niet wetend wat te doen. Die avond kwam mijn mama toevallig iets ophalen en zag ze mijn rode ogen. Een paar dagen later heb ik het aan haar verteld, even daarna aan mijn papa. Sindsdien stapsgewijs, maar ik vertel het alleen als ik het relevant vind."
LGBT op tv
Na hun coming-out is het voor LGBT-jongeren nog niet gedaan, dan begint de zoektocht pas echt. Zo blijkt representatie in de media voor iedereen een belangrijk thema, met een grote impact. Tom vertelt dat zijn ouders bij zijn coming-out verwezen naar de homo’s op tv, die vaak erg vrouwelijk waren. "Ze wezen me er dan op dat ik helemaal niet zo was." Dit deed hem weer twijfelen, want zo voelde hij zich inderdaad niet. “Dat stereotiepe beeld kan hardnekkig zijn”, vertelt Dries. “Vroeger kreeg ik vaak te horen dat ik helemaal niet 'zo' homo was als de homo's op tv. Je moet dat dan accepteren als compliment, terwijl je wél even homo bent, want je valt op mannen. Dat vond ik toen heel moeilijk, en dat lag aan de representatie. De manier waarop LGBT-personen gerepresenteerd worden is erg belangrijk.” “Het is fijn om je te kunnen identificeren met iemand op tv. Als holebi is dat niet zo vanzelfsprekend. Er zijn veel minder personages om uit te kiezen en als ze ook nog eens zo stereotiep zijn, is dat zeker moeilijk. Op dat vlak is er wel al vooruitgang”, vindt Arthur.
dubbelzinnige Pride
Niet alleen in tv-programma’s kan LGBT anders gerepresenteerd worden. In juni, tijdens Pride, komt homoseksualiteit ook erg prominent in de media. Hier heerst echter veel discussie rond. “De Gay Pride is goed voor representatie, maar brengt ook wel uitspraken mee zoals: ‘Ben jij homo? Dan zal je ook wel graag met pluimen in je gat staan dansen'”, stelt Louis. “Dat komt doordat de media enkel de opvallendste mensen tonen, terwijl er veel meer ‘normale’ mensen wandelen in de stoet”, voegt Dries toe. “En dat beeld bevestigt dan weer het ‘extreme’ stereotype”, knikt Van Goethem. “Over het algemeen merk ik ook in de hele homogemeenschap een duidelijke afkeer voor die echt ‘nichterige’ homo, wat problematisch is, omdat je dan een soort homofobie hebt binnen de homogemeenschap”, zegt Dries.
“Toch blijft Pride belangrijk, het is hét moment om de overheid te wijzen op de problemen die er wereldwijd nog steeds zijn. Kijk naar IS die homo’s van gebouwen gooit. Net dat is het belang van Pride, en dat gaat verloren in de representatie”, vervolgt Dries. Ook Arthur gaat akkoord: “Daarom ben ik heel blij met Pride Month, los van de Pride-stoet, omdat we het echt nodig hebben. We zijn wereldwijd nog lang niet waar we moeten zijn. Ik word dan ook bijzonder kwaad van mensen die afkomen met ‘en Straight Pride Month dan?’, omdat zij het allesbehalve nodig hebben. Alle andere maanden van het jaar is het al Straight Pride Month. Dat geldt ook voor mannen die een mannendag nodig hebben.”
voetballende meisjes
Eva had het ook moeilijk met het stereotype: “Mensen knopen er voorspellende waarden aan vast. Een meisje dat geen rokken draagt, die zal wel lesbisch zijn. Dat stoort mij erg. Ik ken genoeg meisjes die liefst broeken dragen en hetero zijn.” "Toch zijn er onderzoeken die erop wijzen dat het speelgoed van kinderen een indicatie kan zijn", vertelt Van Goethem: “De hypothese is dan dat jongens van nature uit voetballen en meisjes met poppen spelen, en dat als een kind daarvan afwijkt, de kans op een andere geaardheid groter is.” Dries werpt tegen dat dat meer op genderrollen gebaseerd is dan op geaardheid: “Kan kloppen, maar als de volgende generatie haar kinderen anders opvoedt en minder verschil maakt tussen jongens- en meisjesspeelgoed of -hobby’s, kan dat wel betekenen dat die statistische kans verdwijnt.” Van Goethem stemt in, maar denkt toch dat jongens en meisjes andere karaktertrekken hebben en er dus altijd verschillen zullen blijven. “Antropologisch gezien is het namelijk logisch dat jongens stoere sporten willen doen.”
Eva: “Wat dan met degenen die passen binnen hun genderrol, maar wel homoseksueel zijn? Helemaal niet alle meisjes die op meisjes vallen willen voetballen of dragen mannelijke kleding. Dat is dan toch een groep uitzonderingen op die hypothese? Door seksualiteit af te leiden uit iemands uiterlijk, maak je het de mannelijke, stoere homo moeilijker om uit te komen voor zijn seksualiteit omdat hij niet binnen het stereotype past.”
biseksualiteit als fase
Dries vraagt zich af of ‘bi zijn’ soms lastig is. “Vrienden van me die bi zijn en thuiskomen met iemand van het andere geslacht krijgen soms de opmerking te horen dat ze dan toch hetero zijn. Ouders hebben het er blijkbaar moeilijk mee dat je ‘tussenin’ zit.” Eva bevestigt: “Ik ben nog niet officieel thuisgekomen met iemand, maar ik merkte in het begin wel dat mijn papa onbewust toch hoopte dat ik me vergiste, ‘omdat het nog niet bewezen is’. Ongewild stuurde hij me die boodschap door bijvoorbeeld knappe mannen aan te duiden, maar nooit knappe vrouwen. Om deze gedachtegang tegen te gaan heb ik heel erg beklemtoond dat de kans dat mijn toekomstig lief een meisje zou zijn erg groot is. Dan kon hij die optie moeilijker negeren. Op die manier is een coming-out als bi wel verschillend, denk ik, omdat je dat ‘dubbel’ deel geloofwaardig moet maken.”
Als ik bi was, kon ik nog altijd terug gaan naar de meisjes en waren de jongens gewoon een fase.
“Het idee dat een andere seksualiteit een fase is, is nog erg aanwezig. Dat je het niet kan weten als je het niet allebei geprobeerd hebt, heb ik vaak gehoord”, zegt Dries. Van Goethem vindt dat geen goede reactie: “Als je uit de kast komt, heb je er meestal wel goed over nagedacht en weet je wat je zegt. Volgens mij is het nooit aangewezen om een andere geaardheid weg te zetten als een fase.” “Ja, maar ik herken dat wel. Ik zei dat tegen mezelf in het begin, ‘je bent bi’. Als ik bi was, kon ik nog altijd terug gaan naar meisjes en waren de jongens gewoon een fase. Ik probeerde dat gevoel te onderdrukken, ik kon het niet accepteren”, legt Louis uit.
Als afsluiter wijst de rector de studenten op de toch al erg verbeterde situatie: “Ik denk dat jullie erg blij mogen zijn dat jullie nu opgroeien en niet vijftig jaar geleden. Bij sommigen ging het uit de kast komen bijna vanzelf, bij anderen hebben ouders meer tijd nodig gehad, maar al bij al … Ik denk wel dat de lastige aspecten niet zullen verdwijnen, omdat je niet de norm bent. Uiteindelijk is de samenleving geënt op een idee van voortplanting, dat is natuurlijk heteronormatief.” Laten we vooral onthouden dat het nog niet allemaal rooskleurig is, en dat ruimte voor gesprek essentieel is. Wij kregen alvast zin in meer!
Om het gesprek zo openhartig mogelijk te laten verlopen en om de anonimiteit van de studenten te respecteren zijn de namen in dit artikel niet de echte namen.
Wil jij meer weten over coming-outs of seksualiteit?
http://www.weljongniethetero.be/forum/
- Login om te reageren