identiteit en pointe

kunst op de campus

19/06/2020
đź–‹: 

Soms kan kunst bevreemdend werken. Meer dan eens kunnen we ons afvragen wat een kunstwerk nu eigenlijk is, wat het moet voorstellen en of het zelfs kunst is. Welk verhaal moeten we erin lezen? De campussen van UAntwerpen staan vol kunstwerken, maar of er veel studenten zijn die ze goed bekijken, valt te betwijfelen. Nu we zelfs geen poging tot museumbezoek meer kunnen wagen, komt het erop aan om maar braaf in ons kot te blijven en daar op queeste te gaan, op zoek naar veel te lang over het hoofd geziene kunstwerken. Nu ja. Als ze tegen het einde van de lockdown ons strot niet uitkomen dan.

Sinds kort pronkt Edgar Degas’ Danseuse basculant aan mijn slaapkamermuur. Weliswaar een replica, maar het hangt er, over mijn slapende foetushouding heen kijkend als een benevolente surveillant. Haar linkerhand reikt zelfs naar me, alsof ze naar me wuift. De ster van het podium begroet haar fan, beschermt het wicht dat haar zo misogyn kocht, immer vergevingsgezind. Op de slavenmarkt van Bol.com dan nog. Dat heeft toch geen stijl? Maar het gehele gebrek aan fatsoen houdt haar niet tegen. Ze hangt er nog altijd, de engelachtige glimlach siert haar bleke gezicht en zij siert mijn wand. Een transactie van de apathische soort, zij het evengoed ontroerender dan ik vermoeden kon.

Haar schepper Edgar Degas was een Franse schilder en beeldhouwer, geboren in 1834 en ter ziele gegaan in 1917. Als een van haar meest prominente leden vertegenwoordigde hij het impressionisme, een kunststroming die de vluchtigheid van de moderne wereld vastlegt in haastig ogende penseelstreken en levendige kleuren. Het hedendaagse stereotypebeeld van de ernstige schilder met zijn ezel in de hei vloeit voort uit de stroming: ateliers kwamen niet aan bod als de impressies op het canvas dienden te verschijnen zoals beelden op ons netvlies. Degas zelf staat bekend om balletscènes en zijn composities vol beweging zonder veel aandacht voor de achtergrond. De heer zou het zelf nooit zo cru verwoorden, maar uiteindelijk is de voorgrond het enige wat de toeschouwer hoeft te zien. Je richten op de achtergrond, het hele plaatje willen zien is voor de zielenpoten die in het verleden leven. Het impressionisme draait om het hier en nu, om momenten schetsen en daarmee meer over de échte wereld zeggen dan alle gestileerde stillevens ooit zouden kunnen doen.

Van alle impressionisten zat Degas het meest dwars. Niemand anders bokte zo veel als hij tegen de hem opgelegde verwachtingen, hem met tegenzin toegeworpen na één pietluttige expositie met Monets Impression, soleil levant in de zaal. Zo schilderden veel impressionisten met korte penseelstreken, vingen ze hun beelden in snelle strepen, terwijl Degas zeker in zijn balletschilderijen zijn penseel langer uitstrekt. Danseuse basculant uit 1883 is daar een goed voorbeeld van. De danseres begint nét te dansen en de lange penseelstreken aan de tutu accentueren die beweging. Ook zijn werkwijze was anders: hoewel hij zijn schetsen wél en plein air tekende, schilderde hij zijn eindresultaat nog altijd in een atelier. Bijgevolg weigerde Degas zichzelf de geuzennaam van zijn tijdgenoten toe te kennen. Heilig hield hij vast aan de classicistische stroming. De zuiverheid van de klassieke meesters was het hoogste goed: geen betere afgoden dan eenvoud en symmetrie.

En toch, nu is Degas een van de grote impressionisten. Wie je zelf wil zijn, heeft weinig te maken met wie je in werkelijkheid bent. Mijn danseres kan ervan meespreken. Want wat wil zij? Wil zij naar me kijken terwijl ik slaap, wil ze ooggetuige zijn van alle menselijke rites in de eenentwintigste eeuw? Van de klachten om niets tot de traantjes om alles? Van het gewoel tot diep in de nacht, van de onbewuste lachjes om ochtendlijke sms’jes, van de masturbeerideeën en de kortstondige openbaringen in profetische dromen die me later nooit bijblijven? De bezoekers die komen en gaan, de duizenden projecten en testen en examens die belangrijk zijn voor een week of twee om daarna weer geheel vergeten te worden? Is dat wat ze van haar leven verwacht, die vergankelijkheid van elke prioriteit? Of is de continue beweging die Degas haar gaf nu eenmaal het lot waarmee ze zich tevreden moet stellen? Haar verstilde perpetuum mobile aan mijn slaapkamerwand, is dat een vloek of een zegen?

Ik stel de vragen wel, maar niet aan haar. Zij mag zich genegeerd voelen, door haar schepper en door haar toeschouwers. Wie zij is, wat zij wil, komt niet aan bod. Degas’ pastelkleuren schilderden een beeld van haar en haar publiek schetst in elke lijn een karikatuur van de danseres, eenvoudigweg omdat elke gegadigde zich de ersatz-god waant die haar identiteit mag uittekenen, zwart op wit. Wie de lieftallige ballerina ook in werkelijkheid was, ze verkocht haar ziel toen ze Degas toestond haar te vereeuwigen. Haar individualiteit is de impressie die nieuwsgierige aagjes van haar hebben. De prijs van in het hier en nu leven is de slotsom die de toekomst opstelt. De vraagt dreigt ons nooit te verlaten. Wat is de correcte respons: de glorie van de eeuwigheid met het risico op een ongewenste vertolking, of de oneindige vergetelheid van de naamloze doden? Bestaat er een juist antwoord? Ik kijk naar mijn danseres. Ze glimlacht in dezelfde adem weg.