ge hadt beter geen dt-fouten gemaakt

28/11/2017
🖋: 

Er is ons in het leven al heel wat wijsgemaakt. “Sinterklaas bestaat!”. “De paashaas heeft die chocolade-eitjes hier gelegd!’. “Oma is nu een sterretje aan de hemel!”. “De tandarts gaat je geen pijn doen!”. “De verleden tijd is nooit met een –t!”. Nu blijkt zelfs dat laatste een leugen te zijn.

Ik dacht dat ik de dt-regel onder de knie had. Ik heb vier jaar Taal- en Letterkunde gestudeerd, heb die afgesloten met een master Nederlands, ik schreef nota bene mijn thesis over dt-fouten. Ik dacht dat ’t kofschip voorgoed uitgevaren was (of het fokschaap in zijn stal opgesloten, voor de dierenliefhebbers). Als ik soms toch twijfel, zijn de smurfen nog steeds mijn beste vrienden (ik smurf, jij smurft, hij smurft,…), maar ik was er wel heilig van overtuigd dat de onvoltooid verleden tijd nóóit met een –t geschreven werd. Mijn ego kreeg een serieuze deuk, vorige week.

 

Want, verrassing! De OVT is bij ‘gij’ wél met een -t. Juist is dus ‘gij werdt vorige week van uw sokken geblazen van wat die dt-regel nog voor ons in petto zou hebben’ en ‘gij hadt toch zeker niet gedacht dat gij met uw thesiske over dt-fouten een dt-expert waart?’. Het Nederlands heeft me goed bij mijn kloten, sorry voor mijn taalgebruik. De smurfen hadden mij hier niet bij kunnen helpen, want ‘smurfen’ is een zwak werkwoord, dat ‘gij smurfte’ zou krijgen. Het zijn nu net die sterke werkwoorden (zoals ‘hebben, wat ‘had’ wordt en dus volledig van vorm verandert in de OVT) die zogezegd nooit met een –t geschreven zouden moeten worden. Bij ‘gij’ wél dus: die persoonsvorm is áltijd met een –t. Gelukkig dat ik nog niet te vaak ‘gij’ in schrijftaal gebruik, anders was ik zeker door de mand gevallen.

 

Nu dachten enkele onwetenden, zoals ik vroeger was, Griet Op de Beeck te kunnen betrappen op dat door de mand vallen. Zij gebruikt in haar nieuwe boek Het Beste Wat We Hebben de ‘gij’-vorm, en ze doet dat juist. Maar omdat ‘gij vondt’ en ‘gij hadt’ er een beetje raar uitzien, kreeg ze nogal wat, onterecht, betweterige reacties over zich heen. “Beetje jammer dat mensen het niet even opzoeken als ze er zich vragen bij stellen”, zegt Op de Beeck. Jeroen Olyslaegers maakte iets gelijkaardigs mee, maar dan omgekeerd. Hij had in zijn roman Wil bewust de –t weggelaten bij ‘gij’ in de verleden tijd. Ook hij kreeg hier kritiek op. “Gij zoudt geen dt-fouten schrijven, maar gij hebt dat toch gedaan, en gij hadt daar geen reden voor, tenzij wat leesgemak.”, laat Olyslaegers weten. Hij had het dus gedaan om de onwetenden niet weg te jagen of te verwarren, en koos voor de regel die de meeste mensen als juist percipiëren. Dit is inderdaad een interessant vraagstuk: schrijven we bewust dt-fouten, voor het leesgemak? Of schrijf je alles correct, en riskeer je dat de lezers je beschuldigen van het niet beheersen van de dt-regel, terwijl zij hem eigenlijk zelf niet onder de knie hebben? Ik opteer voor het laatste, want door bewust dt-fouten te schrijven, maak je het probleem enkel groter. Gij zoudt dus beter een –t schrijven bij ‘gij’ in de verleden tijd, ook al maakte je juf je vroeger iets anders wijs.